Het is een jaar na de oliecrisis en het is iedereen gaan dagen hoe afhankelijk Nederland is geworden van olie en gas als brandstoffen. Het ministerie van Economische Zaken kwam met een eerste Energienota. “Besparen was nummer één.” zegt Stan Dessens, voormalig directeur-generaal van de afdeling energie van het ministerie, “nummer twee was diversificatie en dat betekende een hernieuwde belangstelling voor kolen en het inzetten van kernenergie. Wind en zon speelden in de jaren zeventig geen rol”. Ook de voorzitter van de SEP, de Samenwerkende Elektriciteits Productie-maatschappijen, Niek Ketting, weet dat kernenergie toen hét alternatief was. “Het gevoel over hoe de maatschappij daar tegenover stond was nog niet zo sterk ontwikkeld.”
Energie uit wind, dat was voor de pioniers. Zoals Jip Lenstra van Energie Anders die vanaf 1978 met een binnenvaartschip vol windmolens en zonnecellen door Nederland voer om te laten zien wat alternatieve energie betekende. “Mensen hadden vaak het idee dat ze met een windmolentje in hun tuin hun eigen elektriciteit konden opwekken en wij lieten zien dat het toch een hele klus is.” Maar de belangstelling is er. Windpionier Chris Westra verkoopt 35.000 exemplaren van zijn Wind-Werkboek dat in 1980 verschijnt.
Westra is ook betrokken bij de eerste woonwijk in Nederland met een eigen windmolen. Die wordt in 1983 neergezet in het Noord-Hollandse Camperduin. Het is een idee van de bewoners zelf, maar de molen wordt gefinancierd door het nabijgelegen Energie Onderzoek Centrum in Petten en door de PEN, de Provinciale Energiemaatschappij Noord-Holland. De grote energieproducenten zagen niet veel in windmolens, maar af en toe een experiment, vooruit, dat wilden ze wel. Stan Dessens wist zijn ministers ook altijd wel over te halen een nieuw type windmolen in werking te stellen. “Wat wil je als minister meer, een foto in de krant met zo’n grote windturbine.”
Camperduin kreeg twee ‘driewiekers’ van Nederlands fabricaat. Bewoner en vrachtwagenchauffeur Jan van Assem hield een oogje in het zeil bij de molen en gaf storingen door. De logboeken zijn er nog steeds. “Hier”, wijst hij aan, “om 13.30 uur molen in onbalans, harde wind, besloten molen niet te starten en Lagerwey morgen te waarschuwen.” De 28 woonhuizen in Camperduin werden uitgerust met dubbele elektriciteitsmeters. Stroom van de windmolen was goedkoper. In de hal zat een rood lampje dat ging branden als de molen draaide: het signaal om de wasmachine aan te zetten. Chris Westra zette een onderzoek op: gingen mensen ook daadwerkelijk wassen en stofzuigen als de molen draaide? De uitkomst is te zien in Andere Tijden, net als het antwoord op de vraag waarom het in Denemarken met windmolens toch zoveel beter leek te gaan dan bij ons.
Ondernemer in wind
Het begint als een hobby. De 18-jarige student Henk Lagerweij is na een zware storm in 1972 erg onder de indruk van de kracht van de wind. Wat nou als je met die kracht elektriciteit kunt opwekken? De eerste windmolen van Henk valt al na drie uur uit elkaar, maar het is dus mogelijk. “Dat was het moment dat ik werd gegrepen door het windvirus.”
Henks hobby neemt serieuze vormen aan in 1979. Door de tweede oliecrisis stijgen de energieprijzen en wordt windenergie ineens een aantrekkelijke optie. Henk en zijn zwager Gijs beginnen een eigen bedrijf. Ze voorzien een grote markt in Nederland, vooral onder boeren. “Het ziet er naar uit dat het een grote vlucht gaat nemen”, vertelt Gijs enthousiast in TROS Aktua in 1980. Daar moeten de zwagers toch op terugkomen. Wanneer de oliecrisis voorbij is, ziet Nederland geen aanleiding meer om te investeren in windenergie, waardoor het bedrijf in 1985 failliet gaat. Henk kan een doorstart maken omdat hij binnen een week 160.000 gulden ophaalt bij klanten en andere mensen die nog in windenergie geloven.
Begin jaren ’90 groeit de populariteit van windenergie onder boeren, maar in 1995 valt deze markt weer weg. Lagerwey heeft steeds meer moeite om nieuwe molens te plaatsen bij particuliere boerderijen, omdat het steeds lastiger is om vergunningen te krijgen. In 1999 gaat het ook nog vreselijk mis bij een boer in Friesland. Een turbine met een mast van dertig meter valt om en Lagerwey vreest voor een productiefout bij ongeveer tweehonderd molens.
Het is opnieuw een tegenvaller voor het bedrijf en daar blijft het niet bij. In 2003 gaat Lagerwey opnieuw failliet, maar maakt wederom een doorstart. Na ruim dertig jaar lijkt Nederland nu eindelijk klaar voor windenergie. De investeringen in windturbines nemen toe en de ontwikkeling van de molens gaat steeds verder. Waar Henk ooit begon met een molentje op een gevallen boomstam, draaien zijn windmolens tegenwoordig op 135 meter hoogte rond hun as.
Verstandig met energie
Het is het eerste Postbus 51 spotje over energie: een kaart van Nederland, de camera zoomt uit en we zien uiteindelijk de aardbol, als kaars. Die opbrandt. De boodschap is duidelijk: we moeten veel zuiniger worden met de grondstoffen van onze aarde. De oliecrisis en de Club van Rome zijn begin jaren ‘70 de aanjagers van een bewuster gebruik van energie. De overheid, verantwoordelijk voor de Postbus 51 campagnes, gaat daarin mee.
Op het ministerie van Economische Zaken wordt in 1974 voor het eerst een Energienota opgesteld en het spotje met de wereldbol als kaars dateert ook uit dat jaar. Stan Dessens begint dan zijn loopbaan als ambtenaar op het ministerie van Economische Zaken. Hij herinnert het zich nog goed: “We moesten zuiniger doen, efficiënter, dat was het eerste en dat is een constante gebleven in het beleid, ook in de jaren ‘80 en ‘90.”
In het televisie-archief is dan ook een hele reeks Postbus 51 spotjes te vinden, met allerlei tips over hoe te besparen. “… in ieder geval moet u alle gordijnen sluiten.” Of: “Een niet regelmatig gereinigde brander en een vuile ketel kosten geld. Euh energie.”
Of de spotjes werkelijk invloed hadden, is onbekend. Dessens spreekt van “een weerbarstige werkelijkheid”. De overheid kan wel beleid maken, voorlichting geven, maar de uitvoering ligt bij bedrijven en burgers, “het moet op honderden, duizenden, miljoenen plaatsen gerealiseerd worden.” Het verwijt dat de overheid vaak gemaakt wordt, namelijk dat het energiebeleid nogal wisselt en dat subsidies om energiezuinig te werken soms wel en dan weer niet worden gegeven, vindt Dessens “wel een beetje terecht”. Maar “al die beslissingen worden toch democratisch genomen”.
Club van Rome
De muziek is onheilspellend (het is Also sprach Zarathustra, van Richard Strauss, gebaseerd op een boek van Nietzsche en beroemd geworden door de speelfilm 2001: A Space Odyssey uit 1968) en de beelden zijn dat ook: onstuimig spuitend lava. Er volgt daarna een reeks beelden die illustratief zijn voor het doemdenken over het voortbestaan van de aarde. We gebruiken zoveel energie, voor wat niet allemaal, en veroorzaken vooral zoveel vervuiling; wat doen we de aarde toch aan?!
Het is de start van het televisieprogramma Energie – Wie zijn billen brandtuit 1972 en het sluit naadloos aan bij het rapport Grenzen aan de Groei uit datzelfde jaar van de zogenaamde Club van Rome. Dit is een groep wetenschappers die vanaf 1968 zijn bezorgdheid naar buiten brengt over het voortbestaan van de aarde. Ze waarschuwen met name dat onze grondstoffen uitgeput raken. Binnen dertig jaar, zo staat het in Grenzen aan de Groei. De boodschap van de Club van Rome vindt in Nederland veel weerklank.
Jip Lenstra, oprichter van Energie Anders, geloofde het rapport en stortte zich in de jaren zeventig op het ontwikkelen van alternatieve energiebronnen, zoals in de uitzending te zien is. Het doemdenken van toen relativeert hij nu wel: “In de jaren negentig kwamen de meeste energiemensen er wel achter dat het niet zo simpel lag. Je kan beter zeggen dat olie en gas onbeperkt voorradig zijn, maar dat het moeilijker winbaar wordt”. Het doemdenken waar Energie – Wie zijn billen brandt zo van doordrenkt is, bestaat niet meer.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: