Principes en feiten
De ligging is prachtig, aan de voet van een oude vulkaan. De temperatuur is het hele jaar door aangenaam, de hoogte tempert de tropische hitte. Kortom, het dorpje Linggadjati is een ideaal vakantie-oord. Maar in november 1946 wordt daar door de Nederlandse en Indonesische delegaties keihard gewerkt, drie dagen lang. “Het was volkomen duidelijk dat wij de Indonesische delegatie lichamelijk plat hadden vergaderd. Ook wij waren vrijwel lens,” aldus prof.dr.ir. W. Schermerhorn in zijn 'geheim verslag’. Hij houdt dat bij als voorzitter van de zogenaamde Commissie-Generaal, een driemanschap dat eind september namens de Nederlandse regering gaat onderhandelen met de Indonesische Republikeinen.
Het is 12 november 1946, even voorbij middernacht. Schermerhorn is zich bewust van het historische belang van zijn missie en houdt daarom een dagboek bij dat loopt van 20 september 1946 tot en met begin oktober 1947. Zijn secretaris, de jonge jurist Piet Sanders doet dat eveneens. Hij stuurt zijn bevindingen rechtstreeks naar zijn vrouw en schrijft haar kort na aankomst dat praten met Soekarno, de president van de niet door Nederland erkende Republik Indonesia, onvermijdelijk zal zijn. Hij voegt er aan toe: “Zo ooit één pagina uit dit dagboek, dan is deze wel vertrouwelijk.” Zestig jaar later zegt Sanders dat hij die opmerking toch vooral schreef met het oog op de stemming in Nederland. “Soekarno werd beschouwd als een landverrader, wij praten niet met Soekarno.”
Eenmaal in Indonesië verandert Sanders snel van inzicht en met hem de overige leden van de Commissie-Generaal. “Soekarno was internationaal algemeen erkend, hij was de enige gezaghebbende figuur. Wilde je een overeenkomst met de republiek, dan zou er een gesprek met hem moeten komen.” Aldus geschiedt, in Linggadjati. Later houdt de minister van Overzeese Gebiedsdelen -zoals het vooroorlogse Ministerie van Koloniën inmiddels is genoemd- de Tweede Kamer voor: “Daar tellen de feiten, hier de principes.” Dat Soekarno met de Japanners heeft gecollaboreerd en daarom principieel niet deugde mag waar zijn, net zo waar is dat hij de gang van zaken bepaalt in de nieuwe Indonesische Republiek.
De vrijheid of de dood
Nieuwe verhoudingen in het Koninkrijk
Op 7 december 1942, de Tweede Wereldoorlog is in volle gang, houdt koningin Wilhelmina een rede voor Radio Oranje. Ze kondigt aan “dat het in mijn bedoeling ligt na de bevrijding de gelegenheid te scheppen om gezamenlijk te overleggen over een op veranderde omstandigheden passende vorm van het koninkrijk en zijn delen.” De vorstin wijst daarbij op “een historische verbondenheid van eeuwen waarin het tijdperk van koloniale verhouding reeds lang tot het verleden behoorde.” Deze zin kan voor Indonesiërs niet anders dan vals geklonken hebben. Er bestond inderdaad sinds 1906 een soort parlement, de zogeheten Volksraad, maar die had in feite geen enkele macht. En met name in de jaren dertig deed het Nederlandsch-Indische gouvernement er alles aan om het opkomende Indonesische nationalisme de kop in te drukken. De verhouding tussen Nederlanders en 'inlanders' was koloniaal, ook naar de maatstaven van destijds.
Dat verandert radicaal met de komst van de Japanners, begin 1942. Alle Nederlanders worden geïnterneerd in kampen of op transport gezet om elders als dwangarbeider te werken. Veel Indonesiërs delen dit lot overigens. Japan gebruikt de archipel als wingewest, maar laat gaandeweg wel activiteiten van de nationalisten toe. De als ingenieur opgeleide Soekarno ziet zijn kans. Al voor de oorlog is hij de onmiskenbare leider van de nationalistische beweging. Hij werkt vanaf 1942 nauw met de Japanners samen in de hoop bij het einde van de oorlog een onafhankelijke Indonesische staat te kunnen oprichten. Van de Nederlanders verwacht hij op dit terrein niets. Die hebben hem jarenlang gevangen gezet in een strafkamp. In een radiotoespraak vlak voor het einde van de oorlog zegt hij tegen Nederland: “Probeer ons niet te binden met mooie woorden. Een volk dat al dronken is van de vrijheid kan er niet van af gebracht worden. Ons parool is de vrijheid of de dood!” Dan valt de atoombom en geeft Japan zich over. Twee dagen later, op 17 augustus 1945, roept Soekarno de Republik Indonesia uit. Hij wordt de president. Er is een regering met aan het hoofd premier Sutan Sjahrir, een nationalist die samenwerking met de Japanners steeds uit de weg is gegaan.
In Nederland wordt de onafhankelijkheidsverklaring aanvankelijk nauwelijks geloofd. Er is tijdens de oorlog een volledig gebrek aan informatie ontstaan over wat er in Indonesië aan de hand is. Het land verkeert ook in een merkwaardige situatie. De bezettende macht, Japan, heeft zich overgegeven. Maar er is geen macht die het gezag kan overnemen. De net uitgeroepen republiek heeft dan wel een president en een regering, maar dat is het zo ongeveer. Geallieerde troepen zijn er evenmin, laat staan Nederlanders met enig gezag.
De Indonesische 'revolutie' begint in chaos, waarbij verschillende strijdgroepen elkaar naar het leven staan en ontvoeringen aan de orde van de dag zijn. 'Bersiap' wordt die tijd genoemd. Veel Nederlanders blijven noodgedwongen in hun interneringskampen, waar ze nu 'beschermd' worden door de Japanse soldaten. In Nederland groeit de verontrusting met de dag. Dat komt duidelijk naar voren uit de toespraak die premier Schermerhorn op 2 januari 1946 houdt voor Radio Herrijzend Nederland: “Duizenden uit ons volk ontvangen brieven uit Indië die de Skymasters in grote hoeveelheden in ons land brengen. Zij versterken dag en dag de verontrusting, nee, de ontzetting over hetgeen daarginds gebeurt. Ieder van ons ontvangt ze. Vanavond las ik een brief van een vriendin uit vroeger jaren die schrijft dat ze haar moeder niet durft meedelen hoe een zuster lafhartig is vermoord.”
Meningen in een verdeeld Nederland
De instelling van de Commissie-Generaal
In de loop van het jaar 1946 wordt de situatie in Indonesië minder chaotisch. Geallieerde troepen, vooral Engelsen, scheppen met moeite enige orde. Nieuw aangevoerde Nederlandse troepen en het Nederlands-Indische bestuur onder leiding van luitenant gouverneur-generaal Van Mook krijgen in de loop van het jaar ook meer greep op de situatie. Hetzelfde geldt voor de regering van de Republiek, wiens strijdkrachten flinke delen van Java en Sumatra gaan beheersen. Het is tijd voor onderhandelingen. Premier Schermerhorn voert in april 1946 al een eerste serie besprekingen met Indonesiërs op het Nederlandse landgoed De Hooge Veluwe. Hij durft geen vergaande beslissingen te nemen, zijn regering is immers niet democratisch gekozen. Pas na de eerste na-oorlogse verkiezingen en de formatie van de regering Beel kan er werkelijk worden begonnen met 'nieuwe verhoudingen in het koninkrijk'. Schermerhorn, nu premier af, wordt benoemd als voorzitter van een driemanschap dat de 'Commissie-Generaal' gaat heten, een staatkundige nieuwigheid. De Commissie krijgt vergaande bevoegdheden om namens de Nederlandse regering in Indonesië te gaan onderhandelen over een voor iedereen aanvaardbare toekomst.
Het is 13 september 1946 als de Commissie-Generaal vanaf Schiphol vertrekt. De andere leden zijn de heren Van Poll, lid van de KVP, en De Boer, een liberaal. Zij vormen het tegenwicht voor de 'rode' kleur van PvdA lid Schermerhorn. Met name binnen de KVP is er een zeer conservatieve stroming die niets wil weten van onderhandelingen met de republiek van Soekarno. Voormalig Minister van Koloniën Welter is hun voorman en hij roert zich flink in de publieke opinie. Een andere overtuigde tegenstander van gesprekken is de ARP, de Anti-Revolutionaire Partij. De letterlijke betekenis van hun naam is niet louter symbolisch. Ze zijn principieel tegen de revolutie die Soekarno predikt. Ter linkerzijde is men logischerwijze eerder bereid een einde te maken aan de koloniale verhoudingen. Dat Soekarno met de Japanners heeft samengewerkt is moeilijk te verteren, maar een man als premier Sjahrir vindt men als gesprekspartner volkomen aanvaardbaar. Sjahrir is een socialist en heeft zich tijdens de oorlog niet met de Japanners ingelaten, integendeel. Schermerhorn beseft als voorzitter van de Commissie-Generaal dat het moeilijk zal worden een resultaat te bereiken waar een duidelijke meerderheid van de Nederlandse bevolking zich in kan vinden. Voor de microfoon van het bioscoopjournaal vraagt hij om steun van het hele volk voor het werk van de Commissie: “Zij zal die op menig ogenblik zeer van node hebben.”
Een koele ontvangst
De Commissie-Generaal gaat aan de slag
“De ontvangst was gemengd. Er was het gevoel: je komt wel om te onderhandelen, maar zonder militaire actie komen we er niet uit. Dus dat speelde vanaf het begin bij een aantal mensen, dat er een militaire actie zou moeten komen,” zo herinnert zich de nu 94-jarige Piet Sanders de aankomst in Batavia.
Hij gaat in 1946 als secretaris mee met de Commissie-Generaal. Sanders is nooit in Indonesië geweest. Hij vertrouwt op de kennis van zijn eigen assistent, Ivo Samkalden, de latere burgemeester van Amsterdam. Samkalden is in Nederlands-Indië vlak voor de oorlog begonnen als bestuursambtenaar en heeft tijdens de oorlog in verschillende Jappenkampen gezeten. Sanders en Samkalden zijn beide jonge, slimme juristen. Zij zorgen in de loop van de besprekingen telkens weer voor zorgvuldige geformuleerde voorstellen waar beide kanten zich in kunnen vinden. Sanders denkt met warmte terug aan zijn tegenhanger, de secretaris van de Indonesische delegatie, Ali Boediardjo. Beide heren kunnen het op persoonlijk vlak prima met elkaar vinden. Dat geldt ook voor de voorzitters van de delegaties.
Schermerhorn en Sjahrir liggen elkaar, niet onbelangrijk in een situatie waarin sprake is van tegengestelde belangen. Dit is mede te danken aan de Engelse bemiddelaar, Lord Killearn, een zeer ervaren diplomaat. Die begint zijn werk met het uitnodigen van Schermerhorn en Sjahrir voor een privé-etentje bij hem thuis. Als snel laat Killearn de beide heren alleen en geeft hen zo stilzwijgend de mogelijkheid om verder te praten in het Nederlands in plaats van in het Engels. Als uitlekt dat Schermerhorn en Sjahrir overlegd hebben in het Nederlands in plaats van het 'neutrale' Engels, dan wordt daar in sommige Republikeinse kranten schande van gesproken. De taal van de voormalige bezetter! Maar het helpt wel in de onderlinge contacten.
Vrij snel sluit de Commissie-Generaal een wapenstilstand met de Indonesische republikeinen. Het is 14 oktober 1946. Daarna wordt het tijd voor een ontmoeting met Soekarno. Maar waar moet dat gebeuren? Soekarno verblijft in Djokjakarta, de hoofdstad van Republikeins gebied. Een ontmoeting daar is uitgesloten, dat zou teveel controverses oproepen. Bovendien kan de veiligheid van de Nederlandse delegatie dan niet worden gegarandeerd. Net als er in Nederland mensen zijn die Soekarno en zijn aanhangers liever vandaag dan morgen de hel in wensen, zo zijn er onder Indonesiërs ook 'heethoofden' die het bloed van elke Nederlander wel kunnen drinken.
Uiteindelijk komt men uit bij Linggadjati, een dorpje in de bergen boven de grote havenstad Cheribon, aan de noordkust van Java. Er zijn daar een aantal ruime villa's beschikbaar die in de jaren twintig door de Nederlandse betonfabrikant Van Oss zijn gebouwd. Premier Sjahrir verblijft bovendien regelmatig in een van de villa's.
Taaie besprekingen in een vakantieoord
Onderhandelen in Linggadjati
“Het was een prachtig vakantieoord, maar we hebben er dag en nacht vergaderd,” aldus Piet Sanders. Hij herinnert zich de ruzie die bij aankomst uitbreekt in de haven van Cheribon. De Commissie-Generaal is daar naar toe gevlogen met een Catalina, een vliegtuig dat op het water kan landen. Er ligt een Nederlandse torpedobootjager voor anker en de marine heeft een kleine boot in gereedheid gebracht om het hele gezelschap aan wal te brengen. Maar daar willen de Indonesische republikeinen niets van weten. Het is hun gebied, een schip onder Nederlandse vlag is niet welkom. Zij sturen een eigen schip om de Commissie-Generaal op te halen. De gezagvoerder van de Nederlandse torpedobootjager wil op zijn beurt dat niet hebben. In zijn dagboek schrijft Schermerhorn: “Officieel werd er geroepen: 'Tida rapat' [niet langszij komen], maar de bemanning uitte nog wel andersoortige verwenschingen, die de pijnlijkheid van de situatie niet verminderden. De bemanning wenschte door rood-wit [de Indonesische vlag] niet te worden geënterd.”
Sanders wijt het incident aan de koloniale mentaliteit die nog alomtegenwoordig is. Hij heeft eerder de hoogste marineman vice-admiraal Pinke in een vergadering horen zeggen: “De zee, de zee is van mij.” Dat er ook nog anderen zijn met enig recht, is voor sommigen moeilijk te verteren. Het kost veel heen en weer gepraat voor uiteindelijk een deel van het gezelschap in de Indonesische boot stapt en een ander deel in de daarachter volgende Nederlandse boot. Daarna is het nog een klein uurtje rijden naar Linggadjati. In het begin van de route staan er vele Indonesiërs langs de kant die vol vuur 'Merdeka' ofwel 'Vrijheid' roepen. “We wuifden vriendelijk naar ze en dan lachten ze toch terug,” weet Piet Sanders nog. In het dorpje Linggadjati zijn er geen demonstraties meer van aanhankelijkheid aan de republiek. De bejaarde inwoners van nu zeggen dat ze dat toen nog niet durfden, het waren 'gevaarlijke tijden'.
Dat zegt ook de 91-jarige Helène Kwee. Haar familie woont in een van de villa's die door betonfabrikant Van Oss zijn gebouwd en ze delen dat sinds enkele jaren met premier Sjahrir. Mevrouw Kwee herinnert zich nog dat er enkele Indonesiërs bij haar moeder komen vragen of ze niet een Nederlands gezelschap kunnen ontvangen. Haar moeder aarzelt, ze vertrouwd het niet en stuurt dochter naar 'oom Sjahrir' om te vragen of het goed is. En zo heeft mevrouw Kwee nog altijd een foto-album met kiekjes van alle belangrijke hoofdrolspelers van toen. “Later vroeg iemand of ik niet aan iedereen een handtekening had gevraagd. Dat had ik natuurlijk moeten doen, maar ja, toen was ik vooral druk met alles regelen,” aldus mevrouw Kwee. Na koffie en thee is er nog een uitgebreide lunch in de vorm van een 'lopende rijsttafel'. Soekarno is daar ook bij, voor een eerste kennismaking. Als altijd maakt hij op iedereen indruk met zijn charme en gevatheid.
Dan is het tijd voor de echte besprekingen, die tot laat in de avond van de elfde november doorgaan. Dinsdag wordt er verder overlegd. Er is een Nederlands stuk met 17 artikelen, die één voor één worden doorgenomen. Er zijn veel gevoeligheden. Nederland wil hoe dan ook een rol blijven spelen in de archipel en Indonesische republikeinen willen zelfstandig kunnen handelen, bijvoorbeeld door erkenning van de hun al bestaande diplomatieke vertegenwoordiging in een land als India. Voor dinsdagavond zijn de delegaties uitgenodigd bij Soekarno, die een tiental kilometers verder logeert. Daar wacht een verrassing.
Soekarno verklaart zich die avond volledig akkoord met de zeventien artikelen, op voorwaarde dat het woord 'vrijheid' wordt vervangen door 'souvereiniteit' bij de erkenning van de republiek. Daar stemt de Commissie-Generaal mee in, al heeft met name commissielid Van Poll er grote moeite mee. Grote afwezige is premier Sjahrir, die zich wegens oververmoeidheid die dinsdagavond heeft terug getrokken. Later is duidelijk geworden dat hij behoorlijk kwaad was over de in zijn ogen te snelle instemming door Soekarno. Terugdraaien kan niet meer. 'Soekarno was echt dé man die het voor het zeggen had in Indonesië', weet Piet Sanders nog heel goed. Hij vertrekt op woensdag met een vrolijk gevoel uit Linggadjati. Terug in Batavia worden er nog wat details geregeld en op 15 november zetten Schermerhormn en Sjahrir hun parafen onder de zeventien artikelen van wat officieel heet 'de ontwerpovereenkomst van Linggadjati'. Nederland erkent de soevereiniteit van de Republik Indonesia over de eilanden Java, Sumatra en Madoera en de Republik stemt in met het vormen van een federatie met de overige delen van Indonesië, die dan samen in een Unie met Nederland komen, met de koningin aan het hoofd.
Aangekleed of naakt
Het akkoord van Linggadjati
Op 26 november 1946 is de Commissie-Generaal terug in het vaderland. Men landt op een guur Schiphol. Bij de ontvangstbalie staat koffie en boterkoek klaar, maar gejuich ontbreekt. In Nederland is het denken bij velen blijven steken in de redenering dat Soekarno met de Jappen heeft geheuld en zijn republiek een Japans maaksel is. Nederland moet weer fier zijn, zelfbewust, aldus KVP-lid Welter op 5 december voor de radio, want juist dan 'zullen de volken van Indonesië juichen, omdat een Nederland dat zichzelf hervonden heeft voor hen rust, orde, welvaart betekent.' Welter en anderen zetten de fractievoorzitter van de KVP, Romme, onder druk om de ontwerp-overeenkomst van Linggadjati in de Tweede Kamer te verwerpen. Dat gebeurt niet. De regering Beel is een coalitiekabinet met ministers uit KVP en PvdA en aan PvdA zijde kan men zich wel vinden in de resultaten die de Commissie-Generaal heeft bereikt.
Er komt een compromis, zoals vaker in coalitieregeringen. De Commissie-Generaal stelt een toelichting op bij het bereikte akkoord en de regering schrijft eveneens een toelichting. Beide stukken tellen meer pagina's dan het akkoord zelf en worden de zogenaamde 'aankleding' genoemd. Half december stemt de Tweede Kamer in meerderheid voor dit aangeklede akkoord, via de zogenaamde motie Romme-Van der Goes Naters. De laatste is op dat moment fractievoorzitter van de PvdA. Binnen die partij vindt een meerderheid dat het verwezenlijken van een stelsel van sociale zekerheid belangrijker is dan de lastige Indonesische kwestie en de aankleding van Linggadjati vertegenwoordigt daarom vooral het KVP-denken.
Als de Commissie-Generaal in januari 1947 terugkeert naar Batavia om het aangeklede akkoord voor te leggen aan de Indonesiërs is er zoals te verwachten weinig enthousiasme. De Republiek weigert aanpassingen. Tegelijk is er zeker bij iemand als luitenant gouverneur-generaal Van Mook en ook veel van zijn ambtenaren het besef dat er iets moet gebeuren. Zij zijn een groot voorstander van een federale staat Indonesië. Dat is deels ingegeven door de verscheidenheid van volken in de archipel, deels door een klassiek verdeel-en-heers principe. Er zijn onder aansporing van Nederland al diverse 'deelstaten' opgericht en in die gebieden heeft Nederland veel invloed. Van Mook ziet de Republiek het liefst als een deelstaat als de anderen, al is het er dan een waar hij geen invloed over heeft. De Republiek heeft in Linggadjati ingestemd met een federatie, maar ziet dat vooral als een kwestie van tijd winnen. Tijd om andere Indonesiërs te overtuigen van de voordelen van één Republik Indonesia.
In feite is er sprake van een onoverbrugbare tegenstelling tussen Nederland en Indonesië. Beide partijen willen dat eigenlijk niet toegeven; de hoop om tot een oplossing te komen kan niet worden opgegeven. En daarom wordt op 25 maart 1947 met de nodige plechtigheden het officiële akkoord van Linggadjati getekend in Batavia. In de stukken die er bij horen staat letterlijk dat de Nederlandse regering er 'goede nota' van neemt de dat Republiek zich niet gebonden acht aan de 'aankleding'. Men ondertekent in feite twee akkoorden: het naakte en het aangeklede. Datdit niet goed kan aflopen, moge duidelijk zijn.
Al maanden zijn er schendingen gaande van de in het najaar van 1946 afgesloten wapenstilstand. Indonesische en Nederlandse troepen raken over en weer betrokken bij incidenten. De legerleiding, vanaf het begin sceptisch over de resultaten die via de diplomatieke weg kunnen worden bereikt, dringt steeds meer aan op actie. Op 20 juli 1947 is het zover. De zogenaamde 'eerste politionele actie' begint. “Een mooi woord voor oorlog,” zo verwijst Piet Sanders naar een eerder verschenen boek. Hij heeft het helemaal gehad met politici en militairen en pakt het eerste vliegtuig terug naar Nederland. Daar dient hij zijn ontslag in bij premier Beel. En ontdekt dan dat hij in zijn vaderland niet meer welkom is. Hij heeft Indonesië 'verkocht'. De klantenkring die hij als jong advocaat heeft opbouwd, is in het niets opgelost. Zijn vrouw wordt in winkels met de nek aangekeken. Zijn jongste zoon Martijn krijgt van een klasgenoot toegesist dat zijn vader een landverrader is.
De voorzitter van de Commissie-Generaal, Schermerhorn, blijft wel aan. Hij betreurt die beslissing achteraf. In een later interview zegt Schermerhorn dat hij toch een 'burgemeester in oorlogstijd' werd: iemand die had moeten gaan, maar bleef zitten uit angst dat de NSB'er na hem de situatie nog erger zou maken. Als de Commissie-Generaal formeel wordt opgeheven, 23 september 1947, keert Schermerhorn de politiek definitief de rug toe. Hij neemt zijn oude beroep van kartograaf weer op.
Diplomatie in vergetelheid
Herinneringen aan Linggadjati
"Het is een ingewikkeld verhaal en het uiteindelijke resultaat was nul komma nul," zo verklaart Martin Bossenbroek, adjunct-directeur van de Koninklijke Bibliotheek, het feit dat de naam Linggadjati in Nederland in de vergetelheid is geraakt. In de permanente tentoonstelling 'De verdieping van Nederland' is het ondertekende akkoord, voorzien van fraaie zegels, af en toe te zien. Bij het thema dekolonisatie is voor de tentoonstelling een drietal stukken gekozen. Bij toerbeurt zijn ook de ondertekende soevereiniteitsoverdracht van 29 december 1949 te zien èn de blaadjes met de uitgetypte tekst van de radiorede die koningin Wilhelmina voorlas op 7 december 1942.
Wat ontbreekt is het stuk dat dit najaar in de nieuwe 'canon' voor de Nederlandse geschiedenis is gekozen als symbool voor de dekolonisatie: de 'Proklamasi', ofwel de onafhankelijkheidsverklaring van president Soekarno van 17 augustus 1945. Bossenbroek zou die best willen tentoonstellen, maar het origineel van dat document hoort niet bij het bezit van de Koninklijke Bibliotheek of het Nationaal Archief. Het is wel te zien in het Nationaal Museum in Jakarta. Daar is het tentoongesteld als een kostbare schat, achter dubbele luikjes die opengaan op de klanken van plechtige muziek. De bezoeker ziet dan een kladblaadje met een korte getypte tekst - zoals Soekarno die inderdaad in de vroege morgen van 17 augustus 1945 voorlas. De datum staat ook op dat blaadje - en dat verraadt dat het hier niet om het origineel gaat. Daarop staat namelijk de datum in de Japanse jaartelling die tot twee dagen eerder in gebruik was in Indonesië.
Ook in eigen land werd president Soekarno niet graag herinnerd aan zijn samenwerking met de Japanners. Voor de jonge Indonesische historicus Iwan Santosa vertegenwoordigt het Nationale Museum aan de ene kant een erfenis waar hij trots op is en aan de andere kant staat het symbool voor een kijk op de geschiedenis die hij niet deelt. "Het verleden is vaak de schuldige. Onder Soekarno kregen de Nederlanders overal de schuld van. Als iets niet goed liep, dan kwam dat door het kolonialisme. Nadat Soekarno opzij was gezet door Soeharto, werd de zogenaamde 'oude orde' de boosdoener. En na de val van Soeharto kreeg alles wat er onder zijn bewind was gebeurd weer de schuld van huidige problemen."
Naast de onafhankelijkheidsverklaring en het originele exemplaar van de rood-witte vlag die toen werd gehesen, telt het museum tientallen diorama's waarop de geschiedenis van de archipel van eeuwen wordt verbeeld. De voorstellingen van na 1945 laten vooral militairen zien. Santosa: "In de tijd dat dit werd gebouwd, halverwege de jaren zestig, bestond de regerende elite voornamelijk uit militairen. Die stelden hun eigen rol het liefst op de voorgrond." Er is in het Nationaal Museum geen diorama gewijd aan Linggadjati. Maar in het dorp zelf is de villa waar werd onderhandeld ingericht als museum. Volgens de officiële opgave kwamen er in 2005 ruim vijftigduizend bezoekers langs. Er zijn plannen om het licht vervallen museum op te knappen en het verder uit te breiden met een tentoonstelling in de naastgelegen villa waar Sjahrir woonde.
Vanuit Nederland is er een vereniging 'Vrienden van Linggadjati' opgericht, die als doel heeft de aandacht te vestigen op de rol van de diplomatie in het gehele conflict. In beide landen is de geschiedschrijving over de periode 1945-1949 altijd beheerst door wat er militair is gebeurd. Dat moet anders, vindt ook historicus Santosa. Er moet een evenwichtiger beeld komen. Hij krijgt bijval van Rosihan Anwar, destijds Republikeins journalist en als tijdelijk adjudant van Lord Killearn aanwezig in Linggadjati. Anwar, ooit als terrorist opgepakt door de Nederlanders, zegt nu over zichzelf: "Ik ben natuurlijk een representant van de oude koloniale generatie die nog Hollands praat. Ik praat nog Hollands met mijn vrouw. Mijn kinderen niet meer. Ik vind het jammer dat alles wat er nog is aan Hollands cultureel erfgoed in de vergetelheid raakt. Dat moet gered worden."
Tekst en samenstelling: Gerda Jansen Hendriks
Research: Sri Kusmati en Hasan Evrengün
Uitzending: do 30 nov 2006, 20.55 uur, Nederland 2.
Archiefmateriaal
De archiefbeelden zijn afkomstig van verschillende Polygoon journaals en uit de films 'Door Duisternis tot Licht' en 'Linggadjati in de Branding'. Deze twee films zijn gemaakt in Nederlands-Indië door het 'Regerings Film Bedrijf. Net als de Polygoon journaals worden ze bewaard bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
De nagelezen radiotoespraken zijn ontleend aan dossiers in het Nationaal Archief in Den Haag en het Nationaal Archief in Jakarta. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag is een brochure te vinden, 'Klare Taal', waarin nog meer anti-Linggadjati redevoeringen te vinden zijn. De kranten uit deze periode zijn eveneens terug te vinden in de KB.
Zowel Schermerhorn als Sanders hebben dagboeken bijgehouden. Dat van Schermerhorn is in 1970 in boekvorm gepubliceerd en vrij goed bij antiquariaten verkrijgbaar. Het dagboek van Sanders is voor iedereen in te zien in het Nationaal Archief.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: