Vluchtelingenkamp Westerbork
“Een groot heideveld in Drenthe”
In de vroege ochtend van 11 november 1938 besluit de Nederlandse regering het leger in te zetten om de Nederlands-Duitse grens te bewaken. Twee dagen eerder heeft in Duitsland de Kristalnacht plaatsgevonden, waarbij joden en joodse winkels werden aangevallen. In deze nacht vielen ruim honderd doden, werden 7500 winkels verwoest, 267 synagogen in brand gestoken en dertigduizend joden gearresteerd.
Sinds Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam, zijn al duizenden joden uit Duitsland vertrokken. De Nederlandse regering verwacht dat veel Duitse joden na deze nacht het besluit zullen nemen om hun land te verlaten en voor een deel naar Nederland zullen komen. Er volgen inderdaad meer dan veertigduizend visumaanvragen bij de Nederlandse regering. Hiervan wordt maar een klein deel gehonoreerd en voor degene die een visum krijgen, gelden strenge meldingsregels.
Zo ook voor Fred Schwarz. Hij is op 31 november 1938 uit Wenen vertrokken. Zijn oudere broer Frits is al een aantal maanden eerder, direct na de Anschluss, vertrokken naar Nederland. Begin december komt Fred Schwarz bij zijn broer in Amsterdam aan. "We moeten eerst naar het comite voor joodse vluchtelingen. Daar word je geregistreerd en krijg je een verklaring dat het comite je levensonderhoud garandeert. Met die verklaring moet men vervolgens naar de Vreemdelingendienst, die gevestigd is aan de Oudezijds Achterburgwal. Daar word je ook geregistreerd en krijg je een kaart die je twee keer in de week moet laten afstempelen. Bijzondere voorwaarden zijn dat je niet mag werken, niet naar school mag en Amsterdam niet mag verlaten zonder speciale toestemming, dat alles op straffe van onmiddellijke uitzetting naar Duitsland."
Overal in Nederland zijn speciale opvanghuizen en kampen waartussen de Duitse en ook de gevluchte Oostenrijkse joden heen en weer worden gestuurd. De regering besluit in het voorjaar van 1939 dat er een centraal vluchtelingenkamp voor deze paar duizend mensen moet komen. Al snel valt de keus op Drenthe, waar nog een groot uitgestrekt heideveld in de buurt van Westerbork ligt. Op 9 oktober 1939 gaan de eerste joodse vluchtelingen naar het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork.
Eenmaal in het kamp proberen zij de omgeving bewoonbaar te maken. Er staan al een aantal barakken, maar aan de inrichting moet nog veel gebeuren. Schwarz: "De slaapzaal is benauwd, boven elke kast is een klapraam. Ik doe mijn raam open maar merk onmiddellijk waarom alles potdicht is. Zand stuift naar binnen. (...) Voor de werkindeling moeten we naar de administratie terug, daarna kunnen we nog wat in het kamp rondkijken. Als we maar voor het avondeten, om zes uur, binnen zijn. De indeling is eigenlijk een farce. Als nieuweling moet je in de buitendienst totdat je kunt aantonen dat je dat niet aan kunt of de nodige relaties hebt die je aan een beter baantje kunnen helpen."
Het ministerie van Binnenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de gang van zaken in het vluchtelingenkamp en stelt ook de regels. Zo is bepaald dat de vluchtelingen het kamp mogen verlaten voor uitstapjes of inkopen. Er is dan dus nog enige mate van vrijheid.
Doorvoerkamp Westerbork
“het verschil tussen werk en een baantje”
Als Duitsland op 10 mei 1940 Nederland bezet, is dat onmiddellijk merkbaar in vluchtelingenkamp Westerbork. De regels worden strenger. De vrijheid om het kamp af en toe te verlaten wordt teruggedraaid. In de ochtend vindt voortaan appèl plaats. De leiding van het kamp komt in handen van de Nederlandse reserve-kapitein Schol, die het kamp een zeer militair karakter geeft.
Na 1941 verandert het kamp nog meer. Eerst besluit Berlijn tot het Jodenvrij maken van Europa en een jaar later wordt besloten tot de vernietiging van de Joden. Het vluchtelingenkamp Westerbork wordt het centrale opvang-, en doorvoerkamp voor de Nederlandse Joden. Op 1 juli 1942 wordt het kamp officieel overgedragen aan de Duitsers. Kamp Westerbork groeit uit tot een compleet dorp, met eigen geld waar in de kampwinkel mee betaald kan worden. Er worden huwelijken gesloten en kinderen geboren. Er is sport, cabaret, een tandartspraktijk en een kapsalon. Er zijn scholen en peuterzalen en er is een groot, modern ziekenhuis met 120 artsen en moderne apparatuur.
Vlak na de overdracht komen er hekken rond het kamp. Er komen wachttorens en Nederlandse politiemannen die het kamp bewaken. Op 3 oktober, na een nacht waarin de Joodse bevolking van de drie noordelijke provincies is opgepakt, zijn er zeventienduizend mensen in het kamp. Eén van de kampbewoners die op die nacht in Westerbork aankomt is Jetta Leget-Lezer: “Het was ongelooflijk hoeveel mensen er in Westerbork waren. Ik was tegelijk met mijn vader, moeder, broer en zussen aangekomen, maar ik heb wel drie dagen in het kamp lopen zoeken naar mijn vader en broer.”
Jetta Lezer heeft volgens zichzelf als voordeel dat ze het kamp al enigszins kent. Haar ouders hadden een winkel in Assen en af en toe kwam Jetta in het kamp om de bestellingen bij de Duits-Joodse vluchtelingen opnemen. Jetta Leget-Lezer: “En toen kwamen we zelf ook in het kamp als kampbewoner. Ik had het idee dat sommige Duitse Joden het wel prettig vonden dat wij nu ook konden ervaren hoe het was om je vrijheid kwijt te zijn.” Ook Schwarz erkent dat er soms spanningen waren tussen de Nederlandse nieuwkomers en de Duitse Alte Kampinsassen. “Toen de Nederlandse Joden kwamen, bestond er ook wel degelijk een slechte verhouding. De Duitse Joden kregen een soort van macht over de Nederlandse Joden. De Duitse Joden hadden betere huisvesting en de betere baantjes. Een baantje in Westerbork was iets anders dan werk. Werk was echt werk, maar bij een baantje hoefde je meestal niet al te hard te werken.”
Echter, het grootste voorrecht dat de Duits-Joodse vluchtelingen, de Alte Kampinsassen, hebben is hun recht op een Sperre, een vrijstelling van deportatie. Vanaf die zomer van 1942, waarin het kamp is overgedragen aan de Duitsers, vinden immers de transporten naar Polen plaats. Maar een flink aantal van de eerste bewoners blijft tot vlak voor of tot en met de bevrijding van het kamp in Westerbork.
Voorbereidingen voor een feest
“er werd volop gepoetst in het kamp”
Kampcommandant Gemmeker neemt op 12 oktober 1942 het bevel over in Kamp Westerbork. Onder de kampbewoners komt Gemmeker bekend te staan als de ‘gentlemanboef’. Schwarz: “Gemmeker was een echte ‘gentlemanboef’. Hij deed normaal over je, hij sprak niet minachtend over je. Het was zijn opdracht om de mensen in het kamp rustig te houden.” Ook Leget-Lezer meent dat Gemmeker maar één doel had, namelijk om “iedereen in het kamp rustig en tevreden houden. Zodat je maar niet kon bedenken welk lot ons te wachten stond. Want welk mens kon weten wat ons te wachten stond? We wisten wel dat het niet goed was en dat we in Westerbork wilden blijven. We wisten het wel en we wisten het niet”.
Gemmeker laat de bestaande administratie en structuur van het kamp intact en er ontstaat een uitgekookt systeem, waarin de kampingezetenen zelf de dienst in het kamp uitmaken. Dit systeem is zo ver doorgevoerd dat de kampingezetenen die hogere posten in het kamp bekleden zelf de lijsten met personen samenstellen die op transport moeten en die personen ook daadwerkelijk op de trein zetten. Jetta Leget-Lezer: “In het kamp verliest iedereen zijn masker. Mensen van de Ordedienst hielpen mensen in en uit de trein, zorgden ervoor dat het transport goed verliep. Ja, het is uitgedacht geweest hoe ze ons te pakken hebben genomen. Hoe ze ons dingen lieten doen.”
Als Gemmeker twee maanden het commando over Westerbork heeft, organiseert hij het Joelfeest in december 1942. Hij grijpt dit feest aan om zijn installatie als commandant officieel te markeren. Het Joelfeest is een oud Germaans heidens feest waarbij de doden worden herdacht en de vruchtbaarheid wordt gevierd. In 1942 valt het Joelfeest op 19 december, vlak voor Kerstmis. Gemmeker besluit het grootst aan te pakken en nodigt veel hoge SS-ers uit, waaronder Aus der Fünten, de man die in Nederland de opdracht geeft voor de deportatie van Joden. Fred Schwarz heeft er nog wel enige herinneringen aan: “Wij, als gevangenen hadden er natuurlijk niets mee te maken, maar ik weet nog dat het een heel gebeuren was. Er werd heerlijk gekookt in de centrale keuken en er werd flink gepoetst. Ook werd er door het kamp met spullen heen en weer gesjouwd op weg naar de grote zaal midden in het kamp”.
Louis de Wijze zit in het kamp bij de ordonnansen. De Wijze: “Wij waren een groep, die eigenlijk als een soort loopjongens fungeerden. Ik wist niet wat een Joelfeest was. Ik had er nog nooit van gehoord. Op de middag van 19 december werden wij ordonnansen bij elkaar geroepen en kregen wij de opdracht om naar de kapper te gaan en we moesten er voor zorgen dat we er netjes en verzorgd uitzagen. We werden gestationeerd op de Duitse kommandobarak, dit was het kantoor van Gemmeker. Dit noemden we de Verwaltung en in deze Verwaltung kregen wij onze instructies. Want een aantal van de ordonnansen moesten helpen op het grote SS-feest van de komende avond”.
Het Joelfeest 1942
“Het geronk van Mercedes-motoren in de verte”
De - in 1996 overleden- schrijver Gerard Durlacher was net als Louis de Wijze één van de jongens die moest helpen tijdens het Joelfeest. In zijn boek 'In Quarantaine' beschrijft hij die avond: "Het geronk van Mercedes-motoren in de verte breekt de doodse stilte van het kamp. Het komt naderbij en binnen korte tijd staan er tientallen zwarte limousines bij het administratiegebouw en voor de 'Kommandantur'. De wegen zijn verlaten. Der avondklok houdt ieder die geen taak heeft binnen zijn barak gevangen. Wij, de loopjongens zijn belast met het sjouwen van kratten bier en dekschalen 'Kartoffelsalat'. (...) Aan de lange tafels in de grote zaal bedienen meisjes uit het kamp, maar voor ons is de toegang ten strengste verboden. (...) Het feestgedruis en het gebrul van Duitse bierdrinkers dendert de nacht in. Als iemand een toespraak houdt, gaan altijd de deuren dicht. De meisjes staan dan buiten in de kou te rillen. Voor hun en onze oren is zoiets niet bestemd. (...) Uit de deur komen enkele SS-ers. Op de revers van hun uniformen wemelt het van sterren en strepen. Voor de ligusterhaag, met hun rug naar ons toe, openen zij ongegeneerd hun gulp en pissen als paarden (...) Diep in de nacht is het Joelfeest afgelopen. Wij moeten ons verwijderen. De gezichten van de feestgangers mogen wij niet zien".
Ook Louis de Wijze hoort het gejoel en de stemmen, maar ook hij ziet de zaal niet van binnen: "Wij mochten niet in de feestzaal komen. Wij stonden met een groep ordonnansen bij de barrak van de commandant". De belangrijkste taak van De Wijze en de anderen zit er dan al op. "Toen de auto's aankwamen in het begin van de avond moest ik de achterdeur openmaken en de dames een hand geven en ze ondersteunen tijdens het uitstappen. Hier hadden we 's middags ook daadwerkelijk op moeten oefenen. Nog steeds denk ik vaak: 'Hoe zouden die dames zich hier nu over voelen, hoe leven zij hiermee? Zouden zij nog ooit aan die ordonnansen denken?' "
Er bestaan een aantal foto's van dit Joelfeest in 1942. Je ziet Gemmeker de kaarsjes aansteken in een dennenboom. Het is aan het begin van de avond en alle gasten zitten nog kaarsrecht aan tafel. In de loop van de avond en nacht wordt het steeds onrustiger, zoals ook uit Durlacher's beschrijving hierboven al blijkt. Louis de Wijze: "Ik stond in die nacht te wachten met een groepje ordonnansen bij de barak van de commandant. Ineens kwam er een soldaat naar ons toe. Zijn naam was Hanitz, dat zal ik nooit vergeten. Die soldaat had maar één arm. Hij gaf ons opdracht om te gaan marcheren in een hele lange gang. Hij was natuurlijk zo zat als een aap en hij liet ons maar marcheren. Puur voor zijn eigen lol. Het feest ging ondertussen nog geruime tijd door".
Het Joelfeest vond een paar dagen voor Kerstmis 1942 plaats. In dat jaar bleven ook de transporten naar het Oosten rond kerst uit, om daarna in volle vaart verder te gaan. Vanuit Kamp Westerbork zijn tussen 15 juli 1942 en 13 september 1944 meer dan honderdduizend joden met de trein naar de vernietigingskampen gebracht. Vijfduizend van hen hebben het overleefd. Kampkommandant Gemmeker heeft na de oorlog zelf enige tijd in Kamp Westerbork gevangen gezeten in afwachting van zijn proces. Gemmeker kreeg in 1946 tien jaar gevangenisstraf opgelegd, maar werd in 1951 al vrijgelaten wegens goed gedrag.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: