De explosie
Het is de herfst van 1984 en in Engeland zit ‘Iron Lady’, Margaret Thatcher stevig in het zadel. Ze heeft de Falklandoorlog met glans doorstaan, staat haar mannetje tegenover de stakende mijnwerkers en is zeer geliefd binnen de Conservatieve partij. Het Conservatieve partijcongres in oktober moet dan ook een hoogtepunt voor haar worden. Het congres vindt plaats in de Zuidengelse kustplaats Brighton en de partijleden logeren in het prachtige Grand Hotel aan de boulevard.
In de nacht van elf op twaalf oktober schrijft Thatcher haar grote slotspeech voor het congres. Rond halfdrie ‘s nachts is ze tevreden. Thatcher leest nog enkele dossiers tot om zes minuten voor drie een grote klap het partijcongres volkomen verandert. “De kamer schudde plotseling heen en weer. Ik had onmiddellijk door dat het een bom was, ik dacht zelfs twee bommen, maar ik had niet direct door dat de bom in het hotel zelf afgegaan was. Ik dacht aan een autobom”, schrijft Thatcher in haar memoires.
De premier wordt snel geëvacueerd naar het politiebureau van Brighton. Thatcher weet nog weinig over mogelijke slachtoffers, maar besluit ter plekke dat het congres niet afgebroken zal worden. Haar slotspeech zal de volgende dag gewoon doorgaan. Vele slachtoffers liggen op dat moment nog onder het puin en het duurt dan nog uren voordat duidelijk wordt dat de bom vijf mensen gedood heeft en dat vierendertig mensen gewond zijn geraakt.
Tegen de ochtend wordt de organisator van het partijcongres, Harvey Thomas, uit het puin gehaald. Hij is meerdere verdiepingen naar beneden gevallen en ligt onder een grote laag stof en stenen. “Ik zat klem, ik kon niet meer bewegen, maar raakte niet in paniek. Misschien kan je ook wel niet in paniek raken als je helemaal klem zit. Want je kan je armen, benen en hoofd niet bewegen.” Thomas is er op dat moment al van overtuigd dat de IRA achter deze aanslag zit. “Daar twijfelde ik geen moment aan. Als er in die dagen een bom afging, dan kon je er zeker van zijn dat het een IRA bom was.”
Ook journalist Phil Mills van de lokale krant The Argus verdenkt de IRA als hij die nacht richting het hotel rijdt. “Dat vermoeden was bij iedereen aanwezig”. Mills blijft de hele nacht en de volgende dag in en rond het hotel om verslag te doen voor zijn krant: “Die nacht kon ik overal komen, ik stond midden in het puin aantekeningen te maken en te interviewen. Een dag later kon ik daar absoluut niet meer komen omdat datzelfde puin ineens bewijsmateriaal was.” Op het moment dat Thatcher onder luid applaus van de Conservatieve partij haar slotspeech geeft, zijn de mannen van de explosievendienst van Scotland Yard druk doende de ravage uit te pluizen voor mogelijke aanwijzingen.
Het onderzoek
Peter Gurney is in 1984 het hoofd van de explosievendienst van Scotland Yard. Hij heeft dan al jarenlange ervaring met IRA-bommen. In 1972 is hij voor het Britse leger in Belfast gestationeerd. “Het waren drukke tijden. De stad stond als het ware in brand en ik werd van autobom naar autobom geroepen. Soms hadden we twaalf meldingen binnen vierentwintig uur”. Ook in de jaren tachtig is de IRA één van de grote klanten van hun dienst, aldus Gurney.
Hoewel in Brighton de IRA ook nummer een op de verdachtenlijst staat, is dat aan de bom niet direct zichtbaar. De bommen vanaf de jaren tachtig zijn volgens Gurney moeilijker aan een persoon of groep toe te schrijven. “De echte ouderwetse bommakers bestaan niet meer. Nu loop je een elektronicazaak binnen en bestelt een aantal onderdelen. Thuis zet je het als een Mecanodoos in elkaar. De handtekening van de afzender van de bom ontbreekt nu dus.” Maar de middag na de explosie wordt de aanslag door de IRA opgeëist: “Vandaag hadden we geen geluk, maar onthoud: wij hoeven maar één keer geluk te hebben. U moet altijd geluk hebben”. De aanslag was op het leven van Thatcher gericht, blijkt uit die verantwoording.
De politiediensten vinden al tijdens de eerste dag een cruciaal bewijsstuk in het puin. Het is een stuk van de badkuip waarin de bom gezeten moet hebben. Als na enige tijd duidelijk is uit welke kamer de badkuip komt, wordt de klus voor Gurney en de politieteams overzichtelijker. Ze gaan na wie de laatste paar maanden in hotelkamer 629 hebben gezeten en sporen deze mensen op voor verhoor.
Eén persoon blijkt onvindbaar: Roy Walsh. Drie weken voor de ontploffing heeft hij enkele dagen in kamer 629 van de Grand Hotel doorgebracht. Walsh blijkt niet te bestaan, maar de politie heeft nog een troef, aldus verslaggever Phil Mills: “Tijdens het inchecken had ‘Walsh’ zijn handpalm op het registratieformulier laten rusten.” In de weken die volgen wordt die handpalm vergeleken met de handafdrukken die de Britse politie in zijn dossiers heeft. “En ja, daar was de match”, zegt Gurney. “De afdruk van Walsh hoorde bij Patrick Magee, wiens handafdruk jaren en jaren eerder genomen waren toe hij gepakt werd voor winkeldiefstal in Engeland”. De politie kon zich nu op de dader richten: wie was Patrick Magee, hoe had hij het gedaan en vooral: waar was hij nu?
Patrick Magee
Patrick Magee wordt in 1951 in Belfast geboren. Hij is een katholieke Noord-Ier, maar als kleuter verhuist hij met zijn familie naar Engeland. Aan de telefoon vertelt hij dat hij als 19-jarige terugging naar zijn roots, terug naar Belfast: “In 1970 kwam ik aan in Belfast. Het was daar een roerige en spannende periode. Zeer spannend zelfs, maar ik wilde nergens anders zijn en voelde dat dit mijn thuis was.”
Een jaar eerder, in 1969, zijn de Britse troepen in de Noord-Ierse steden gearriveerd omdat de protestmarsen van de katholieken voor meer rechten steeds vaker uitlopen op harde confrontaties met de overwegend protestantse politie. De Britse troepen moeten de partijen uit elkaar houden. Juist rond 1970, de tijd dat Magee weer in Belfast arriveert, begint de haat van de katholieken zich uit te breiden van de protestantse politie tot de Britse troepen.
Deze troepen zijn in de ogen van de meeste katholieken slechts een verlengstuk van de politie. Magee: “Ik zag de terreur die de Britten op de straten van Belfast uitoefende en hoe ze zich gedroegen tegenover de katholieke burgers. Maar, ik zag ook dat de republikeinse beweging de organisatie en het leiderschap had om tegenstand te kunnen bieden. Daarom ben ik actief geworden binnen de IRA.”
Na acht jaren van IRA activiteiten heeft Magee, naar eigen zeggen een Burn-out. Hij wil een ander leven en besluit om in een ander land met een schone lei te beginnen. “Ik dacht dat Nederland wel een goede keus zou zijn. Ik ging vooruit en mijn toenmalige vrouw en zoon zouden later komen. Ik woonde in Venray en werkte in een steenfabriek in Overloon. Ik had het naar mijn zin in Nederland, maar werd binnen de kortste keren gearresteerd. Groot-Brittannië had om mijn uitlevering gevraagd. In de Nederlandse rechtbank werd ik echter vrijgesproken. Het had me wel angstig gemaakt, ik was bang dat het me nog een keer zou overkomen en ben naar Dublin vertrokken.”
Eenmaal in Ierland zet Magee zich in om aandacht te vragen voor de IRA-leden die in de gevangenis bij Belfast in hongerstaking zijn gegaan. De hongerstaking van 1981 is gericht op het terugkrijgen van de politieke gevangenen status. Het is juist deze hongerstaking die de kiem legt voor de bomaanslag op het leven Margaret Thatcher.
De IRA's grootste vijand
Premier Thatcher heeft geen mededogen met de hongerstakende IRA-leden. Ze zegt tijdens een televisie-interview: “Misdaad is misdaad, het is niet politiek, het is misdaad”. De Britse regering en de hongerstakers komen niet nader tot elkaar en tien IRA-leden sterven de hongerdood. Volgens Antony McIntyre, één van de actieve IRA-leden uit de jaren zeventig, tachtig en negentig heeft dit grote haat veroorzaakt tegen de persoon Thatcher.
Zij persoonlijk had deze tien mannen kunnen redden door ze de politieke status te geven is zijn redenatie en die van de meeste IRA-leden. “Niet de bommenleggers zijn onze dapperste mannen, maar deze tien hongerstakers waren onze dapperste mannen”, aldus McIntyre. Hij legt uit dat na de hongerstakingen, bij de IRA de plannen voor een aanslag zijn geboren: “Zij was voor ons de duivel in eigen persoon. Ik vond het dan ook gerechtvaardigd dat wij haar probeerden om te brengen.”
McIntyre vertelt over zijn eigen radicalisering: “Als klein kind vond ik de komst van Britse soldaten prachtig. Beelden van soldaten op tanks ken je toch alleen uit de films en ineens waren ze bij ons in de straat. Maar dat veranderde in 1970 toen ze de katholieke bevolking niet beschermden, maar juist belaagden. Tegen de tijd dat ik veertien was, werd ik in elkaar geslagen door Britse soldaten, toen ik vijftien was werd ik gearresteerd door Britse soldaten en toen ik zestien was probeerde ik Britse soldaten te vermoorden. Maar dat was wel een keuze die ik maakte. Het is een keuze om actief te worden binnen de IRA. Niet iedereen doet dat. Er zijn ontsnappingsmogelijkheden en kansen. Maar ik koos bewust voor een leven binnen de IRA.”
McIntyre kan niet uitweiden over de operaties die hij voor de IRA heeft uitgevoerd, maar ook hij heeft bommen gelegd: “Het is niet moeilijk om een bom te leggen, maar je moet wel moed en sterke zenuwen hebben. Ook is het leggen van een bom een sociale ervaring, je doet het samen. Zonder de kameraadschap van de IRA ben je nergens. Om een bom in Brighton te plaatsen heb je een groot doorzettingsvermogen nodig. Het heeft nogal veel consequenties om een bom in Engeland te plaatsen. Bijvoorbeeld omdat je in het geval van arrestatie je straf in Engeland moet uitzitten, dus zonder andere IRA-gevangenen om je heen. Het belangrijke van Magee is dat hij met de Brighton bom de oorlog naar Engeland bracht.”
Sterke zenuwen en moed waren dus nodig. En als Magee binnen de IRA ergens bekend om stond, dan was het wel om het feit dat hij alles durfde. Of hij zich vrijwillig gemeld heeft voor deze Brighton missie of dat hij is aangewezen laat Magee in het midden: “Nou, laten we zeggen dat ik weinig aanmoediging nodig had.”
De arrestatie
In het voorjaar van 1985 is de Britse politie Magee op het spoor. Gurney: “We vonden hem uiteindelijk in Schotland, maar hebben hem niet direct gearresteerd. We hebben hem weken geschaduwd.” De politie wil namelijk meer over komende IRA-plannen te weten komen. Uiteindelijk wordt Magee op 22 juni 1985, acht maanden na de Brighton bom, gearresteerd.
Magee is op dat moment in een IRA safehouse in Glasgow met enkele andere IRA-leden. Eén van de andere aanwezige IRA-leden is Martina Anderson. “We waren met z’n vijven in het huis. We gingen net wat eten toen er op de deur geklopt werd. Een zachte klop. Pat Magee deed open en het bleek dat we omsingeld waren en we werden alle vijf gearresteerd.”
Tijdens de huiszoeking blijkt dat de IRA een campagne aan het plannen was: ‘The Seaside bombing campaign’. Het plan was om in die zomer in diverse kustplaatsen bomaanslagen te plegen. De vijf arrestanten worden tot levenslang veroordeeld. Maar Anderson en ook Magee zijn sinds 1999 weer vrij. Ze zijn vrijgelaten als onderdeel van het Goede Vrijdagakkoord, een slechts deels waargemaakt akkoord voor een democratisch, ontwapend Noord-Ierland. Anderson heeft ondertussen een politieke carrière. Ze is politiek coördinator voor Sinn Fein in de Noord-Ierse assembly. Patrick Magee is in de gevangenis afgestudeerd in literatuurgeschiedenis. Zijn boek “Gangsters and Guerillas” handelt over de manier waarop de burgeroorlog in Noord-Ierland in de literatuur besproken wordt.
De Brighton bom gaat de geschiedenis in als een grote aanslag. Toch is dat volgens Scotland Yards’ Peter Gurney toeval. Gurney: “De IRA heeft het succes van de bom altijd geclaimd, maar volgens mij hebben ze ‘geluk’ gehad. Het was een toevalstreffer. De grootste schade in het hotel is namelijk veroorzaakt door de grote schoorsteen die door de explosie instortte. Dat die schoorsteen in zou storten, konden ze niet weten en het lag ook niet in hun bedoeling. Anders hadden ze de bom wel in de schoorsteen verstopt, dat zou niet zo moeilijk geweest zijn. Het was een kleine bom van 20 kilo die normaal gesproken een gat in de voorkant geblazen zou hebben. Dat zou een mooi plaatje voor de IRA geweest zijn. Door de instortende schoorsteen werd het een geweldige ravage en leek het een zeer grote bom.” Toeval of niet, het heeft Brighton volgens de lokale verslaggever Mills in ieder geval voorgoed veranderd. “Brighton was altijd zo’n kalm en vredige kuststad, maar sinds 1984 weten we dat één nacht alles kan veranderen.”
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: