De woelige jaren ’60 begonnen niet in de stad maar met een opstand van boeren op het Drentse platteland.
Inzet van de strijd was een heffing van het Landbouwschap: een soort van belasting die aan boeren werd opgelegd.
Onder leiding van boer Hendrik Koekoek vochten boeren deze principekwestie tot het bittere einde uit. Op 6 maart 1963 werden drie boerengezinnen in Hollandscheveld met huisraad, koeien en kippen op straat gezet.
Het was de koudste winter van de afgelopen eeuw. Het gezag trad op met harde hand. Honderden politieagenten, uitgerust met karabijnen en traangas, leverden een ware veldslag met de menigte boeren. Uiteindelijk moesten de boeren hun nederlaag erkennen. Maar als morele overwinnaar kwam boer Hendrik Koekoek uit de bus. In mei dat jaar won zijn Boerenpartij 3 zetels in de Tweede Kamer. Aan de kortstondige bloei van de partij – die vooral tégen was – kwam echter al snel door onderling gekibbel weer een einde.
Koekoek en de vrije boeren
Boer Koekoek, geboren in Hollandscheveld, vertolkte de onvrede die al veel langer heerste onder de boeren. Op het platteland ging het slecht, de ene na de andere boer ging failliet, kleine keuterboeren verdwenen en schaalvergroting werd overheidsbeleid en met kracht gepropageerd door mensen als Sicco Mansholt.
Al in 1946 richtte Koekoek de Landelijke Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de landbouw (BVL) op, die zich keerde tegen de sterk toegenomen overheidsbemoeienis.
Meer vrijheid meer welvaart was het credo; overbodige ambtenarij moest worden aangepakt.
Zo stond te lezen in het blad De Vrije Boer. Kritiek was er op veel overheidsmaatregelen, de rampschadewet, de eierprijzen, de melkprijzen, de Gezondheidsdienst voor dieren en hun verplichte keuring om TBC te bestrijden, alles voor de boeren samengepakt onder de noemer staatsdirigisme.
Het Landbouwschap en de vrije boeren
Het Landbouwschap was in 1954 voortgekomen uit de na de oorlog opgerichte Stichting voor de Landbouw (samengesteld uit vertegenwoordigers van de drie grootste organisaties van werkgevers en de drie van werknemers in de Landbouw).
Zelfgedragen verantwoordelijkheid in de land- en tuinbouw was het achterliggende motto, in een publieksrechtelijke bedrijfsorganisatie, zoals dat na de oorlog in Nederland in zwang was.
Het landbouwschap hield zich met uiteenlopende zaken bezig als dierziekte- en aardappelbestrijding, en tal van reguleringen om de land- en tuinbouwbedrijven te stroomlijnen. Dat viel niet makkelijk te verkopen. Boeren laten zich sowieso moeilijk de wet voorschrijven. De nieuwe structuur viel met name slecht bij de grote groep van ongeorganiseerden
Vooral de in 1956 door het Landbouwschap opgelegde verplichte heffingen (noodzakelijk om het Landbouwschap te financieren) was de kleine boeren een doorn in het oog. Weliswaar werden de heffingen relatief opgelegd en ging het niet om grote bedragen, maar betalen aan een organisatie waar je niet van gediend bent ging vele kleine boeren te ver. Er werd massaal geweigerd om te betalen, zeker nadat in 1957 het Landbouwschap een dubbele heffing oplegde. De weigeraars werden door het landbouwschap aangepakt door beslag te leggen op roerende goederen en die dan publiekelijk via een openbare veiling te verkopen.
Door de opkomst van honderden Vrije Boeren werd er nauwelijks geboden en ging de te verkopen inboedel voor een appel en een ei via een stroman bij de eigenaar terug. Protesten van de Vrije Boeren blijven ondertussen doorgaan. In 1960 weigerde Hendrik Koekoek een aangiftekaart van het Landbouwschap te tekenen. Hij werd daarvoor beboet met 15 gulden boete of 3 dagen gevangenisstraf. Hendrik Koekoek wist echter arrestatie te voorkomen door tientallen vrije boeren op te trommelen op de dag van zijn arrestatie.
Een jaar later weigert Koekoek een Landbouwschapheffing van bijna 200 gulden te betalen. Koekoek zet zijn protest kracht bij door een wegblokkade van de rijksweg tussen Apeldoorn en Nunspeet. Nederland heeft er een nieuwe actiemethode bij.
De strijd verhardt.
Hollandscheveld maart 1963
De grootste actie van de Vrije Boeren tegen het Landbouwschap vond plaats op 5, 6 en 7 maart 1963 in het Drentse Hollandscheveld. Drie keuterboeren (Klaas Hartman, Benjamin Nijmeijer, en Daniël van der Sleen) waren al jaren verwikkeld in een strijd vanwege de opgelegde heffing.
Het ging om kleine bedragen, niet meer dan een paar tientjes. Principieel waren deze boeren tegen overheidsinmenging en dus weigerden ze, ook toen de dwangbevelen kwamen. Het kwam ze duur te staan, want het Landbouwschap koos ditmaal de confrontatie. Geen verkoop meer van roerende goederen, maar beslaglegging op onroerend goed, te weten de boerderij en het land.
In november 1960 vond de beslaglegging plaats en een jaar later, op 12 oktober 1961 werden de boerderijen per opbod verkocht bij de arrondissementsrechtbank in Assen. De Vrije Boeren boycotten met succes de verkoop. Noodgedwongen werd het Landbouwschap de nieuwe juridische eigenaar. De boeren bleven gewoon op de boerderij wonen en werken.
Deurwaarder Bodde zei in De Drentse en Asser Courant van zaterdag 2 maart: “Die boeren denken dat ik omver te praten ben; ze willen op mijn gemoed werken. Maar dat is zinloos. Die ontruiming moet doorgaan. Daar kan ik zelfs niets aan veranderen. Natuurlijk is het voor mij geen leuk karwei. Ik zal het doen met grote tegenzin. Dit is het naarste werk wat een mens zich kan denken. Mijn eigen medewerkers hebben de ontruiming geweigerd. Er komen dinsdag dus vreemden om de boel naar buiten te dragen. Alle boerderijen moeten leeg. Ook de stallen. Alles wordt volgens de voorschriften neergezet op de openbare weg”.
5 maart hadden honderden mensen zich verzameld bij de boerderij van Hartman, waar de eerste ontruiming werd verwacht, maar burgemeester Bakker en deurwaarder Bodde begonnen met Nijmeijer. De inboedel werd op straat gezet. De koeien werden het besneeuwde land ingedreven en pas ‘s avonds op last van de burgemeester van het land gehaald en in een noodstal ondergebracht. De bewoners zelf vonden onderdak bij familie en vrienden.
De karabijnbrigade, pas net opgericht als de eerste Mobiele Eenheid, ging met traangas en met knuppel de demonstranten te lijf. Er werd stevig gevochten, net als op de dag erna waarna Hartman ontruimd werd.
’s Nachts ging boerderij Hartman in vlammen op. Brandstichting. Een dader werd nooit gevonden. Op 7 maart werd Van der Sleen ontruimd. Maar die kreeg spijt en betaalde alsnog, waardoor hij na drie dagen weer terugkeert naar zijn boerderij.
De twee andere boeren bleven nog enige jaren verwikkeld in een ingewikkeld juridisch steekspel, uiteindelijk werd de zaak geschikt.
Het succes van de Boerenpartij
Dankzij Hollandscheveld stond de Boerenpartij op de kaart. Koekoek en vooral Harmsen lieten zich goed zien in het conflict. En dat gaf de vrije boeren en de Boerenpartij landelijke bekendheid. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in mei 1963 kwam de Boerenpartij met drie man in de kamer.
De anti-politicus Koekoek groeide al snel uit tot een van de bekendste kamerleden en de achterban van de Boerenpartij begon te groeien. Opvallend genoeg ook in de grote steden.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen in mei 1966 haalde de Boerenpartij zelfs 8.8 procent van de stemmen, omgerekend goed voor 14 kamerzetels.
Dat was het absolute hoogtepunt. Aan de kortstondige bloei van de partij – die vooral tégen was – kwam echter al snel door onderling gekibbel weer een einde.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: