Filmen op locatie
In de herfst van 1941 strijkt in Amsterdam een groep Duitsers neer. Geen militairen maar burgers. Kunstenaars om precies te zijn. Zij gaan aan de slag om een grootse, en tot dan toe in Nederland duurste, filmproductie te maken over Rembrandt van Rijn.
In UFA Filmstadt Amsterdam, de voormalige Cinetone studio’s, verrijst een enorm decor in de vorm van een exacte kopie van het Rembrandthuis aan de Jodenbreestraat, inclusief omliggende huizen. Naast de Duitse cast en regie werken ook veel Nederlanders mee aan de film: als figurant, decorbouwer, kleermaker of lichttechnicus. Zo ook Bep Spanjer , die als productie assistent onder meer verantwoordelijk was voor het vinden van geschikte filmlocaties. Spanjer: “ We reden dan samen met de scriptschrijver met de auto door het land om naar straten te kijken of naar molens. Motiv suchen heette dat.”
Actrice Gisela Uhlen , in de film als Hendrickje Stoffels, vond het een grote opgave om deze rol te vertolken. “De regisseur verlangde veel van ons maar ik was erg gelukkig toen ik de rol aangeboden kreeg.” Onder leiding van regisseur Hans Steinhoff, die met zijn eerdere film Hitlerjunge Quex naam had gemaakt als nazi filmer, ontstaat met prachtige donker- en lichtpartijen een film als een schilderij. De latere filmcriticus Fred Bredschneyder ziet als 15-jarige jongen gedurende de oorlogsjaren talloze films in zijn woonplaats Amsterdam. Rembrandt echter niet. “Ik heb hem pas later, na de oorlog, gezien en vond het een hele boeiende film. Vooral qua sfeer, wat voor een deel te danken was aan dat prachtige camerawerk van Richard Angst, en ook aan de decors van Walter Röhrig. Een integere film waarin vooral de hoofdrolspeler, Ewald Balser een prachtige creatie van Rembrandt neerzet. Veel beter in ieder geval dan Charles Laughton in de vooroorlogse Engelse film ‘Rembrandt’.”
“We hadden ons er zeer op verheugd om de film in Nederland op te nemen. Waarom? Omdat we wisten dat we beter te eten zouden krijgen. In Duitsland was dat al lange tijd op de bon.” Gisela Uhlen komt samen met de andere acteurs naar Amsterdam en verblijft in het sjieke Amstelhotel. “We leefden zo’n beetje in het hotel. Dan werden we ’s ochtends met een taxi opgehaald en naar de studio gebracht en kwamen we ’s avonds laat weer terug. We leefden eigenlijk heel geisoleerd en spraken alleen maar over de film. Wat er verder buiten plaatsvond ging langs ons heen. Dat er een joods getto in Amsterdam bestond wistten we wel maar daar werd over gezwegen.”
Veel Duitse films worden op lokatie of in een studio in het buitenland opgenomen. Dat had enerzijds te maken met een tekort aan studio’s in Duitsland zelf. Aan de andere kant wilde men voor de Rembrandt film een echt Hollandse sfeer hebben. Rembrandt wordt opgenomen in de Cinetone studio’s in Amsterdam ( UFA Filmstad Amsterdam) en in de voormalige Barnstijnstudio (UFA Filmstadt Den Haag) in Den Haag. Terwijl er in de ene studio gebouwd werd aan de decors werden er in de andere studio’s opnames gemaakt. Bep Spanjer is vooral onder de indruk van de professionaliteit van de Duitse crew. “Ze namen een hele werkplaats mee naar Nederland om de decors te bouwen. Al het hout wat je ziet in de film is echt, de ijzer gesmede krullen, de kleren, de prachtige stoffen. Zelfs de gordijnen waren van echt brokaat! ”
Regisseur Steinhoff liet niets aan het toeval over en wilde alles zo waarheidsgetrouw nabootsen. Zo werd het hele Rembrandthuis nagebouwd. Om geheel in de geest van de tijd te kunnen werken liet Steinhoff zelfs zijn werkkamer in zeventiende eeuwse stijl inrichten.
Terra Film presenteert...film als propaganda
De Nederlandse bioscopen worden tijdens de bezetting door de Duitsers overgenomen. Zo wordt bijvoorbeeld het Joodse Tuschinsky in Amsterdam omgedoopt in Tivoli. De bezetter bepaalt ook wat de Nederlandse bezoeker te zien krijgt. Film als propaganda.
In een tijd dat televisie nog geen rol speelde was er geen plek waar je de massa's zo goed kon bereiken als de bioscoop. Dat wisten de nazi's in de oorlog als geen ander en ze hielden bioscopen in ons land dan ook strak in de hand. Vertoningen dienden te laten zien dat Nederland een vanzelfsprekend deel was van het groot-Germaanse rijk, aldus het Duitse Propagandaministerie. 'Dat wil zeggen dat het daar een culturele, taalkundige, bloedmatige en geografische eenheid mee vormt.' Tot op de minuut precies werd vastgelegd wat het Nederlandse publiek kreeg voorgeschoteld, volgens deze circulaire uit 1942. ' A) reclame, B) een minuut lichtpauze, C) ToBis Hollandsch Nieuws, D) een minuut lichtpauze, E) Cultuurfilm, F) een minuut lichtpauze, G) UFA Nieuws, H) een minuut lichtpauze, I) Hoofdfilm.'
Filmfan Fred Bredschneyder: "Ik was een zeer driftige filmkijker. Het gekke is: na de oorlog kreeg ik altijd twee verwijten. Ten eerste: ging jij naar de bioscoop? Want niemand ging toch naar de bioscoop? Ten tweede, waarom ging je naar al die propagandafilms? Welnu, er gingen juist zeer veel mensen naar de bioscoop. En '43 is zelfs een topjaar geweest, ik geloof dat er zelfs zo'n 50 miljoen bezoekers waren. Dat aantal was voor de oorlog nog nooit bereikt en daarna ook niet meer. En de films die werden vertoond waren niet allemaal propagandafilms of alleen Duitse films. Er waren ook Italiaanse films, Vlaamse films, ja zelfs Spaanse films te zien."
Een van de meest populaire films uit de oorlog is De Gouden Stad van Veit Harlan, een echte kaskraker. De film draaide wekenlang en dankte zijn succes aan het zwoele liefdesverhaal tussen een meisje van het platteland en een jongen uit de stad. Wat ook bijdroeg aan het succes was het feit dat de film in kleur was. Helaas voor Fred Bredschneyder ging ook deze film aan hem voorbij. " Ik heb hem niet gezien - domweg omdat-ie boven de 18 was. En toen ik eindelijk 18 was moest ik onderduiken omdat ik geacht werd in Duitsland te gaan werken. Maar dat heb ik niet gedaan dus."
Kriegwichtiges Unternehmen
De film kon natuurlijk niet gemaakt worden zonder financiering en toestemming van het Duitse propaganda-ministerie onder leiding van Joseph Goebbels. Geld speelt bij de productie geen rol, zoals de Nieuwe Rotterdamsche Courant in 1941 meldt: ‘De duitsche industrie heeft er alls voor over willen hebben om deze film op een hoog peil te brengen. Het betekent veel dat er midden in den oorlog vier miljoen mark wordt uitgegeven voor een dergelijke film.’
Film is voor de Nazi’s KU, een Kriegswichtiges Unternehmen. Bredschneyder: “Uit propaganda oogpunt vond Goebbels het belangrijk om de goede stemming te bewaren. En dat is natuurlijk gedeeltelijk waar want de mensen gingen voor hun ontspanning naar de film. En zo lang de stemming aardig is zijn de mensen niet zo actief in vijandige dingen.” Gisela Uhlen: “De regering vond het belangrijk om de mensen afleiding te bieden. Dat kun je ook propaganda noemen. En dan rijst altijd de vraag of je als acteur actief hebt meegewerkt aan die propaganda. Maar dat vind ik een absurde gedachte, wij hebben alleen ons vak uitgeoefend.“
Het Kriegswichtige Unternehmen had voor de medewerkers in de filmindustrie het voordeel dat er meer mogelijk was dan voor gewone burgers. Bep Spanjer: “Je kreeg een papier, waarop stond dat je werkte bij een Kriegswichtige Unternehmen. En daarmee heb ik door Europa kunnen reizen. En dat gold voor al die Nederlanders die bij Cinetone werkten. Daarnaast bood het ook werkgelegenheid, Nederlandse cameralieden en decorbouwers konden ook hun vakkennis oppoetsen.”
Of daarmee ook Nederlanders meewerkten aan de ‘propagandistische filmindustrie? Bredschneyder: “Nou, zonder daar over te willen oordelen, er hangt toch een zweem aan van collaboratie. Maar dat zou je ook kunnen zeggen van mensen die in Duitsland, gedwongen natuurlijk, in de wapenindustrie werkten. Je was natuurlijk in dienst van de Duitsers dus je had een goed excuus, je hoefde niet naar Duitsland. Het is moeilijk te beoordelen. Want heel veel mensen hebben daar gewerkt. En zijn later gewoon lekker doorgegaan in de filmwereld, ook bij de TV trouwens.”
Antisemitische trekjes
“Nach seinem Tode, der in grössten Armut und Vergessen von der Mitwelt war, sind hunderten wertvoller gelehrter Bücher über Rembrandt geschrieben worden. Keiner wurde so Populär dass es in die Breite des Volkes drang. Der Rembrandtfilm werd, so will ich hoffen, den Weg zu den breitesten Massen finden.” Aldus antwoordde regisseur Steinhoff in een radiointerview ten tijde van de opnames op de vraag waarom hij eigenlijk een film over Rembrandt wilde maken.
Nu was Rembrandt vanuit propaganda oogpunt voor de Duitsers een favoriet thema. Hij werd gezien als een van de Germaanse helden zoals ook Tromp en De Ruyter naar voren werden geschoven. De N.S.B. omarmde dit thema en organiseerde Rembrandtherdenkingen en de Rembrandtweek. De film van Steinhoff paste goed in dat beeld.
Hans Steinhoff maakte faam als regisseur van de nazifilm Hitlerjunge Quex. Een film over een jongen uit de Hitlerjugend die wordt vermoord door communisten. En in de jaren erna zette hij zich in voor het regime, onder andere door het maken van films over de politieke opvoeding van de Duitse jeugd.
Betekende dit dat zijn Rembrandt ook een nazifilm was met antisemitische aspecten, zoals de film tegenwoordig te boek staat? Fred Bredschneyder herinnert zich: “Toen ik de film terugzag, zat ik hier in hetzelfde zaaltje in het Filmmuseum, met een aantal filmrecensenten. En een van die jongere filmrecensenten zei tegen mij: Waar zat nou dat hele antisemitische in?” Halverwege de film duiken drie onguur ogende mannetjes op. Zij smeden samen met kunsthandelaar Uylenburgh (oom van Rembrandts eerste vrouw Saskia) een gemeen plan. Als Rembrandt in financiële problemen raakt, koopt Uylenburgh zijn schilderijen voor een krats en wordt rijk door ze voor veel geld op de internationale markt te verkopen. Rembrandt gaat failliet, verliest zijn huis en slijt zijn laatste jaren in een bedompt souterrain.
Dat de zwaar geschminkte mannetjes joden moeten uitbeelden, wordt bevestigd door de tekst in het originele draaiboek: “drei Männer jüdischen Aussehens.” Bredschneyder: “Het vreemde is natuurlijk dat zelfs een kleine, zeg maar antisemitische scène, in die tijd natuurlijk kwaad kon doen, zeker bij mensen die toch al antisemitisch waren. Want vergeet niet: als je de bioscoop uitging, dan wemelde het in de stad van borden Voor Joden Verboden. Dan kwam elke hint in de richting zwaar aan.” Maar volgens Gisela Uhlen moet de scene niet zo worden uitgelegd. Zij omschrijft de antisemitische scene waarin het soort mensen dat zo met geld omgaat als ‚typecasting’.
Ontvangst: 'Een on-Nederlandse film'
'Dit is Rembrandt niet, dit is Nederland evenmin. De film is geworden tot een schone allegorie, met allemaal archetypes. Er wordt slechts onderscheid gemaakt tussen die ene en de anderen, de domheid en het genie. Ook on-Nederlands zijn de uitspraken van de namen.' Aldus de recensie van de film in de Haagsche Post, nadat Rembrandt op zaterdag 3 oktober 1942 in première is gegaan. In, hoe kan het ook anders, het Rembrandttheater te Amsterdam.
Daar draait de film slechts drie weken. De feestelijke bijeenkomst wordt door Polygoon Hollands Nieuws vastgelegd voor de eeuwigheid en we zien regisseur Steinhoff geflankeerd door cameraman Richard Angst het applaus van het publiek in ontvangst nemen. Maar is de film ook echt een succes? Volgens actrice Gisela Uhlen kan dat wel gezegd worden, in ieder geval in Duitsland waar de film al een aantal maanden eerder in premiere is gegaan: "De film was een groot succes en het publiek is er maandenlang op af gekomen. Het was een zeer geliefde film." Filmcriticus Bredschneyder kan zich de ontvangst in Nederland nog goed herinneren. "Dat was toch minder dan ze hadden gehoopt. Met name de kritiek was niet mals, men ergerde zich aan het on-Nederlandse aan het theatrale gedoe. Ook aan de onnauwkeurigheden, in het verhaal. En ik geloof niet dat het een publiekstrekker geworden is."
Rembrandt in de film
Rembrandts leven en werk is door de jaren heen verscheidene malen op het witte doek verbeeldt. Dit jaar zal de Britse filmregisseur Peter Greenaway met de film Nightwatching komen, als onderdeel van een ambitieus project waarbij een opera en een theatrale expositie in het Rijksmuseum zijn aandeel in het Rembrandtjaar moet vervolmaken. Het Filmmuseum in Amsterdam (zie de links) komt deze week met een drietal andere films over Rembrandt.
Rembrandt, regie Alexander Korda (Groot-Brittannië, 1936)
Groots opgezet portret van Rembrandt vanaf het hoogtepunt van zijn roem in 1642 tot de laatste jaren voor zijn dood, toen de eenzame en lichamelijk verzwakte schilder leefde van de liefdadigheid. Korda interpreteert Rembrandts leven als dat van de kunstenaar die het onderspit delft tegen de domheid en hoogdravendheid van de Amsterdamse bourgeoisie. Het bezielde spel van titelvertolker Charles Laughton - die in 1933 een Oscar won voor zijn hoofdrol in Korda's The Private Life of Henry VIII - bracht de Britse filmkritiek in vervoering ('waarschijnlijk de beste acteerprestatie ooit op celluloid vastgelegd' - The Observer).
Rembrandt fecit 1669, regie Jos Stelling (Nederland, 1977)
De titel duidt op het uitgangspunt van de film: Rembrandts laatste zelfportret (Rembrandt heeft het gemaakt in 1669). Stellings eerbetoon volgt het leven van de kunstenaar van jaar tot jaar. Sommige van zijn beroemdste schilderijen - o.a. 'De Anatomische Les' en 'De Nachtwacht' - worden nagespeeld. De nadruk ligt op de leefwereld van de schilder en op 'het kijken'. '(...) een puntgaaf historisch drama dat naadloos aansluit bij films van grote cineasten als Straub en Duras. Stelling kijkt met verbluffend mooie ensceneringen naar de kijkende Rembrandt om de toeschouwer van de film opnieuw te leren kijken.' (uit de Speelfilmencyclopedie). Stil spel, spaarzame dialogen en oog voor detail kenmerken deze Nederlandse productie, die destijds door de Nederlandse filmpers werd neergesabeld en in het buitenland met ontzag werd ontvangen.
Rembrandt, regie Charles Matton (Frankrijk, 1999)
Tot nu toe meest recente speelfilm over het leven van Rembrandt van Rijn (door Klaus Maria Brandauer neergezet als een verwende, brutale man) die zich vooral richt op het liefdesleven van de schilder, met onder andere zijn Saskia (Johanna ter Steege) en Hendrickje Stoffels (Romane Bohringer). De Franse regisseur Charles Matton permitteerde zich enkele opvallende vrijheden. Zo liet Matton werken van Rembrandt naschilderen met de gezichten van de acteurs en verzon hij een ontmoeting tussen Rembrandt en een berooide pandjesbaas die Joost van den Vondel heet.
Rembrandt in de schuilkelder (Gerard Rutten & anderen 1946)
In Rembrandt in de schuilkelder is te zien hoe de Nachtwacht in de oorlogsjaren wordt opgeborgen in een schuilkelder in de duinen van Heemskerk, de latere filmkluis van het Filmmuseum. Het transport van de Nachtwacht maakte deel uit van een operatie om de nationale kunstschatten te beschermen tegen bombardementen. Opvallend aan deze film is dat er gebruik is gemaakt van eerder gefilmd materiaal van Rutten’s film ‘de Magiër van Amsterdam’, een film over Rembrandt met in de hoofdrol Guus Verstraete. Deze film, waar Rutten in 1940 aan begonnen is, werd nooit afgemaakt doordat de Barnstijnstudio in Den Haag door de Duitsers werd overgenomen.
Met dank aan:
Egbert Barten
Rob Hartmans
Jan van den Brink Filmmuseun
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: