Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
16 oktober 2010

Naar de speeltuin!

Andere Tijden14 oktober 2010, klimkoepel
Bekijk Video
25 min

Vader Klaren

Niet de jeugd is misdadig, maar de samenleving want zij ontneemt de jeugd alle gelegenheid tot spelen, tot goede lichamelijke ontwikkeling. Geef de jeugd gelegenheid zich lichamelijk te ontwikkelen en dit te doen samengaan met haar geestelijke ontwikkeling, en ‘t zal de jeugd verheffen.’ U.J. Klaren 1899.

In 1902 opende de eerste Nederlandse speeltuinvereniging haar poorten aan de Czaar Peterstraat in Amsterdam. Het was niet toevallig dat oprichter Uilke Klaren zijn levenswerk daar volbracht zag. In deze arbeidersbuurt bestond er voor kinderen nauwelijks speelgelegenheid. Samen met buurtbewoners richtte hij een vereniging op die meer wilde dan alleen een veilige speelplek voor kinderen in de buurt. De vereniging wilde algemene opvoeding geven, lichamelijke en geestelijke vorming en allerlei mogelijkheden tot ontspanning. Daarbij werden niet alleen jonge kinderen maar ook de oudere jeugd en zelfs volwassenen betrokken.

De eerste speeltuinen waren ruim opgezet met houten toestellen die vaak leken op wat er in de gymzaal te vinden was: rekstokken, ringen en klimrekken. Vanaf de jaren twintig worden de houten toestellen meer en meer vervangen door metalen toestellen. Die vormen het beeld van de speeltuin zoals we die nog steeds kennen, met schommels, glijbaan, klimrekken en een wip. Na 110 jaar is goed te zien dat in het huidige speeltuinwerk diezelfde functie nog steeds bestaat. De speeltuin neemt daar zelfs een duidelijke buurtfunctie in met excursies voor de kinderen, spelletjesavonden voor volwassenen en Sinterklaasfeesten voor het hele gezin.

Andere Tijden, 14 oktober 2010, speeltuin

Nuso

Het aantal speeltuinverenigingen nam in de jaren twintig en dertig toe tot 110 en dat leidde in 1931 tot de oprichting van de Nederlandse Unie van Speeltuinorganisaties, de NUSO. Naar goed Nederlands gebruik was ook het speeltuinwerk verzuild; zo richtten de katholieken in 1949 hun eigen koepelorganisatie op. Het speeltuinwerk voor de oorlog kan worden gezien als een beweging zoals die ook op andere gebieden te zien was. Enerzijds bedoeld als beschavingsoffensief, om de stadskinderen in de arbeidersbuurten te beschermen tegen de verlokkingen van de stad en hen een veilige, omheinde speelplek aan te bieden. Daarbij werden de ouders betrokken die via het lidmaatschap aan de vereniging werden gebonden. Allerlei overlegorganen en tijdschriften zagen het licht en jaarvergaderingen en manifestaties werden druk bezocht. Nog steeds wordt op de derde zaterdag van juni de stichting van de eerste speeltuinvereniging herdacht als Vader Klarendag.

Andere Tijden, 14 oktober 2010, speeltuin 50s

Publieke Werken

Met de oprukkende auto in het straatbeeld werd de speelruimte van kinderen sterk ingeperkt en werd spelen op straat onveiliger. De gezinnen waren na de oorlog nog kinderrijk en de woningen klein. De smalle stoepen werden ingepikt door de auto en vrije landjes in de stad werden in rap tempo dichtgebouwd. “In menig dichtbebouwde wijk van Amsterdam mist de jeugd vrijwel elke geschikte gelegenheid voor spel en ontspanning in de open lucht. Vooral voor de kleinere kinderen, tot een leeftijd van 6 a 8 jaar, die niet zonder toezicht ver van huis kunnen gaan, bestaat weinig andere speelgelegenheid dan “de straat”, d.w.z. het trottoir, de stoep, de goot, en soms een boomkrans met wat aarde.” De Amsterdamse Dienst Publieke Werken signaleerde dit verschijnsel en kwam in 1949 tot de conclusie dat daar voor haar een schone taak was weggelegd.

Waren de speeltuinen voor de oorlog nog opgezet voor een hele wijk waar je lid van moest zijn, na de oorlog ontstond er de openbare, buurtgerichte speelplaats.

<p>Aldo van Eyck</p>
Aldo van Eyck

Aldo van Eyck

In 1947 treedt de jonge architect Aldo van Eyck vlak na de oorlog in dienst bij de Amsterdamse Dienst Publieke Werken. Zijn eerste opdracht is om een speelplaats te ontwerpen in Amsterdam-Zuid. Van Eyck zal in de bijna dertig jaar dat hij opdrachten uitvoert voor de Dienst, 860 speelplaatsen voor de hoofdstad ontwerpen. Daarvoor had Van Eyck de tijdgeest mee. Het besef dat kinderen licht, lucht en ruimte nodig hebben en het pleidooi voor een meer ontspannen manier van opvoeden, zoals bepleit door de Amerikaanse kinderarts Spock, gaf hem letterlijk de ruimte om speelplaatsen in te richten. Zijn ontwerpen bevatten telkens vaste elementen. Zandbakken waren van beton, met in de bak zelf enkele ronde betonnen speeltafels. Zijn klimrekken werden uitgevoerd in aluminium, nadat bleek dat staal ging roesten. Opvallend waren vooral aluminium klimkoepels in iglovorm. Van Eyck vond het belangrijk dat ouders betrokken werden bij het spel van hun kinderen. Daarom plaatste hij altijd zitbankjes rondom de speelplaats.

Generaties kinderen zijn groot geworden met zijn speeltoestellen, die door heel Nederland werd geplaatst. Tegenwoordig zijn er van de 860 speelplaatsen nog maar enkele overgebleven. In de Amsterdamse wijk Slotervaart werd in het ‘Speelruimteplan 2009’ gesteld dat Van Eycks speelplaats moet worden gehandhaafd als ‘cultuurhistorisch monument.’ En ook het Rijksmuseum wil graag een object van Van Eyck verwerven voor de collectie Nederlandse geschiedenis.

Andere Tijden, 14 oktober 2010, speeltuin kleur

Attractiebesluit

Hoorde een bult of een gat in je knie vroeger gewoon bij de totale speelervaring, gaandeweg kreeg veiligheid in de speeltuin meer aandacht. Het aantal ongevallen nam toe en daar kwam in de media ook veel aandacht voor. De ongevallen hadden te maken met achterstallig onderhoud bij speeltuinen, vooral bij die die in de jaren zeventig opnieuw houten speeltoestellen hadden aangeschaft. Deze speeltoestellen waren kwetsbaarder dan die van aluminium. De Stichting Consument en Veiligheid trok aan de bel en ook in Den Haag kwam men tot het besef dat er iets moest gebeuren om de toename van ongevallen tegen te gaan. In 1997 werd het Attractiebesluit ingevoerd, waarbij de Keuringsdienst van Waren controles moest gaan uitvoeren in speeltuinen.

Voortaan moesten speeltoestellen voldoen aan strenge veiligheidseisen. Glijbanen moesten bijvoorbeeld horizontaal beginnen en eindigen. Ook werden hekken geplaatst om schommels om botsingen te voorkomen. Probleem voor veel speeltuinverenigingen was dat zij voor de noodzakelijke vervanging van speeltoestellen geen geld hadden. Bedragen van 100.000 gulden waren gangbaar en dat geld kon niet of nauwelijks worden opgehoest. Dat leidde soms tot sluiting van speeltuinen maar vooral tot lege plekken.

Toch is het aantal ernstige ongevallen verminderd, met dank aan de vele verbeteringen aan speeltoestellen en de ondergrond van speeltuinen. En zo zijn de 950 speeltuinverenigingen en de vele speelplaatsen toch weer de veilige plek geworden waar onze kinderen naar hartenlust kunnen schommelen en klimmen.

Regie: Femke Veltman
Research: Hasan Evrengün

Geïnterviewden Bronnen
  • Tess van Eyck
    Tess van Eyck
  • Natasja Meijer
    Natasja Meijer
  • Eppo Kaldijk
    Eppo Kaldijk
  • Cees Kramer
    Cees Kramer
  • Arie Bezemer
    Arie Bezemer
  • Nicolaas Olie
    Nicolaas Olie
  • Af en toe met pa en moe

    P. Selten, C. Adriaanse en B. Becker, Af en toe met pa en moe: De speeltuinbeweging in Nederland 1900-1995 (Utrecht 1996).

  • Geef de jeugd speeltuinen!

    E. Rubbens-Franken, Geef de jeugd speeltuinen! (1950).

  • Aldo van Eycks speelplaatsen

    ‘Aldo van Eycks speelplaatsen’, F. Voogd in: Ons Amsterdam (juli-augustus 2010).

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: