Waterdicht vaccin
Streng gelovige Staphorsters weigerden hun kinderen te laten vaccineren. Gevolg: 39 kinderen werden ziek en vijf overleden. Een drama voor het dorp, een drama voor de slachtoffers en een spannende affaire voor de internationale pers, die het had over 'Middeleeuwse toestanden' in Staphorst.
Precies vijftig jaar geleden werd de ziekte polio uitgeroeid. Althans, dat dáchten we. In 1956 kwam een waterdicht vaccin op de markt en een jaar later startte de Nederlandse overheid een massale inentingscampagne: het Rijksvaccinatieprogramma (waaraan we nog steeds de DKTP- en BMR- injecties te danken hebben). Het leek een kwestie van aftellen tot polio voor altijd uit Nederland verdwenen zou zijn. Polio de wereld uit, te beginnen uit Nederland.
Veertien jaar later, in 1971, brak een polio-epidemie uit in Staphorst. Hoe was dat mogelijk, ondanks het perfecte vaccin? Eenvoudig: de orthodoxe hervormde Staphorsters hadden hun kinderen nooit laten vaccineren. En niet alleen zij, alle “bevindelijk gereformeerden” weigerden. En doen dat tot op de dag van vandaag. Ze waren, en zijn nog steeds, principieel tegen het ingrijpen in de Voorzienigheid Gods. Net zoals ze geen brandverzekering afsluiten, laten ze ook hun kinderen niet inenten. Want Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, dus als Hij ervoor kiest een ziekte op ons te laten neerdalen, dan heeft Hij daarmee een bedoeling. De dominee uit Staphorst dacht die bedoeling bovendien wel te kennen: polio was een straf voor de zonden van de mensheid.
Een smerige ziekte
Wie ziekte associeert met onhygiënische toestanden, moet voor de polio even omschakelen. Polio (officieel poliomyelitis) begon pas op grote schaal slachtoffers te maken in de twintigste eeuw, toen de algehele hygiëne snel toenam. Vooral in de jaren vijftig kwamen de heftigste polio-epidemieën uit de geschiedenis voor. Dat had alles te maken met die verbeterde hygiëne. Het poliovirus wordt doorgegeven via de mond (speeksel) maar vooral via de ontlasting (wc’s). In vroeger en viezer tijden kreeg elke baby het virus in zijn eerste levensmaanden binnen. De meeste baby’s werden er niet of nauwelijks ziek van, dus dan ging het virus onopgemerkt voorbij. Maar naarmate de hygiëne toenam, werd de leeftijd waarop kinderen voor het eerst in contact kwamen met het poliovirus steeds hoger. En hoe ouder je bent als je polio krijgt, hoe zwaarder de gevolgen. Hoe ouder je bent, hoe meer kans dat je verlamd raakt of zelfs overlijdt.
Nederland kende in 1943/1944 en in 1952 twee zware polio-epidemieën. In 1956, vlak voor de introductie van het vaccin, kwam de ergste: 2200 slachtoffers. Aangezien gemiddeld maar één op de duizend besmette mensen echt ziek wordt, betekent dit cijfer dat ruim twee miljoen Nederlanders in 1956 besmet moet zijn geweest met polio. Iedereen kende in die jaren de beelden van de ‘IJzeren Long’, een beademingsmachine die eruit zag als een soort ruimtecapsule (noodzakelijk wanneer het virus ook de longen verlamde). In de VS was het nog veel erger: daar kregen in 1952 maar liefst 58.000 mensen polio. Het is dan ook niet voor niets dat de beide vaccins in de VS zijn uitgevonden, het land bovendien van polio-president Franklin D. Roosevelt.
De spuit van Salk versus het suikerklontje van Sabin
Begin jaren vijftig experimenteerde de Amerikaanse onderzoeker Johans Salk met het eerste poliovaccin. Hij wist als eerste het poliovirus te isoleren, te doden en vervolgens om te zetten in een vaccin dat met een injectiespuit kan worden toegediend. Eind jaren vijftig kreeg hij een geduchte concurrent in de persoon van Albert Sabin. Sabin maakte een vaccin van levend virus, maar zo verzwakt dat het niet meer schadelijk was. Dit vaccin kon in de vorm van een druppeltje op een suikerklontje worden toegediend en was dus veel eenvoudiger in de distributie. Bovendien vermenigvuldigde het vaccin-virus zich in de darmen, waardoor een epidemie sneller was in te dammen. Pas jaren later bleek er ook een nadeel: in één op de miljoen gevallen muteert het Sabin-vaccin tot het ‘echte’ polio virus. En heb je dus een gezond kind ziek gemaakt, met een klein suikerklontje.
De strijd tussen Salk en Sabin was legendarisch. Op medische congressen scheelde het niet veel of de beroemde onderzoekers gingen elkaar letterlijk te lijf. Wat er op het spel stond was dan ook niet gering: de hele wereldbevolking moest worden ingeënt, om polio eens en voor altijd uit de wereld te helpen. Dat het kon, hadden de pokken bewezen, een verdwenen ziekte. Ook Nederland was verdeeld in een Salk- en een Sabin-kamp. Hans Cohen, de latere directeur van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid (en Milieu), was van begin af aan een aanhanger van Salk. Dat vaccin was duurder, want alleen met een injectie in te dienen, maar wel absoluut waterdicht. Voor Cohen was de keuze eenvoudig: ‘Ik was een aanhanger van geïnactiveerde vaccins.’ Hij is de man die het Salk-vaccin naar Nederland heeft gehaald.
In 1953 was Cohen (inmiddels 85) als jonge onderzoeker op het RIV(M) gekomen. Hij herinnert zich zijn eerste dag op het instituut nog goed: ‘Mijn baas (dr. Brandwijk) vroeg: “Welk vaccin wil je maken?” Waarop ik zeg: “polio”. Brandwijk: “Dat kan niet.” En ik: “Dan zult u het wel zien!” Cohen wist alles van de Amerikaanse experimenten uit de Engelstalige vakliteratuur. En hij was eigenwijs. Hij begon een niet aflatende interne lobby om het vaccin naar Nederland te krijgen. “Dus ik begin te zeiken bij mijn directeur.” Die zei dat er nu eenmaal geen regeringsopdracht bestond om tegen polio te vaccineren, dus dat hij zich maar ergens anders op moest richten. Dat vond Cohen flauwekul: “Je moet gewoon beginnen. Ik was bezeten. Ik zeg: ‘Ik zit te wachten op de polio-epidemie en dan zullen jullie wel luisteren.’” Die polio-epidemie kwam er, zoals we weten, in 1956. Een jaar later ging het Rijks Vaccinatie Programma van start, met de bekende DKTP-injecties: difterie, kinkhoest, tetanus en polio. En juist dankzij die P van polio was de opkomst massaal.
De epidemie in Staphorst
Veertien jaar later brak er opnieuw een polio-epidemie uit in Nederland. Veel kleiner dan die van 1956, want hij bleef beperkt tot Staphorst, maar wel in een heftige variant: in een maand tijd werden 39 Staphorsters ziek (bijna allemaal kinderen), van wie er vijf overleden. Allen kinderen die niet waren ingeënt. Roelofje Mussche was elf toen de epidemie uitbrak. Het was eind februari 1971. “Op zaterdag kreeg ik een griepje en op dinsdag lag ik in coma.” Tien dagen heeft ze in coma gelegen. Toen ze bijkwam, was ze verlamd en lag ze aan de beademingsapparatuur. Ze kon niet praten, laat staan bewegen. Mussche: “Ik dacht eerst dat ik in de broodbakmachine was gevallen.” De bakkerszoon was namelijk ooit invalide geraakt na een val in de broodbakmachine. En omdat niemand vertelde wat de ziekte polio was, had ze geen idee wat het anders zou kunnen zijn. Inmiddels kan ze weer praten, door een gaatje in haar keel dat ze met een soort aanwijsstok bedient. Ze kan zich goed redden in haar rolstoel, maar de beademingsapparatuur moet altijd in de buurt zijn.
Age van Dalfsen was in 1971 huisarts in Staphorst. Hij herinnert zich de epidemie nog heel goed: “Het was een heel drukke, hectische en ook emotionele tijd. ’s Ochtends legde ik een kindje op de brancard, ’s avonds was het dood. In de ambulance overleden. Dat zie ik nog zo voor me.” Elke dag waren er nieuwe zieken. Kinderen durfden niet meer naar school, ouders sloten zich op in hun huizen en ’s avonds op straat was alleen het geluid van de ambulance te horen. En dat alles vanwege een godsdienstige overtuiging.
De hervormde kerk van Staphorst behoort tot de ‘zwarte kousen kerken’ van Nederland. In 1971 (en nog steeds) ging de dominee uit van de volgende gedachte: ten eerste moet je niet ingrijpen in de voorzienigheid van God, ten tweede moet je een gezond mens niet ziek maken. Ook niet een beetje (met het vaccin). Hans Cohen heeft weinig op met die gedachtegang. Hij heeft wel eens geprobeerd te praten met een principiële vaccinatieweigeraar, maar dat heeft hij snel opgegeven. “Dat geleuter! Ik gooi er meteen tien statistieken tegenaan. Als ze zeggen: God heeft dat gewild, dan zeg ik: ‘Dus u wilt niks?’” Huisarts Van Dalfsen ziet het genuanceerder: “Of ze ongelijk hebben weet ik niet. Wat is belangrijk in het leven? Er is ook veel voor te zeggen om de eigen gemeenschap, met dat sterke geloof, in stand te houden. En ze zorgden heel goed voor de zieken. Het is natuurlijk vreselijk voor de betrokkenen. Maar ik heb als arts wel meer ergs gezien. Aan auto-ongelukken gaan jaarlijks veel meer mensen dood. En in Amsterdam daar neukten ze in het rond en kregen ze Aids.” Zelf heeft hij overigens zijn kinderen wel laten inenten.
Roelofje Mussche lag zes jaar lang in het ziekenhuis in Enschede. Het was een eenzame tijd. Haar ouders kwamen een keer per week langs, de schoolmeester kwam een paar keer op bezoek, maar verder werd ze aan haar lot overgelaten. Hoewel, de dominee heeft ook een keer aan haar bed gestaan. De woorden die hij toen sprak, zal ze niet snel vergeten. “Meisje, er moet toch iemand boeten voor de zonden van de mensheid.” Na een lange stilte zegt Mussche: “Ik dacht dat het misschien kwam omdat ik wel eens chocolaatjes van mijn moeder had gejat.”
Stiekem vaccineren
Intussen begon Staphorst te schuiven. Op haastig ingelaste vaccinatie-sessies kwamen zowaar duizenden jongeren opdagen. Uiteindelijk bleef maar een kleine kern van een paar honderd Staphorsters het vaccin weigeren. Dokter Van Dalfsen vermoedt dat bij veel mensen ook nalatigheid een rol had gespeeld en dat het wel meeviel met de religieuze stijfkoppigheid. Bovendien speelde er nog iets anders: “De lage entingsgraad in Staphorst kwam ook door de manier van enten. Tot 1968 ging dat altijd in grote sessies, iedereen op een dag. Dan kon iedereen zien: kijk, daar gaat hij. Maar toen ik in 1968 kwam, had mijn voorganger al een begin gemaakt met het individueel inenten.” Vanaf het moment dat het inenten op individuele basis gebeurde, schoot de inentingsgraad omhoog. “Een heel kleine groep is echt streng, de rest loop wat mee. Maar de sociale controle is heel sterk.” Inmiddels is de inentingsgraad in Staphorst zo’n 80%. Nog steeds onder het landelijk gemiddelde, maar vele malen hoger dan in 1971.
Er gaan verhalen over het stiekem uitdelen van suikerklontjes op het boerenerf, en over moeders die hun kinderen in het geheim lieten inenten terwijl de mannen nietsvermoedend vergaderden met de kerkenraad. Daarover zwijgt dokter Van Dalfsen. Roelofje Mussche weet er nog wel iets van. Toen ze net ziek was geworden, maar nog niet wist dat het polio was, stond de vader van een vriendinnetje aan de deur. Of Roelofje mee mocht om een geheim suikerklontje te halen. Mussche: “Toen heb ik zelf zo’n stampij gemaakt, dat ze me uiteindelijk hebben laten gaan.” Later hebben haar ouders haar verweten dat het gewraakte suikerklontje de oorzaak was van de vreselijke ziekte. Terwijl ze daarvóór al besmet was. Hoe bitter dat ook is geweest, Mussche blijft begrip hebben voor haar ouders. Ook voor het feit dat ze haar niet hebben laten inenten. “Nee, ik verwijt het mijn ouders niet. Ik verwijt het de kerk.”
Demoniseren avant la lettre
Het drama van Staphorst was, cru maar waar, een feest voor de pers. Heel even was Staphorst wereldnieuws. Met koppen als “Hier leeft men nog in de Middeleeuwen”, “Nederlandse sekte weigert polioprik”, “Staphorst verlamd van schrik door polio” was het geïsoleerde dorpje meer dan ooit in het nieuws. En vooral meer dan het de Staphorsters lief was. Nog steeds weigeren de orthodoxe Staphorsters voor de camera te verschijnen en dat heeft behalve de algehele afwijzing van het medium ook te maken met het trauma van 1971. Journalisten filmden de boze dominee Dorsman terwijl hij de deur dichtsmeet, ze verstopten zich achter de heg om begrafenissen van slachtoffers te fotograferen en ze maakten stiekeme geluidsopnames in de kerk. Van Dalfsen kan zich er nog kwaad om maken: “Misselijk was het. Pure sensatie, geen nieuwsgaring. Alsof de Staphorsters niet goed voor hun kinderen waren. Het zijn heel lieve mensen.”
De hype lag niet alleen aan de schilderachtigheid van het boerendorp, met zijn groen-witte luiken en vrouwen in klederdracht. Juist in een tijd van ontkerkelijking, van hippies en van het maakbaarheidsgeloof, keerde een kleine groep streng gelovigen de vooruitgang de rug toe. Bij al die ziektes waar nog geen medicijn voor was, was nu juist deze polio-epidemie te voorkomen geweest! En dat was voor veel mensen buiten Staphorst onverteerbaar. Al snel kwam de vraag op of het niet beter was om vaccinatie verplicht te stellen, zoals in België. Huisarts Van Dalfsen voelt er wel voor. Oud-staatssecretaris Roelof Kruisinga, die later in de Wereldgezondheidsorganisatie nog heeft gestreden voor de wereldwijde uitroeiing van polio, gelooft niet in zo’n verbod. “Dat maakt de mensen alleen maar principiëler. Bovendien: Je komt er toch niet onderuit om gewetensbezwaarden uit te zonderen. Je moet niet meer wetten maken dan nodig.” Roelofje Mussche is het met hem eens om een andere reden: ze is een groot voorstander van de eigen verantwoordelijkheid.
Nederland is in 2007 een van de landen met de hoogste inentingspercentages van de wereld. Toch geldt ons land nog steeds als het grootste risicogebied voor polio binnen Europa. Niet omdat er inmiddels ook heel wat antroposofen en macrobioten zijn die iets hebben tegen inenten, maar omdat de ‘bevindelijk gereformeerden’ zo op een kluitje wonen. Er hoeft er maar één in contact te komen met een Afghaanse vluchteling en de polio verspreidt zich als een lopend vuurtje. De “bible belt”, met Staphorst als noordelijkste punt, geldt voor de Wereldgezondheidsorganisatie als gevarenzone. Nog steeds.
Tekst en research: Laura van Hasselt
Samenstelling en regie: Reinier van den Hout
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: