De schok van de Spoetnik
Op 4 oktober 1957 veranderde een bol van 84 kilo de loop van de wereldgeschiedenis. Op het toppunt van de Koude Oorlog verbaasde de Sovjetunie de hele wereld door voor het eerst een kunstmaan in een baan rond de aarde te brengen. De Spoetnik 1 luidde het ruimtevaarttijdperk in.
Het nieuws sloeg in Amerika in als een bom. Hoe kon het zijn dat de Russen hen versloegen in het spelletje waarin ze zo bedreven waren: techniek? Binnen een jaar werd NASA opgericht: het startsein voor een peperduur programma. President Eisenhower had er zo zijn twijfels over. De Amerikanen lagen in veel opzichten straatlengtes voor op de Russen, waarom zouden ze zich in de ruimte moeten bewijzen? Maar toch gaf hij toe aan de maatschappelijke druk. Wie de ruimterace won, zo werd aangenomen, zou de technische voorsprong hebben die nodig was om de wereld naar de hand te zetten.
De worsteling tussen de twee grote ideologieën van de Koude Oorlog, het communisme en het kapitalisme, zou in de ruimte worden voortgezet.
Maar hoe verkoop je ruimtevaartmagie aan een bevolking die te kampen heeft met de realiteit van rassenrellen, armoede en oorlog? Space needed a face. NASA begreep dat de wedloop in de ruimte alleen tot de verbeelding zou kunnen spreken als het werd gepresenteerd als een avontuur voor de mensheid. Gerard DeGroot, professor moderne geschiedenis aan de St.Andrews Universiteit in Schotland en auteur van Dark Side of the Moon: “De Amerikaanse astronauten werden de kruisvaarders die de Amerikanen dit nieuwe tijdperk in moesten leiden, en de oorlog in de ruimte moesten winnen.”
De Amerikanen naar de maan
Het wapenfeit dat door de Sovjetunie in de ruimte werd neergezet, ging in Amerika allesbehalve ongemerkt voorbij. Een maand na de lancering lieten peilingen zien dat de meerderheid van de Amerikaanse bevolking vond dat de prestige van hun land door de Spoetnik ernstige schade had opgelopen. Er was een kloof ontstaan in de kennis over de ruimte, en die was ‘gevaarlijk groot’, volgens velen.
De vice-president van de Verenigde Staten onder Kennedy, Lyndon Johnson, speelde in op dit volkssentiment door te benadrukken dat Nikita Chroestjov via de ruimte wereldheerschappij wilde verwerven. De Russen zouden de getijden kunnen controleren. Maar nog veel erger: ze werkten aan het lanceren van raketten vanuit de ruimte. Dat zou volgens Johnson niet veel moeilijker zijn dan het gooien van stenen op een snelweg vanaf een viaduct. De mysterieuze signalen die de Spoetnik uitzond, droegen verder bij aan het wantrouwen ten opzichte van het Sovjetprogramma. Gerard DeGroot: “Het signaal van de Spoetnik zat op dezelfde frequentie als het signaal dat veel Amerikanen gebruiken om hun garagedeur mee te openen. Iedere keer als de Spoetnik passeerde, gingen die garagedeuren open. Dat voedde de angst over de geheime agenda van de Russen.”
Na de Spoetnik 1 volgden de Russische ruimtesuccessen elkaar in hoog tempo op. Een maand later werd het arme hondje Laika in de Spoetnik 2 in een baan rond de aarde gebracht. Laika overleefde de onderneming niet, maar de Russen hadden wel bewezen dat ze ook iets levends de ruimte in konden schieten. De grondregels van de ruimterace waren duidelijk: het ging voortaan alleen nog om prestaties waarbij ademende, levende wezens betrokken waren. De volgende stap was een logische: de eerste mens in de ruimte. Ook dit was een Rus: Joeri Gagarin. De beurt was nu aan NASA.
De missie van Von Braun
De man achter het ruimtevaartprogramma van de Verenigde Staten was Wernher von Braun. Vanaf zijn kinderjaren was deze Duitse natuurkundige al gebiologeerd door astronomie en het heelal. In zijn tienerjaren vuurde Von Braun een speelgoedauto af met behulp van vuurwerk, met helaas niets anders tot gevolg dan een nacht in de gevangenis. Maar Von Brauns passie en genialiteit bleven niet lang onopgemerkt door de Duitse overheid.
Eind 1934 lanceerde de groep geleerden rond Von Braun groep twee raketten, die tot een hoogte van ruim twee kilometer kwamen. In Peenemünde aan de Oostzee werd de langeafstandsraket V2 (Vergeltungswaffe-2) ontwikkeld, die door Hitler werd gebruikt om Londen aan te vallen. In 1944 werd Von Braun gearresteerd door de Gestapo op verdenking van sabotage van het V2-programma. In 1945 moest het team van Von Braun beslissen, aan wie zij zich wilden overgeven. Zoals een geleerde van de groep opmerkte: ‘We verachten de Fransen, we zijn doodsbang voor de Russen, we denken dat de Britten ons niet kunnen betalen..dan blijven de Amerikanen over.’
In het geheim werd Von Braun in het kader van project ‘Overcast’ (een geheime operatie van de Amerikaanse overheid om belangrijke Duitse wetenschappers over te brengen naar Amerika) met een deel van ingenieurs naar de VS gebracht, met 300 treinwagons vol met bouwtekeningen en onderdelen van raketten. Er waren ook stafleden die toch naar Rusland gingen. Alhoewel Von Braun een dubieus verleden had - in 1937 was hij lid geworden van de N.S.D.A.P om zijn carrière veilig te stellen – werd zijn kennis ten volle ingezet om de Amerikaanse rakettechnologie op de kaart te zetten.
Von Braun was niet alleen een begiftigd technicus, hij wist als geen ander hoe hij de ruimtevaart aan het publiek moest verkopen. Halverwege de jaren vijftig ontwikkelde hij als technisch directeur voor de Disney Studio’s drie films over de ontwikkeling van de ruimtevaart. De eerste film, ‘Man in Space’, werd in maart 1955 op ABC uitgezonden. ‘Man and the Moon’ volgde datzelfde jaar, en de laatste film, ‘Mars and Beyond’ was in 1957 door heel Amerika op televisie te zien. De raketgeleerde had het talent om zijn visie op de ruimtevaart naar buiten te brengen in een taal die ook leken aansprak, zonder zijn autoriteit als geleerde te verliezen. Hij was een charismatische man, die - ondanks zijn Duitse accent - door de Amerikanen werd vertrouwd en geloofd.
Von Braun wist de Amerikaanse bevolking ervan te overtuigen dat bemande ruimtevaart niet tot science fiction beperkt zou blijven. Zijn pogingen om de ruimte te verkopen wierpen vruchten af. In 1955 begonnen de Amerikanen te geloven in de ruimtevaart. Volgens een peiling geloofde 38 procent van de Amerikanen dat ze de maan ‘binnen vijftig jaar’ zouden bereiken – 23 procent meer dan in 1949.
To put a man on the moon
Kennedy, de flamboyante president die Eisenhower opvolgt, zag zichzelf voor een dilemma geplaatst. DeGroot: “Kennedy vindt de ruimtevaart een spannend project, maar ziet de praktische opbrengsten er niet van in. Maar net als Eisenhower staat hij onder druk. Als hij nog maar net is geïnstalleerd als president, zijn daar de Russen, die alweer een grote stap in de ruimte doen. Het is een vernedering, Kennedy weet niet goed wat hij ermee aan moet. Hij roept al zijn adviseurs bij elkaar en zegt: Ik heb een ruimtevaartspektakel nodig. Wat voor doel kunnen we stellen dat we kunnen bereiken, voor de Russen dat doen? Het antwoord waar ze mee komen, is de maan.” In zijn beroemde speech van 25 mei 1961 kondigde Kennedy aan dat de Amerikanen aan het eind van het decennium een man op de maan zullen hebben. NASA pakte het project vanaf het begin groots aan. In 1961 werd voor het maanlandingsprogramma 20 miljard dollar gevraagd, terwijl de totale begroting 94 miljard dollar bedroeg.
Al snel werd Kennedy duidelijk dat de missie meer haken en ogen had dan in eerste instantie gedacht. Het programma zou veel duurder worden dan begroot. Via de VN riep hij de Sovjetunie op tot samenwerking in de ruimte, maar deze oproep vond geen gehoor. De moord op Kennedy in ’63 zorgde ervoor dat zijn belofte om een mens (Amerikaan) op de maan te zetten, mythische proporties kreeg.
The Mercury Seven
Minstens even zo belangrijk in het verdedigen van de begrotingspost voor ruimtevaart was het feit dat NASA vanaf het begin toewerkte naar bemande ruimtevaart. De Amerikanen zouden nooit zo hopeloos verliefd zijn geraakt op een programma dat een robot op de maan zou moeten brengen. Kortom: er waren geen mensen voor nodig om op het maanoppervlak te landen, maar het programma had wel mensen nodig om het aan het publiek te kunnen verkopen.
Het Mercury-project was het eerst NASA-programma voor bemande ruimtevaart. In 1959 werden uit een groep van 110 militaire testpiloten zeven excellente kandidaten geselecteerd, die al snel 'The Mercury Seven' werden genoemd: Wally Shirra, Deke Slayton, Alan Shepard, Gus Grissom, John Glenn, Gordon Cooper en Scott Carpenter. Na een aantal mentaal en fysiek slopende testen werden deze mannen in een vier jaar durend programma klaargestoomd voor een tochtje in de ruimte. Na hun eerste persconferentie biedt Life Magazine een half miljoen dollar voor de exclusieve verhalen van de astronauten en hun families. In vijf jaar tijd verschenen er meer dan zeventig artikelen over The Mercury Seven en hun gezinsleven in Life. De astronauten waren al rijk en beroemd voor ze ooit in een raket hadden plaatsgenomen. Paul Haney, van 1958 tot 1968 voorlichter van NASA: "Life zou hen aan de wereld presenteren. Ze maakten er een geweldig project van, schetsen de hele levensloop van die astronauten, ook wat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden betekend."
De voornaamste doelen van het Mercury programma waren het lanceren van een bemande ruimtecapsule in een baan rond de aarde, de bestudering van het effect van ruimtereizen op de mens, en het veilig terugkeren op aarde. Er werden drie verschillende raketten gebruikt: de Little Joe, Redstone en Atlas. Het programma begon met onbemande vluchten, waarvan er een paar jammerlijk mislukten. Allerminst een impuls voor het zelfvertrouwen van de Amerikanen volgens Gerard DeGroot, want: "Het probleem was eigenlijk het Amerikaanse idee van vrijheid van informatie. Daardoor was elke mislukking live op televisie te volgen. De Amerikanen zagen alleen de Russische successen, en zichzelf zagen ze keer op keer falen."
De grote doorbraak: John Glenn en 'zijn' Friendship 7
Maar na de mislukkingen volgden ook voor de Amerikanen kleine overwinningen. In 1961 werden de chimpansees Ham en Enos in een capsule die volledig bestuurbaar waren vanaf de grond de ruimte ingeschoten. In tegenstelling tot de Russen gebruikten de Amerikanen primaten bij hun testvluchten, om zo goed mogelijk de effecten van de vluchten op het menselijk lichaam te kunnen voorspellen. Van Ham en Enos was het slechts een kleine stap naar de eerste Amerikaanse mens in de ruimte. Dat werd Alan Shepard (Freedom 7). Na Shepard werden zes van de zeven voormalig testpiloten een voor een gelanceerd, dit omdat de capsules zo klein waren dat ‘je er niet instapte, maar ze aantrok’. John Glenn werd de eerste Amerikaan die in een baan om de aarde vloog. Glenns Friendship werd op 20 februari 1962 de ruimte ingeschoten. Op Cocoa Beach stond de tijd even stil toen duizenden mensen ademloos naar de lancering keken. Honderd miljoen mensen zagen de countdown op televisie. Glenn landde, na driemaal de aarde te zijn rondgegaan met een snelheid van 28.000 kilometer per uur, in de Atlantische Oceaan.
Zijn vlucht duurde maar een paar uur, maar John Glenn werd binnengehaald als een held. DeGroot: “Als John Glenn naar de aarde terugkeert na zijn hele korte vlucht, wordt er een parade georganiseerd in Washington. De menigten die zich dan verzameld heeft, is groter dan tijdens Kennedy’s inauguratie. De Amerikanen zijn verslingerd geraakt aan het idee van heldendom in de ruimte. NASA voedt dit gevoel door het Amerikaanse volk deze helden aan te leveren.” Glenn is een hardwerkende, intelligente piloot met een aantrekkelijk voorkomen, getrouwd met zijn highschool sweetheart en heeft twee kinderen. Hij is het prototype van ‘the all-American hero’ en is voor de Amerikanen een lichtpuntje in een sombere periode waarin rassenrellen, politieke moorden en de Vietnamoorlog het nieuws van alledag domineren. De naam ‘John Glenn’ prijkt in de periode na de vlucht op honderden geboortekaartjes en Amerika danst de John Glenn twist.
De race naar de ruimte heeft een beperkte wetenschappelijke relevantie, maar heeft een steeds grotere invloed op het maatschappelijk leven. Het ruimtethema komt tot onder andere uitdrukking in popmuziek (Bill Haley’s ‘Rocking Chair on the Moon’, ‘Space Oddity’ van David Bowie), en in speelgoed. In de jaren zestig is speelgoed met een ruimtethema het populairst bij Amerikaanse kinderen. GI Joe liet zijn militaire schutkleuren even links liggen en trok een ruimtepak aan. De ruimte sprak voor de aankomende generatie enorm tot de verbeelding: het archief van NASA bevat duizenden brieven van meisjes en jongens die astronaut wilden worden. De ruimte werd een symbool van hoop voor de toekomst.
Vooruitgang en een kritische noot
Kennedy's opvolger Lyndon Johnson heeft de handen vol aan een veelheid aan politiek gevoelige kwesties in binnen- en buitenland. De 'War on Poverty', de burgerrechtenbeweging, en niet te vergeten: de kostbare oorlog in Vietnam. Met zijn Great Society Program wil hij de problemen in eigen land aanpakken. Maar het geld kan niet twee keer worden uitgegeven. De bijna 2 miljard dollar voor armoedebestrijding en de 5 miljard voor NASA waren volgens de voorstanders ervan allebei even urgent. Omdat er zoveel aandachtspunten zijn die om een plaats op de Amerikaanse begroting strijden, moet het ruimtevaartprogramma door middel van een goed doordachte public relations campagne aan de man worden gebracht. Dit is het terrein waar pragmatici als Kennedy en Johnson en de echte ruimtevaartadepten bij elkaar komen. De presidenten zorgen voor het geld, de wetenschappers voor het creëren van een Amerikaanse droom.
Het Mercury project was voor de Amerikanen een springplank naar de maan. Voor zijn dood had Kennedy al een opvolger van Mercury aangekondigd. Met het Gemini-project werd ervaring opgedaan met het naderen en koppelen in de omloopbaan: belangrijke voorwaarden om op de maan te kunnen landen. De eenpersoonscapsule van Mercury werd uitgebreid tot een tweepersoonsruimteschip. In 1965 zijn Grissom en Young het eerste duo in de ruimte. De Amerikanen zijn hard op weg de achterstand op hun grote rivaal in te lopen. Er komt wel nieuws uit het Russische kamp: de eerste ruimtewandeling is een feit. Maar wat betreft bemande ruimtevluchten naar de maan zijn de Amerikanen een stapje verder.
Halverwege de jaren zestig kwamen de tegenstanders van het kostenverslindende ruimtevaartprogramma echter ook naar voren. Critici zetten vraagtekens bij het wetenschappelijke nut van bemande ruimtevluchten. De vluchten waren alleen maar bedoeld om de bemanning weer heelhuids terug te brengen. Nieuw inzicht in de ruimte of de maan zou het volgens hen niet geven. Daarnaast zou het de kosten van het project alleen maar doen oplopen. Die kritiek viel ook samen met het wantrouwen in technocraten die de wereld nieuwe gevaren hadden gebracht door de ontwikkeling van kernbommen en andere vernietigingswapens. Ook vanuit Europa werden kanttekeningen geplaatst bij de prestigieuze projecten van de Amerikanen. DeGroot: "Europeanen kijken naar Amerika, en zien een toch wel vreemd land dat enorme sommen besteed om op de maan te komen, maar niets doet aan de ratten in de ghetto's van Harlem."
De kritische noten van wetenschappers schrikken de nieuwe president, Lyndon Johnson, allerminst af. Hij draagt NASA niet alleen een warm hart toe, maar ziet ook in dat de ruimterace brood en spelen zijn voor het volk. Johnson geeft het startsein voor het Apollo-programma, de laatste fase van het Amerikaanse avontuur naar de maan.
Ad astra per aspera
De eerste bemande vlucht in het kader van het Apollo-programma verliep ronduit dramatisch. Toen de astronauten Grissom, White en Chaffee voorafgaand aan de lancering een controlelijst doornamen in de cabine, sloeg het noodlot toe. Paul Haney was erbij die dag, en wat er gebeurde staat in zijn geheugen gegrift: "Er was tijdens het hele ruimtevaartprogramma geen enkele dag waarop we ons zo verslagen voelden als op die 27e januari in 1967, de dag van de Apollobrand. We hadden een vonk in het elektrische systeem. En dat kleine vonkje veroorzaakte een enorme brand omdat een of andere idioot had bedacht dat de cabines gevuld moesten worden met zuivere zuurstof. En je hoeft geen wetenschapper te zijn om te weten dat dat brandgevaarlijk is." Paul Haney zag hoe de driekoppige bemanning hun dood tegemoet ging: "Ik luisterde gespannen naar wat de mannen zeiden. White zei: Vuur, er is vuur in de capsule! Eén van de mannen schreeuwde van pijn omdat hij letterlijk werd geroosterd in zijn ruimtepak." Omdat de cabine onder grote druk stond, konden de drie mannen onmogelijk ontsnappen. Het zou minstens 90 seconden hebben gekost om naar buiten te komen, terwijl de bemanning na 17 seconden al was gedood. De ruimtepakken van de astronauten waren gesmolten, die van Grissom en White zelfs aan elkaar.
Alhoewel de verslagenheid na de brand groot was, werden er geen vraagtekens gezet bij de voortzetting van het programma. Integendeel: Meer dan ooit werd gevoeld dat een landing op de maan de hele mensheid ten goede zou komen. Zo creëerde de belofte van de eerste martelaar van het ruimtevaartprogramma van NASA- Kennedy - drie nieuwe martelaren in de queeste naar de maan. Want, zegt Paul Haney: "Het werd allemaal te haastig gedaan." Op het gedenkteken dat ter ere van de astronauten van de Apollo 1 (die overigens pas later zo werd genoemd) werd opgericht, is te lezen: 'Ter herinnering aan degenen die het uiterste offer brachten, zodat anderen de sterren konden bereiken. Ad astra per aspera.' De weg naar de maan kostte offers, maar dat was nodig om grote prestaties neer te zetten.
Na het ongeluk volgden vijf onbemande vluchten. In de herfst van 1968 was NASA weer klaar voor een bemande vlucht, ditmaal werden drie astronauten succesvol in een baan rond de aarde gebracht. Het slagen van deze missie bracht het vertrouwen en positivisme terug in de Amerikaanse gelederen.
Net voor kerst werd alles in werk gezet voor een ruimtespektakel van de bovenste plank. NASA voelde de hete adem van de Russen opnieuw in de nek. Evenals de Amerikanen waren zij dichtbij het punt waarop ze een bemande raket naar de maan konden lanceren. De CIA had op spionagefoto’s een nieuwe Russische draagraket ontwaard: de Proton 8k82k. De druk op de schouders van NASA werd enorm verhoogd. Om de voorsprong in de race niet uit handen te geven, moest er een knoop worden doorgehakt. Het missiedoel van Apollo 9 – een testvlucht naar de maan – werd drie maanden naar voren gehaald. Volgens Wernher von Braun, de ontwerper van de eerste drietrapsraket die als draagraket gebruikt zou worden, leverde dit geen problemen op. Hij gaf groen licht voor de lancering.
Epiloog
Op 21 december werd de Apollo 8 succesvol gelanceerd: de eerste bemande missie die een baan om de aarde zou maken. De televisiebeelden van de aarde die de hele wereld overgingen, maakten veel indruk. De astronauten verkenden het maanoppervlak vanaf een afstand en maakten er kleurenfoto's van. Een staaltje sublieme PR maakte de gebeurtenis legendarisch: tijdens de live-uitzending van de omwenteling rond de maan op kerstavond las de bemanning om beurten hoofdstukken uit Genesis voor. Indrukwekkender kon het eigenlijk niet: het scheppingsverhaal dat werd voorgelezen door astronauten die om de maan heen cirkelden.
De afloop van het verhaal weten we: negen maanden later zette de eerste mens voet op de maan. De Amerikanen waren de onbetwiste winnaars van de ruimterace. Maar tegen welke prijs? De bemande ruimtevaart heeft de wetenschap weinig vernieuwende inzichten opgeleverd, aldus Gerard DeGroot. "NASA banadrukte continu dat er geweldige dingen voortkwamen uit het ruimteprogramma. Teflon, Velcro en hittebestendig glas - het waren dingen die al lang voor ruimtevaartprogramma bestonden, maar de PR-mensen van NASA maakten er spectaculaire spin-offs van." De enorme sommen geld die de ruimte in werden geschoten hadden op aarde een andere, volgens DeGroot nuttigere, bestemming kunnen krijgen: "In de jaren zestig publiceerde een wetenschapper een artikel dat ging over de mogelijkheden die er waren om 35 miljard op aarde uit te geven, aan wetenschappelijk onderzoek. Honderden universiteiten zouden kunnen worden opgericht. In plaats daarvan werd het besteed aan een stukje magie."
Na Apollo verloren de Amerikanen al snel de interesse in de ruimte: de spanning was weg nu de maan eenmaal was bereikt. Misschien komt daar in de komende jaren verandering in. Het ziet er naar uit dat de Amerikanen een nieuwe uitdager hebben gevonden: China. Het hoofd van de China National Space Administration zei onlangs op een internationale conferentie over ruimtevaart dat China binnen vijf jaar ruimteverkenningen zal gaan uitvoeren naar de maan en Mars, in samenwerking met Rusland. Bush heeft er ondertussen geen geheim van gemaakt een permanente basis op de maan te willen vestigen. Er zijn opvallende parallellen met de spacerace van de jaren zestig: er is een tegenstander, en opnieuw is er een impopulaire oorlog die vaak negatief in het nieuws komt. De ruimte als bliksemafleider: in de eenentwintigste eeuw op herhaling?
Tekst: Stephanie Sint Nicolaas
Research: Hasan Evrengün en Stephanie Sint Nicolaas
Regie en samenstelling: Gerda Jansen Hendriks
Beeldmateriaal
Beeldmateriaal:
NASA
Polygoon en NTS-Journaal
BBC
(Bovenstaand materiaal is via Beeld en Geluid op te vragen en te bekijken.)
Disney
De redactie heeft zich uitvoerige moeite getroost alle rechthebbenden te achterhalen. Indien u meent toch aanspraken te kunnen maken op rechten inzake audio-visueel materiaal, neemt u dan contact op met de redactie van Andere Tijden: redactie.at@vpro.nl
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: