“Of je hield van hem of je haatte hem. Er zijn maar een paar politici geweest die hetzelfde soort drama met zich meebrachten”, zegt PvdA-leider Wouter Bos over Joop den Uyl, twintig jaar na diens dood. Hij was misschien wel de meest markante premier die Nederland heeft gehad. Geliefd en verguisd. Als leider van het meest linkse kabinet ooit, roept hij tot op de dag van vandaag emoties op.
In 2008 verschijnt zijn biografie, geschreven door Anet Bleich, “Joop den Uyl 1919-1987. Dromer en doordouwer”. Bleich kreeg als enige toegang tot het meters lange persoonlijke archief van de PvdA politicus, die een enorme bewaardrift bleek te hebben. Van aantekeningen tijdens ministerraden en partijbijeenkomsten, tot dagboeken, schoolopstellen en zwemdiploma’s.
De biografie vertelt het verhaal van de streng gereformeerd opgevoede Den Uyl. Als puber had hij in de vooroorlogse crisisjaren enige sympathie voor extreme, aan fascisme verwante denkbeelden, zo blijkt uit zijn nooit eerder gepubliceerde schoolopstellen. Dat verandert radicaal tijdens de Duitse bezetting, waardoor Den Uyl van zijn geloof valt en zich ontpopt als een overtuigd socialist en hartstochtelijk democraat. In 1946 wordt hij lid van de Partij van de Arbeid, waarvan hij van 1966 tot 1986 politiek leider is. Als fractievoorzitter en later premier staat hij vooral bekend als een idealistisch en bevlogen politicus, die zich inzet voor meer gelijkheid in de samenleving.
”De wereld lag open”
“Iedereen had het gevoel dat de wereld voor je openlag en dat je die daadwerkelijk zou kunnen veranderen”, aldus Marcel van Dam, PvdA staatssecretaris van Volkshuisvesting in het kabinet Den Uyl dat in mei 1973 aantreedt. Het is het meest progressieve kabinet ooit. De linkse partijen (PvdA, D’66 en PPR) leveren 10 ministers, de confessionele partijen KVP en ARP samen 6. ‘Het rode kabinet met een wit randje’ wil spreiding van kennis, macht en inkomen door belastingmaatregelen en fikse investeringen in onderwijs, welzijn en volkshuisvesting.
Er heerst een diep geloof in de maakbaarheid van de samenleving. “Je streefde naar een betere wereld voor iedereen. Politiek was toen geen vak, het was een roeping” vertelt Van Dam glunderend. Volgens Dries van Agt, vice-premier namens de KVP, leefde dit gevoel overigens vooral bij de linkse partijen: “Wij, de ARP en KVP, kwamen vrijwel direct in de minderheidspositie van ‘ho ho, rustig aan, niet te wild’. De remmers dus eigenlijk.”
De dan 54-jarige Joop den Uyl wordt de eerste sociaal-democratische premier sinds de val van het kabinet Drees in 1958. Hierdoor wordt een jeugddroom werkelijkheid: “Ik word later minister-president” had hij ooit zijn zusje Map toevertrouwd. “Wij, zijn staf, waren idolaat van hem,” zegt Ed van Thijn, die dan al jaren nauw heeft samengewerkt met den Uyl in de PvdA en tijdens het kabinet fractievoorzitter is: “Het was een bijzonder kabinet. Ook vanwege de mensen die erin zaten. Van Duisenberg tot Lubbers, van Van Agt tot Van der Stoel en Jan Pronk. Allemaal mensen die later internationaal furore hebben gemaakt. Maar Joop den Uyl stak daar met kop en schouders boven uit.”
Vechtkabinet
“Er was altijd wel wat!” vertelt Bram Stemerdink, staatssecretaris en later minister van Defensie in het kabinet: “Als er geen keet was in de partij, dan was er ruzie met de kamer, was er geen ruzie met de kamer, dan was er wel gedoe in het kabinet.” Ed van Thijn: “Het was een vechtkabinet, dat wel tien keer langs de rand van een kabinetscrisis is gegaan, over de meest uiteenlopende onderwerpen; de afsluiting van de Oosterschelde, reactorvaten voor Zuid-Afrika, de omvang van de huurverhoging, het minimumjeugdloon, noem maar op.”
Dries van Agt: “Joop stond voor een politieke opdracht van zijn partij om fikse veranderingen van maatschappij hervormende aard tot stand te brengen in die vier jaar die een kabinet maximaal ter beschikking heeft. Dus dat werd douwen, en meer dan een enkele keer drammen. Dan loopt de spanning natuurlijk op.” Marcel van Dam vertelt dat Den Uyl vaak bewust aanstuurde op polarisatie: “Het was de bedoeling dat de mensen zagen waar wij mee bezig waren, en dat ze zich daarbij betrokken voelden”.
Het kabinet Den Uyl lijdt al snel aan de botsing van ideologieën en het verschil van politiek bedrijven volgens Van Agt. Als voorbeeld noemt hij een demonstratie in 1975 tegen het Franco regime in Spanje. Het kabinet protesteert mee tegen de bloedige executie van vijf Eta-leden. Den Uyl klimt demonstratief op een geparkeerde Volkswagen en spreekt geëmotioneerd de menigte toe: “Wij staan hier om te strijden tegen de tirannie die ons hert doorwondt. Wij zijn één. Hun strijd is onze strijd. Internationale solidariteit!” Ed van Thijn denkt er met weemoed aan terug: ”Het was zoals ik vind hoe een premier moet zijn”. Van Agt denkt daar heel anders over: “Hij was oprecht verontwaardigd. Maar zo handelt een minister-president niet. Op een auto klimmen als een balorige demonstrant.” Volgens Van Thijn is het de bekende discussie over den Uyl: “Was het nou de staatsman die boven de partijen stond, of was hij de man die opkwam voor ‘onze mensen’, waar ook ter wereld? Hij was het laatste.”
Tot het krieken van de dag
Berucht zijn de verhalen over de eindeloze ministerraadsvergaderingen. “Dan waren we ’s ochtends om tien uur begonnen” verzucht Van Agt: ”En dan ging het maar door, de hele avond. Tot twee uur, drie uur, voorbij vier uur. Sommige mensen waren in slaap gevallen.” Ook dit deed Den Uyl bewust volgens van Marcel van Dam: “Hij had een groter uithoudingsvermogen dan iedereen en naarmate mensen meer moe werden, hadden ze de neiging eerder iets goed te vinden. Daar maakte hij gebruik van.” Dat kan Van Agt beamen: “Dan werd er geroepen: Joop stel maar wat voor, we zijn het er wel mee eens, want we willen naar huis!” Bram Stemerdink: “Hij knokte door, tot hij iemand op de knieën had. Ik vond wel eens dat hij te weinig snapte dat je ook mensen de kans moet geven om te ontsnappen.”
Soms gingen de vergaderingen zelfs tot de volgende ochtend door, vertelt Van Agt: “Bij het krieken van de dag, bij het opgaan van de zon, ging het kabinet tijdens een schorsing eventjes een balletje trappen in de achtertuin. Niet alleen om de benen te strekken, maar ook om de emoties te vieren. Want de discussies gingen soms hoog.” Bram Stemerdink herinnert zich die voetbalpartijtjes in de tuin van het Catshuis nog goed: “Den Uyl was levensgevaarlijk. Hij sjouwde als een bezetene over dat veld. Niemand ontziend, links en rechts schoppend en duwend, om dat doelpunt te maken. Precies hetzelfde als hij ook in de politiek deed.”
Tien rode en zes witte rozen
”Hij liet nooit het achterste van zijn tong zien. Hij was een man die je beschouwde als een vriend, maar zich nooit gedroeg als een vriend. Het was een tamelijk gecompliceerde persoonlijkheid, maar wel één om van te houden,” aldus Marcel van Dam. Niet iedereen deelt die mening: “Hij was sociaal bewogen, maar niet enorm begaafd”, zegt Frans Andriessen, destijds fractievoorzitter van de KVP. Toen het kabinet een jaar oud was, stuurde hij een boeket aan Den Uyl. Tien rode en zes witte rozen, verwijzend naar de samenstelling van het kabinet: “Nooit één reactie. Hij kon daar niet mee omgaan.” Het zit Andriessen nog steeds hoog: “Hij zag de hele wereld, maar hij zag jou niet.” Dries van Agt beaamt dat: “Aardig doen, zeker in de ministerraad, dat was voor onze Joop te veel gevraagd. Een mens kan niet alles, en Joop kon niet alles.”
Den Uyl en Van Agt hadden een gecompliceerde verhouding. Hun persoonlijke en politieke botsingen zijn berucht geworden. Volgens Ed van Thijn had Den Uyl geen hekel aan Van Agt, maar wist hij niet hoe hij met hem om te gaan: “Die rare Dries, die Pietje Bel”. Van Dam wijt dat vooral aan het verschil in karakter: “De katholiek versus de gereformeerde.” Van Agt bevestigt dat: “Mijn ietwat zelfrelativerende zelfspot, van ach wat doen wij hier, wij zijn maar als een zandkorrel op het strand van de geschiedenis. Daar wist Joop absoluut geen raad mee. Dat vond hij verschrikkelijk.”
Van Agt voelde zich, net als Andriessen, genegeerd door Den Uyl: “Genegeerd tot zelfs weggezet, en dat was een gevolg van de moeizamer wordende verhoudingen.” Van Dam ziet dat nu ook zo: “Achteraf geredeneerd had het kabinet meer kunnen bereiken als Den Uyl en wij allemaal meer rekening hadden gehouden met de gevoeligheden van de Christen-democratische ministers.”
Een dreigende koningskwestie
Het kabinet Den Uyl wordt met grote moeilijkheden geconfronteerd, zoals de economische problemen door de oliecrisis en de terroristische acties van Molukkers. Maar verreweg de moeilijkste kwestie is de Lockheedaffaire. In 1976 komt Prins Bernhard in opspraak na geruchten dat hij steekpenningen zou hebben aangenomen van een Amerikaanse vliegtuigbouwer. De ministerraad vormt een crisisteam van de vijf meest betrokken ministers; Den Uyl, Van Agt, Van der Stoel, Duisenberg en De Gaaij Fortman, dat besluit een onafhankelijke onderzoekscommissie in te stellen, de zogenaamde Commissie van Drie.
Van Agt vertelt dat het kabinet ondanks de partijpolitieke verschillen maar één doel voor ogen had: “De monarchie mocht geen zware schade oplopen”. De kans daarop was levensgroot aangezien Koningin Juliana dreigde met aftreden als haar man voor de rechter zou komen. Maar de crisis blijkt nog veel groter: “Kroonprinses Beatrix dreigde onder die omstandigheden niet bereid te zijn haar moeder op te volgen”, vertelt Anet Bleich. Beatrix verklaarde dit destijds aan Wim Duisenberg met wie zij regelmatig contact had. Bram Stemerdink bevestigt dit verhaal: “Het is correct dat Beatrix toen duidelijk heeft gemaakt dat zij niet wilde opvolgen. Ik heb dat gehoord van iemand die het kan weten. Iemand die via het Militaire Huis in de omgeving van Koningin Juliana was”. Volgens Stemerdink was iedereen doordrongen van de consequentie daarvan: “Dat was het einde van het kabinet Den Uyl geweest, dan zou je verkiezingen hebben gehad met als inzet de koningskwestie.”
Klassenjustitie
Op 26 augustus 1976 maakt Den Uyl de bevindingen van de onderzoekscommissie bekend: "dat de prins zich aanvankelijk veel te lichtvaardig (had) begeven in transacties, die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten. Vervolgens heeft hij zich toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen van de kant van Lockheed.”
Den Uyl’s zwager Andre Köbben zag de verklaring destijds op de televisie en was niet verrast over de uitkomst: “Eerder had Joop tegen mij gezegd, hij hoort natuurlijk in de gevangenis maar je kunt toch niet de echtgenoot van het staatshoofd in de gevangenis zetten. Dus ik moet wat anders bedenken.” Het kabinet besluit de Prins niet strafrechtelijk te vervolgen. Wel moet hij zich uit alle publieke functies terugtrekken en mag hij zich niet meer in het openbaar in uniform vertonen. De monarchie is gered.
Toenmalig staatssecretaris Marcel van Dam was diep verontwaardigd. Volgens hem zou ieder ander voor dezelfde feiten wél vervolgd worden: “Ik ben naar huis gereden en aan mijn ontslagbrief begonnen.” Als Den Uyl dat hoort, rijdt hij onmiddellijk naar het huis van Van Dam en begint op hem in te praten. Van Dam merkt dat er veel op het spel staat voor de premier: “Het was een hard gesprek. Hij haalde alles uit de kast”. Uiteindelijk besluit Van Dam te blijven, maar stuurt de premier wel een uitgebreid betoog over waarom hij zo zwaar tilt aan de kwestie Prins Bernhard. Van Dam: “Ik vond het klassenjustitie.” Dries van Agt, destijds minister van Justitie, doet hierover dertig jaar later een opmerkelijke uitspraak: “Marcel van Dam had de voor menigeen plausibele opvatting dat de Prins der Nederlanden bejegend diende te worden door de Nederlandse staat als elke burger. Dus voor de strafrechter gebracht diende te worden. Ik vond dat als minister van Justitie niet helemaal onbegrijpelijk.’
Joop den Uyl is onder de indruk van de brief en stuurt deze brief door naar Juliana. Als Van Dam hem vraagt naar de reden, antwoord de premier hem: “Ik heb het gevoel dat de koningin de sentimenten die er leven onderschat. Ik vind dat jij het goed onder woorden hebt gebracht in die brief. Het is goed is dat zij kennis daarvan neemt.” Het leidt tot een persoonlijke ontmoeting tussen Juliana en Van Dam. De laatste wil er niet al te veel over kwijt, behalve dat het “persoonlijk en soms erg emotioneel was.”
De Northrop-affaire
Tijdens zijn regeringsverklaring zegt Den Uyl de Tweede Kamer toe alle stukken van de onderzoekscommissie openbaar te maken. Maar naar nu blijkt heeft hij dat niet gedaan. Anet Bleich vond een bijlage van de Commissie van Drie onder de titel: ‘De Möser-Weissbrot connectie in de Northropzaak’. Uit dit document blijkt dat dezelfde hoofdpersonen die het contact vormden tussen Bernard en Lockheed en via wie hoogstwaarschijnlijk zwart geld naar Bernard was gesluisd, ook een contact vormden tussen Bernard en een andere vliegtuigbouwer, namelijk Northrop. “Langs dit contact is vanaf 1968 in twee of drie jaar 750.000 dollar overgemaakt.” vertelt Bleich. Met de bijlage wordt niets gedaan. “Den Uyl heeft het rapport zo ver en diep mogelijk weggestopt. Ik neem aan dat hij dacht dat als bekend zou worden dat Bernard naast de Lockheedaffaire nog meer geld heeft aangenomen, dat je dan het beeld krijgt van iemand die niet incidenteel maar structureel corrupt is. Dan kan strafvervolging niet uitblijven en dat betekent een koningscrisis.”
Van Agt wil zelfs nu nog niet bevestigen dat er mogelijk sprake was van een tweede corruptiezaak. Toch wil hij er wel iets over kwijt: “Gesteld dat er sprake zou zijn geweest van twee affaires. Dan zou de conclusie van Den Uyl, dat dit teveel is en gevaarlijk voor het voortbestaan van de monarchie, een verstandige, om niet te zeggen gerechtvaardigde gevolgtrekking zijn geweest.”
Iedereen is het erover eens dat Den Uyl met de afhandeling van de Lockheedaffaire zich een meesterlijke crisismanager heeft betoond en daarmee het koningshuis redde. Dat gold ook voor koningin Juliana. Op zijn sterfbed in november 1987 ontvangt Den Uyl een persoonlijke brief: “Ik ben u intens dankbaar voor de zware ‘operatie’ die u indertijd op mijn man hebt uitgevoerd en die uiteindelijk tot zijn herstel geleid heeft. Uw oude ‘praatpaal’ Juliana”.
Het meest linkse kabinet ooit
Vlak voor de geplande verkiezingen van 1977 komt het kabinet den Uyl ten val. De polarisatie heeft zijn tol geëist. “Er is veel symboliek tot stand gebracht. Maar de echt grote hervormingen, waar het ons om ging, zijn niet echt doorgekomen”, stelt Ed van Thijn achteraf. Van Agt is het roerend met hem eens: “De sfeer was heel links, de redevoeringen en het vocabulaire waren links gekleurd. Maar wat er feitelijk te voorschijn kwam was voor sommigen teleurstellend, want niet voldoende links, en voor anderen bemoedigend want niet te erg links.
Eén kabinetsperiode blijkt te kort voor Joop den Uyl om zijn gedroomde hervormingen voor een ‘betere samenleving’ door te voeren. Het door hem zo vurig gewenste tweede kabinet den Uyl komt er niet, ondanks een spectaculaire verkiezingswinst voor de PvdA. De formatiebesprekingen met het CDA van Dries van Agt lopen niets uit. In december 1977 treedt het kabinet Van Agt-Wiegel aan.
Den Uyl wordt weer fractievoorzitter. In 1981 mag hij het nog wel als minister van Sociale Zaken proberen in het tweede Kabinet Van Agt, maar dit kabinet gaat na acht maanden roemloos ten onder. Den Uyl keert weer terug naar de kamerbankjes, maar binnen de PvdA klinkt de roep om een nieuwe leider. Een langdurige kroonprinsenstrijd volgt en levert in 1986 een nieuwe partijleider op: Wim Kok.
De onttroonde Den Uyl blijft tot zijn dood op 24 december 1987 kamerlid. Tot op de dag van vandaag wordt hij binnen de PvdA gemist. De bevlogen politicus, die oprecht stond voor wat hij zei en als geen ander de kloof tussen ‘de politiek’ en ‘het volk’ wist te overbruggen. “Hij kon je raken op een manier dat je begreep waar hij het over had” zegt Joop Parson, meer dan vijftig jaar lid van de PvdA: “Wat hij deed is voor de mensen, die het zelf niet kunnen, in de bres springen. Dat is wat ik nu zo mis in de politiek.”
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: