De taaie strijd om de taal
"De sfeer was uiterst gespannen…. Ronkende helikopters cirkelden boven de 6 dorpen in de Belgische Voerstreek. Vanuit de verte, aan de horizon zag ik groepjes mensen over de heuvels langzaam in onze richting lopen. Een politiemacht van 1000 man stond klaar om de orde te bewaken. Maar ze kwamen met wel meer dan 2000 man onze kant op sijpelen! De spanning liep hoog op (......) Aan één van de huizen hing de Waalse vlag. Dat zagen de Vlaamse “wandelaars” als pure provocatie. Toen sloeg de vlam echt in de pan en begonnen Nederlandstaligen en Franstaligen op elkaar in te slaan".
De taalstrijd bereikte zijn hoogtepunt met deze heftige confrontatie in 1980, opgetekend uit de mond van de heer Wynants, adjunct-commissaris van de taalcommissie in de Voerstreek. In aanloop naar dat gevecht was het eind jaren zeventig al vaker tot felle gevechten gekomen tussen Frans- en Nederlandstaligen. De beschrijvingen in toeristische folders over de vooral rustige streek, met zijn groene heuvels en schilderachtige dorpjes rond de oorsprong van de Voer, strookten al langer niet meer met de werkelijkheid. De zes Voerdorpen Moelingen (Mouland) ’s Graven-Voeren, (Fouron-le-Comte) Sint- Martens-Voeren (Fouron-Saint-Martin), Sint- Pieters- Voeren (Fouron-Saint-Pierre), Teuven (Teuven) en Remersdaal (Remersdael) stonden inmiddels te boek als "Het Vietnam van Walen en Vlamingen", "Het gezwel van België" en het "Ulster van Limburg….”
En het was de taal waar het allemaal om begonnen was, althans, zo leek het.
Huub Broers, nu burgemeester van de gemeente Voeren, herinnert zich die tijd nog goed. Ook hij stelde zich radicaal op en ging de knokpartijen niet uit de weg. Regelmatig kreeg hij een pak rammel. In de loop van de jaren veranderde hij zijn strategie en koos voor een andere aanpak: "Ik ben niet meer zo radicaal, toch ben ik nog steeds militant. Maar dan via de weg van geleidelijkheid”.
De taalstrijd bestaat nog steeds, maar is onzichtbaar voor de buitenwereld.
Frans is chic
Sinds de onafhankelijkheid van België in 1830 maakten de Voerdorpen deel uit van de Franstalige Provincie Luik. De dorpen werden vanaf dat moment officieel in het frans bestuurd. Dat wil zeggen dat alle schriftelijke handelingen in het frans plaats vonden.De Vlamingen in België, die juist Nederlandstalig waren, probeerden ondanks het Franse bestuur, het gebruik van de Nederlandse taal officieel te bevorderen. Dat ging niet altijd even makkelijk en leidde vaak tot onrust en verscherpte tegenstellingen tussen Frans- en Nederlandstaligen.
In de Voerstreek bestond niet één eigen taal. De ruim 4000 Voerenaars spraken verschillende dialecten. De dorpen lagen eeuwen geleden op een sleutelpositie langs belangrijke handelswegen tussen Keulen en Maastricht. Zowel de Germaanse cultuur vanuit het noorden en de Romaanse cultuur vanuit het zuiden beïnvloedden het taalgebruik in de Voerstreek. De grootgrondbezitters, vaak rijke kasteelheren, spraken Frans. Dat was de taal van de bourgeoisie, de kleine bovenlaag. Het Frans stond voor chic. Zodra mensen een bepaalde welstand hadden bereikt, gingen zij Frans spreken. Wie Frans sprak, kon het ver brengen. Het overgrote deel van de Voerenaars sprak vooral dialect, het platte voers. De 6 Voerdorpen richtten zich voornamelijk op de landbouw. De boeren in de Voerstreek betaalden hoge pachtsommen voor het land aan de franse rentmeesters.
Huub Broers: "Mijn ouders waren in de jaren vijftig nog volledig afhankelijk van de Franstaligen. Mijn ouders hielden varkens. De grond waar de varkens op liepen, pachtten zij van de Franse kasteelheren. Als de kasteelheer de pacht kwam innen, dan moest ik met mijn broertjes en zusjes netjes gekleed zijn. We moesten keurig naast elkaar gaan zitten en ons uitmuntend gedragen. Wij moesten een goede indruk maken op de kasteelheer, anders had dat wellicht nadelige consequenties voor de pacht van het land. Ik voel nu nog de spanning als de kasteelheer het huis binnenkwam".
Broers herinnert zich ook nog het gevoel van ongelijkheid als hij terugdenkt aan het kerkbezoek op zondag: "Als iedereen in de kerk zat, was alleen de voorste bank nog vrij. Die plaatsen waren gereserveerd voor de kasteelheer en zijn kinderen. En dan kwam de kasteelheer met zijn gevolg binnenstappen. Iedereen was muisstil. Met groot vertoon liep hij vervolgens met zijn gevolg naar de voorste rij". Broers heeft de kasteelheer één keer nagespeeld in de kerk, samen met zijn neven. Hij liep met statige passen de kerk binnen alsof hij zelf de kasteelheer was en zijn neven volgden hem alsof ze zijn gevolg waren. Broers ging zitten op de voor de kasteelheer gereserveerde plaats. Daarna kwam de kasteelheer zelf binnen en iedereen hield zijn adem in........de kasteelheer liep echter stoïcijns door naar de tweede rij, nam daar plaats en deed of er niets aan de hand was. Nooit is er één een woord over gewisseld.
Boers had laten zien dat er met hem niet te sollen viel, ook al kwam hij uit een arme boerenfamilie en was hij ook nog eens Nederlandstalig.
Vlaamse arbeiders en Waalse staalbaronnen
De Franse taal kreeg na de Tweede Wereldoorlog steeds meer een vaste plek op scholen, in kerken en op administratief gebied.
Op scholen in de Voerstreek kregen de kinderen alleen de eerste drie jaar les in de Nederlandse taal. Daarna ging men over op het Frans, dat was immers de taal van de economische elite. Volgens Guido Sweron, oud-leraar geschiedenis, kwamen de Nederlandstalige kneusjes bij de doorstroming naar de hogere klassen vaak op de achterbank in de klas terecht en konden niet meer meekomen. Zij eindigden vaak als gastarbeider in het Luikse bekken.
In Wallonië, met Luik de hoofdstad, makten al lange tijd machtige staalbaronnen en mijnexploitanten de dienst uit. Voor veel vlaamse arbeiders, ook uit de Voerstreek, was dat vaak de enige plek waar nog kans was om nog werk te vinden. De Walen bespotten en minachtten over het algemeen deze vlaamse arbeiders en bestempelden hen als "ros, lui, ondervoed vraatzuchtig, dik, dom, en slordig". Sweron zegt dat de Franstaligen in de jaren vijftig géén moeite deden om de Vlaamse arbeiders de Franse taal te leren. Zij hielden het “verfransen” van het "gewone volk" eerder tégen, uit angst hun bevoorrechte positie te verliezen. De strategie vanuit Luik was: "hou ze dom". Alleen de vetlaag mocht "verfransen". Toen het begin jaren zestig economisch slechter ging in de landbouw, zat er voor de jonge boeren vaak niets anders op dan die ene bus te nemen richting het Luikse steenkoolbekken en de Luikse cementfabrieken.
De Taalgrens - La Frontière Linguistique in de Voerstreek
De Nederlandstaligen bekeken met wantrouwen de opmars van de Franse taal over een steeds groter deel van België. Om verdere onrust te voorkomen, kwam er in 1962 een adminstratieve herindeling in België. Voortaan moesten de grenzen tussen de Vlaamse en Waalse provincies samenvallen met de Frans-Nederlandse taalgrens.
Deze taalgrens had vooral voor de zes Voerdorpen vergaande gevolgen. De Voerdorpen vielen vanaf dat moment niet meer onder het Franstalige Luik, maar onder het Nederlandstalige Limburg. De Nederlandse taal werd de officiële taal, met faciliteiten voor Franstaligen. De Voerstreek grenste niet direct aan het Nederlanstalig Vlaams Limburg, zodat de Voerdorpen een enclave onder Nederlandstalig bestuur vormden, in het Frànstalige Wallonië.
De meerderheid van de Voerenaars, zo'n 60% verzette zich heftig tegen de overgang naar Limburg en wilde bij Luik blijven. De Franstaligen met veelal leidinggevende posities vreesten voor verlies van hun voordelige economische en sociale relaties met Luik. Daarbij wilden zij niet geassocieerd worden met Vlamingen. Dat zouden slechte Belgen zijn, onder andere vanwege collaboratie met de Duitsers gedurende WOII. De overige 40% van de Voerenaars steunde de indeling bij Limburg wel. Voor hen was het een waarborg voor het behoud van het Vlaamse karakter van de Voerenaars en van hun taal.
De vraag is waarom de Voerstreek, van oudsher overwegend gericht was op het Franstalige Luik, onder Nederlandstalig bestuur kwam. Volgens de schrijver Geert van Istendael drukten de Waalse socialisten uit Luik een belangrijke stempel op het tot stand komen van de taalgrens en specifiek op de indeling van de Voerdorpen. De socialisten hadden jaren lang de meerderheid gehad in de provincieraad. Dat lag niet aan de Voerenaars, want die stemden juist overwegend katholiek. Toen begin jaren zestig de christelijke partijen meer macht kregen, dreigden zij de socialisten te gaan verdringen.De socialisten wilden dat tegengaan. Hun strategie was om de katholieke Voerdorpen via de taalgrens buiten Wallonië te plaatsen. Dat zou immers stemverlies opleveren voor de katholieken in Wallonië en dat zou de positie van de socialisten versterken. Wat de achterliggende redenen ook waren, feit was dat na de instelling van de taalgrens de taalstrijd in de Voerstreek concrete vormen aannam.
De dorpen kwamen in een oorlogssfeer terecht. Huub Broers, burgemeester van Voeren: "Voor mij was de instelling van de taalgrens hetzelfde als de bouw van de Berlijnse muur. Ik herinner me de dreiging die uitging van de spanningen tussen Chroetsjov en Kennedy. Met de instelling van de taalgrens dacht ik dat zich in ons dorp dezelfde taferelen zouden gaan afspelen als bij de Berlijnse muur......"
Bij de moeder van Broers gooiden Franstaligen regelmatig stenen door de ramen, omdat zij boekjes verkocht van het Davidsfonds, een sociaal culturele vereniging met als doel de Nederlandse taal te versterken, ter ondersteuning van de strijd voor gelijke rechten van Nederlandstaligen in België.
Frans verzet: Retour à Liège
De Franstaligen in de Voerstreek weigerden zich neer te leggen bij de taalgrens. Bij de gemeenteraads-verkiezingen in 1964 richtten zij de actiegroep "Retour á Liège op".
Jean Louis Xhonneux was één van de oprichters van deze actiegroep, waarvan de naam overigens een aantal jaar geleden veranderde in "Retour aux Libertés" .
Xhonneux vertelt dat de Franstaligen het na de instelling van de taalgrens niet makkelijk hadden. Voor de Franstalige Voerenaars was het bijvoorbeeld moeilijk om een eigen schooltje op te richten. Xhonneux: "Franstaligen moesten voor de oprichting van een schooltje aan allerlei ingewikkelde voorwaarden voldoen. De oprichters waren verplicht om handtekeningen van maar liefst 16 Franstalige ouderparen te verzamelen. En binnen een straal van 4 kilometer in de omtrek mocht bovendien geen andere Franstalige school te vinden zijn. De inspectie voor naleving van de taalwet ging letterlijk met een meetlat de straat op om exact de afstand te meten. Tot op de centimeter precies....". Dat veroorzaakte soms bizarre situaties.
Franstaligen, verenigd in Retour à Liège, trachtten zo veel mogelijk faciliteiten voor zichzelf op te zetten. De Nederlandstaligen organiseerden zich stevig in de partij "Voerbelangen".
Beide partijen vochten voor hun eigen belangen, en de meeste Voerenaars sloten zich bij één van beide partijen aan. Tussen 1968 en 1973 zetten de Franstalige Voerenaars Franstalige lagere- en kleuterscholen op. De Vlaamse Voerenaars richtten een midelbare school, een cultureel centrum en een muziekacademie op. De zes Voerdorpen vielen vanaf 1976 onder één gemeentebestuur. De gemeente Voeren (Fouron) was een feit.
Het leek even of daarmee ook de "taalstrijdbijl" begraven was, maar dat was slechts een illusie. Tijdens de inauguratie van de gemeenteraadsleden ging het al snel weer helemaal mis. De Franstaligen weigerden namelijk de eed af te leggen in het Nederlands, met als gevolg dat de partijen direct opnieuw met elkaar in de clinch raakten.
Inmiddels was een nieuwe generatie Franstaligen opgestaan. Zij stelden zich veel radicaler op dan hun ouders. Hun leider was de populaire, jeugdige José Happart. Deze onbekende fruitkweker ontpopte zich in korte tijd tot nationale beroemdheid in heel België. Hij richtte eind jaren zeventig de vereniging "Action Fourronaise" op. De jeugd verenigde hij "le groupe Hérisson". Met deze groep zette hij in op "nieuwe vormen Franstalig verzet".
Taalstrijd met geweld
De taalstrijd kreeg een steeds gewelddadiger karkater.
De strijd in Voeren stond niet meer los van de buitenwereld. Zowel uit Wallonië als uit Vlaanderen kwam hulp om de Frans- of Nederlandstalige dorpsbewoners bij te staan.
Vlamingen van buiten de Voerstreek gingen vanaf 1978 wandelingen organiseren door de heuvels van de Voerstreek. Zij wandelden regelmatig demonstratief door de heuvels van de Voerstreek, een gebied dat immers onderdeel uitmaakte van "hun" Vlaamse gewest. Als snel kregen deze wandelingen het karakter van een mars, met luidkeels roepende, extreem-rechtse types. De nationalisten van de Vlaams Militante Orde vertoonden zich regelmatig tijdens de wandelingen in de Voerstreek. In de dorpen verzamelden zich als reactie groepjes Luikse, socialistische militanten, zodat de spanning opliep. Het Taal Aktie Komitee (TAK) organiseerde deze wandelingen vaak. Het TAK was een in 1972 opgerichte groep Vlamingen die strikte toepassing van de taalwetgeving verlangde, zonder faciliteiten voor Franstaligen.
De confrontaties tussen de de aanhang van Happart en de aanhang van Broers bleven niet uit. Van het nog redelijk onschuldig stenen gooien en auto's vernielen, verbrijzelen van ramen, vernielen van reclameborden, verbranden van vlaggen, gooien van spijkers en kraaiennpoten, lipe het soms uit op het gooien van molotov-cocktails en heftige gevechten gevechten met knuppels en stokken. De polarisatie tussen beide groepen nam enorm toe. Families en vriendschappen vielen uit elkaar als gevolg van de strijd. En elke inwoner had wel een aanleiding om zich actief met de strijd te bemoeien: een moeder die in elkaar geslagen was, een oom, een zus of een opa.
Overal in de dorpen zag men tekenen van de stijd, zoals de teksten op muren en wegen "Flamands dehors" "Fouron Wallon" "La lutte continue" etc.
Het geweld in Voeren hield aan, met de demonstratie op 9 maart 1980 als dramatisch hoogtepunt. Toen kwamen vierendertig autobussen met Vlamingen uit heel België naar Voeren "om te gaan wandelen". Zij wilden afzakken naar Remersdaal, een overwegend Franstalig Voerdorp. De Rijkswacht probeerde de wandelaars tevergeefs tegen te houden. In korte tijd ontstond een massaal gevecht tussen Frans- en Nederlanstaligen, waarbij balken, bakstenen en buizen over en weer vlogen en personen op elkaar in begonnen te slaan. De politie spoot met waterkanonnen en liet traangasgranaten ontploffen. Gwonden vielen en de ambulances reden af en aan.
De politie uit Vlaanderen greep volgens de Franstaligen veel te laat in en zou partijdig zijn. De strijd ging daarna verder in Sint-Pieters-Voeren, waar een schietincident plaats vond: een Franstalige forellenkweker schoot op Vlaamse wandelaars, die daarna, uitzinnig van woede, zijn huis bestromden.
De dag na de wandeling vaardigde de gouverneur van Limburg voor Voeren een samenscholingsverbod uit van meer dan vijf personen.
Happart burgemeester
Na 1980 namen de rellen af. Volgens de heer Wynants van de taalcommissie in Voeren, beseften de Nederlandstaligen waarschijnlijk dat de Franstaligen alleen maar baat hadden bij nieuwe incidenten. Elk incident zou immers de aanleiding kunnen zijn om de Voerstreek opnieuw op de politieke agenda van het Belgisch parlement te plaatsen. Met als mogelijk gevolg dat de taalgrens wel eens ten voordele van de Franstaligen kon gaan veranderen....
Ook al namen de rellen af, op bestuurlijk niveau ging de strijd door. In 1982 lukte het de Franstalige Happart zelfs om als leider van "Retour à Liège" met bijna 3000 voorkeursstemmen de gemeenteraadsverkiezingen te winnen. Het wonder geschiedde: een Franstalige burgemeester, van een gemeente met Nederlanstalig bestuur!
Toch ging dat ook weer niet zó gemakkelijk. Happart sprak geen Nederlands. Na allerlei touwtrekkerij lukte het hem toch om op 1 januari 1984 alsnog de burgemeesterplek in te nemen. Maar nadat hij 19 dagen later weigerde een taalexamen te doen, moest hij alsnog vertrekken. Happart liet het er niet bij zitten en ging in hoger beroep tegen zijn ontslag. In afwachting van de uitspraak functioneerde hij gewoon als burgemeester. En dat was te merken. In januari 1984 besloot hij de Vlaamse kleuters van Sint Martensvoeren in een donker noodlokaaltje te huisvesten. Happart wilde zo druk uitoefenen op onderwijsminister Coens, opdat deze sneller met subsidies voor de nieuwbouw van de Franse school over de brug zou komen. Vlaamse ouders kwamen direct in opstand en weigerden hun kind zoals zij zeiden "in een bezemhok" te stoppen.
In 1986 volgde de uitspraak in hoger beroep dat Happart geen burgemeester mocht zijn. Hij trok zich er niets van aan en bleef zich toch voordoen als de burgemeester van Voeren. De rel rond Happart (lid van de Parti Socialiste) nam grote vormen aan en sloeg over naar het Kabinet. Op 21 oktober 1987 struikelde het Kabinet Martens IV over "de Voerkwestie". Pas bij de instelling van de zogenaamde pacificatiewet in 1988, met daarin vastgestelde eisen voor de taalkennis van raadsleden, schepenen en burgemeesters, moest Happart stoppen met zijn burgemeesterschap.
Hij verdween uit Voeren en werd voorzitter van het Waalse Parlement.
Rust in de streek?
Geleidelijk veranderden de politieke verhoudingen in de gemeenteraad van Voeren, ten voordele van de Nederlandstaligen. In juni 2001 werd Huub Broers officieel burgemeester van Voeren. En hij is dat nog steeds. Als burgemeester plaatste hij de volgende tekst op internet:
"Ik heb de laatste jaren helaas zo vaak meegemaakt hoe in geschreven teksten en woorden blijkt dat sommigen nog altijd in die tijden zijn blijven stilstaan. Haat viert bij hen nog altijd hoogtij. Haat tegenover degenen die niet hetzelfde denken. Ruzie bleef voor sommigen een themawoord. Laat dat nu net niet zijn wat je nodig hebt als je wil bouwen aan onze gemeente. Laat dat nu net niet de dingen zijn om de mensen verder naar elkaar toe te laten groeien. Laat dat nu niet zijn wat de Voerenaars willen: rust, een beetje orde en vriendschap. Met steeds weerkerend negativisme en afbraakpolitiek bouw je niet aan deze gemeente. Je mag zijn wat je altijd was. Je mag je Vlaming, Waal, Nederlander of wie dan ook voelen: hier ben je in de eerste plaats Voerenaar en dus gelijk. Altijd maar terugkomen op thema's zoals taalpolitiek, zogezegde ongelijkheid tussen verschillende groepen en zelfs etnische taalzuiveringen leidt alleen maar tot verdeeldheid. Niet tot de samenwerking en het samen denken om van onze gemeente een nog betere gemeente te maken".
Het zijn mooie woorden, maar Xhonneux, drijvende kracht achter de actiegroep "Retour aux Libertès" laat weten dat het allemaal niet zo makkelijk gaat.
Xhonneux: "Samenwerking blijft moeilijk, als het pesten van Franstaligen aan de orde van de dag is. Als Franstalige gemeenteraadsleden Frans spreken in de gemeenteraad, stopt de griffier met notuleren. Als je Frans spreekt, zeg je dus niets. Frans spreken in de gemeenteraad staat gelijk aan het verstoren van de openbare orde. Als je Frans spreekt, besta je in feite niet". "En dan de rekeningen voor de waterleiding. De rekening staat beschreven in het Nederlands. Als de Fransen een rekening in het Frans willen hebben, dan moeten ze daar een aparte aanvraag voor doen. Na deze aanvraag ontvangen ze inderdaad een rekening in het Frans.
Maar als ze een maand later de nieuwe rekening ontvangen, dan is deze wéér in het Nederlands. Voor een Franstalige rekening moet dan opnìeuw een aanvraag worden gedaan! Ik noem dat puur plagerijen en kwellingen".
Broers ondervindt zelf overigens ook dat er nog veel strijd geleverd moet worden om de gemeente echt tot een éénheid te maken. Hij merkte dat bij zijn voorstel voor de oprichting van een nieuwe Nederlandstalige brandweerpost in 's Graven-Voeren. Volgens hem verzetten de Franstaligen zich tegen deze oprichting en houden de Franstaligen zijn voorstel tegen.
De brandweer in Voeren valt onder het Franstalige Wallonië. De brandweermannen spreken dus Frans. Broers wil een Nederlandstalige brandweerpost. Xhonneux vindt het onzin, een Nederlandstalige brandweerpost: "Als iemand bij een brand in coma ligt, dan hoef je toch helemaal niet te praten! Wat maakt het dan uit of je Frans dan wel Nederlands spreekt. Ik heb nog nooit een vuur gezien dat kan praten. Brandweermannen moeten het vuur blussen en en de bewustelozen helpen. Daar komt geen taal bij te pas! Bovendien kost het alleen maar extra geld.".
Ook al komen er geen molotovcocktails meer aan te pas, de strijd zet zich duidelijk voort achter de schermen.
Voeren komt nog maar zelden in het nieuws. De overgeschilderde borden aan de rand van de bebouwde kom doen nog denken aan de heftige tijden. Aan de gevel van het gemeenthuis hangen de Waalse en de Vlaamse vlag tegenwoordig vredig te wapperen. Guido Sweron, voorzitter van het Toerisme in de Voerstreek, legt uit dat Brussel de Voerstreek in de jaren zeventig en tachtig misbruikte als onderzoeksterrein. De Voerstreek was het kleine strijdpodium dat symbool stond voor de taalstrijd in heel België. De regering hield de Voerstreek nauwlettend in de gaten, om te zien hoe de verhoudingen zich daar tussen de Frans- en Nederlandstaligen zouden ontwikkelen. De regering onderzocht daarbij mogelijkheden om de ontwikkelingen aan te sturen.
Duidelijk is dat achter de taalstrijd veel meer schuil ging dan de strijd om taal alleen. Deze strijd laait overigens altijd wel weer even op tijdens de verkiezingen.
Terwijl Europa op alle fronten streeft naar Europese eenheid, is het wellicht raadzaam de taal maar even te laten voor wat hij is.....
Research en tekst: Mirjam Gulmans
Samenstelling en regie: Godfried van Run
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: