Deze inval van de Duitsers past in het grotere plan om in de bezette gebieden zoveel mogelijk geld, goud, waardepapieren, sieraden en edelstenen te roven. Diamanten zijn uitermate geschikt om op de internationale markt te verhandelen voor deviezen, en met dat geld kan de Duitse oorlogsindustrie mede worden bekostigd. Daarvoor wordt het Devisenschutz Kommando ingezet, dat in het kielzog van de Wehrmacht de bezette gebieden binnentrekt en stelselmatig vooral Joods bezit in handen probeert te krijgen. Op deze manier wordt ook de Amsterdamse diamanthandel in de daaropvolgende jaren door de bezetter langzaam maar zeker leeggetrokken.
De werknemers in de diamantindustrie worden gezien als ‘kriegswichtig’, belangrijk voor de oorlog en krijgen dientengevolge een speciale behandeling. De vooral Joodse werknemers en handelaren krijgen in hun Ausweis een zogenaamde Sperre, een stempel waarin staat dat ze voorlopig worden vrijgesteld van deportatie. Lotty Huffener-Veffer is diamantsnijder bij de firma Asscher en mag tot 1943 door blijven werken, in dat jaar worden de laatste Joodse diamantwerkers alsnog weggevoerd. Als enige van haar familie kan zij het nog navertellen.
Wanneer in september 1944 geallieerde parachutisten rond Arnhem landen, worden de Duitsers nerveus. De diamantvoorraad in de Arnhemse bank moet worden veiliggesteld. De diamanten worden ijlings naar Berlijn overgebracht en vanaf dat moment ontbreekt ieder spoor.
In augustus 1947 arriveert een Amerikaanse legercolonne in Amsterdam om een deel van de geroofde diamanten terug te bezorgen. De diamanten zijn gevonden in een mijn in Thüringen. Uiteindelijk komt de helft van de in Nederland geroofde diamanten terug; wat er met de overige diamanten is gebeurd blijft tot op de dag van vandaag onduidelijk.
Andere Tijden reconstrueert de geraffineerde opzet van de diamantroof tijdens de Tweede Wereldoorlog en het menselijke drama van de diamantwerkers aan de hand van interviews met ooggetuigen, historici en archiefdocumenten. Aan het woord komen onder anderen mevrouw Lotty Huffener-Veffer, historicus Gerard Aalders (auteur van Roof, de ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog) en de Duitse historicus Ralf Banken.
Diamantbeurs Amsterdam
Al in de zestiende eeuw brachten voor de Spanjaarden gevluchte Antwerpse joden de diamantbewerking naar Amsterdam. In de eeuwen daarop ontwikkelde Amsterdam zich tot een belangrijk handelscentrum voor diamant. Nederlandse juweliers kochten stenen in en lieten die door thuiswerkers bewerken. Het slijpen vond plaats in de diamantfabrieken die eind 19e eeuw opkwamen zoals die van Asscher, Boas en Van Moppes. Het proces van snijden, slijpen en bewerken is in de afgelopen honderd jaar nauwelijks veranderd. Op de Polygoonbeelden, gemaakt naar aanleiding van het 25 jarig bestaan van de Diamantbeurs, is dat goed te zien.
In de café’s rond het Rembrandtplein bestond een levendige handel in diamanten. Dat leverde veel wanorde op en de handelaren besloten een vereniging op te richten met een eigen handelsgebouw. In 1911 verrees op het Weesperplein de monumentale Diamantbeurs, een ontwerp van Gerrit van Arkel. Hij had al eerder de fabriek van Asscher en de diamantslijperijen van Soep en Co ontworpen. De beurs was het centrum van de diamanthandel, in de buurt erom heen stonden meerdere slijperijen en woonden veel diamantbewerkers.
Na de oorlog is er van de voornamelijk joodse diamantindustrie weinig meer over. Uiteindelijk sloot de Beurs haar deuren en werd in 1989 een nieuw gebouw geopend in Amsterdam Zuidoost. Daar vindt de handel, net zoals op de effectenbeurs, plaats op beeldschermen. Wie nu nog een glimp van Amsterdam als diamantstad van weleer wil opvangen kan meelopen met een stadswandeling rond het Weesperplein.
Terug in Nederland
Na de Tweede Wereldoorlog is slechts een deel van de door de Duitsers gestolen diamanten teruggevonden. In een bioscoopjournaal van Polygoon van augustus 1947 zien we hoe de geroofde edelstenen terugkeren naar Nederland. Er zit geen geluid bij dit filmfragment.
We zien een colonne van het Amerikaanse leger Amsterdam binnenrijden. De colonne stopt voor het gebouw Amsterdamsche Bank aan het Rembrandtplein. Na diverse kluisdeuren geopend te hebben, dragen militairen een aantal kistjes naar een kelder. Onder het toeziend oog van verschillende burgers en militairen worden de kistjes geopend. Er komen keurig gesorteerde enveloppen vol diamanten tevoorschijn. De Duitsers hebben de diamanten verdeeld in een ‘Arische’ en ‘niet-Arische’ voorraad. In tegenstelling tot de Arische edelstenen zijn de niet-Arische (Joodse) stenen door de Duitsers nooit gesorteerd.
Na de oorlog vindt men bijvoorbeeld een partij ongesorteerde diamanten van in totaal zesduizend karaat terug. Deze edelstenen zijn door de Duitsers volledig door elkaar gegooid, waardoor vrijwel onmogelijk achterhaald kan worden welke diamant van welke persoon was. De speciaal opgerichte Stichting Teruggevoerde Diamant neemt het besluit om alle diamanten te verkopen en de opbrengst aan de op dat moment bekende eigenaren uit te keren.
Een groot deel van de joodse eigenaren keert na afloop van de Tweede Wereldoorlog niet terug, waardoor de opbrengst van hun diamanten aan niemand uitgekeerd kan worden. Het geld komt terecht in de staatskas en wordt gebruikt voor de wederopbouw van Nederland. De zesduizend karaat is slechts een fractie van alle diamanten die verdwenen zijn. Geschat wordt dat ongeveer de helft van de geroofde edelstenen niet is teruggevonden.
Van vissersdorp tot diamantdorp
De van oorsprong typisch Amsterdamse diamantindustrie vestigt zich in 1948 in het vissersdorp Egmond aan Zee, een merkwaardige locatie. Als gevolg van de Holocaust is een groot deel van de voornamelijk Joodse kennis en expertise over diamanten verloren gegaan. Het tekort aan geschoold personeel is groot. Toch probeert de industrie zich na de oorlog te herstellen door jonge mannen opnieuw op te leiden in het diamantvak. Dat blijft niet alleen beperkt tot de Nederlandse hoofdstad, ook Egmond pikt een graantje mee.
De burgemeester van Egmond aan Zee ontdekt in 1946 dat de inwoners zeer bedreven zijn in handvaardigheid. Het vissersdorp zit op dat moment in de problemen, want de jongeren zien geen toekomst meer in de visserij. De burgemeester weet een Amsterdamse diamantslijper te overtuigen om een klein bedrijfje te beginnen aan de kust. Daar kunnen inwoners van Egmond aan Zee het diamantvak leren. Met succes. Binnen enkele jaren groeit het bedrijf uit tot een grote diamantslijperij. In het Polygoonjournaal uit 1952 zien we hoe de lokale jeugd les krijgt in een nieuw gebouw. Het vissersdorp is een diamantdorp geworden.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: