Een aardbeving in Pakistan, Tsunami in Azië, orkanen in Amerika, het is goed raak dit jaar. Met de verwoestingen van tien dagen geleden in Pakistan nog vers in het geheugen, keert Andere Tijden terug naar Agadir, Marokko, in 1960. De Nederlandse marine was in de buurt en verleende noodhulp toen de stad was getroffen door een zware aardbeving.
Nederlanders in actie
‘Puin’, herinnert commandant Ferwerda zich. ‘Puin, er was allemaal puin. Er stond niets meer’. ‘De penetrante lijkenlucht’, zegt matroos Jan Rombouts meteen. ‘Die zit erin gebrand. Die gaat nooit meer weg’. ‘Waar je ook keek, alles was weg’, zegt kanonier Sporken.
Het is rond half twaalf ’s avonds, 29 februari 1960, als Agadir schudt. Een aardbeving van 5,9 op de schaal van Richter verwoest een groot deel van de rond 50000 inwoners tellende stad. De Islamitische woonwijk, de Kasba, gebouwd tegen de helling van de berg, gaat voor 90% tegen de vlakte. Van het Europese deel van de stad stort ongeveer 70% in.
Op de Middellandse Zee ligt op dat moment het Smaldeel I van de Koninklijke Marine voor anker. Het Smaldeel I, een vloot schepen bestaande uit de jagers ‘Hr.Ms. Limburg’, ‘Gelderland’, ‘Drenthe’, de kleinere ‘Bitter’ en de onderzeeboot ‘Zwaardvis’, is onder leiding van het vlaggenschip ‘Hr. Ms. De Ruyter’ op oefening. Veel van de opvarenden zijn op hun eerste reis, worden nog opgeleid en zijn rond de 16, 17 jaar oud.
‘We waren van plan naar Toulon te gaan’, zegt de toenmalige commandant Ferwerda. Maar de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten beslist anders. Hij dirigeert Ferwerda naar de Marokkaanse kust, naar Agadir. ‘We kregen de opdracht met vrij hoge vaart op te stomen naar Agadir’, zegt de nu 93-jarige Ferwerda thuis aan zijn eettafel. En dat doe je dan. Ook leraar opleiding Kanonnier Sporken herinnert zich dat de schepen koers zetten richting Agadir: ‘We lagen in de buurt van Gibraltar en in plaats van rechtsaf, gingen we linksaf naar Agadir’.
De ‘De Ruyter’ en de drie jagers trekken het gas vol open. De ‘Bitter’, het ‘korvetje’, zoals commodore Ferwerda het scheepje liefkozend noemt, kan de andere schepen niet bijbenen en zal later aankomen. De ‘Zwaardvis’ blijft in Gibraltar, eventueel kan die later nog worden opgeroepen.
Orders van kroonprins Hassan
De schepen gaan voor anker voor de kust, want Agadir heeft geen echte haven. De toen 16-jarige Jan Rombouts herinnert zich vooral de stank. ‘Ik geloof dat dát de eerste indruk was. Niet wat je zag, maar wat je rook’, zo zegt hij 45 jaar na dato. De lucht die van land over zee de schepen tegemoed waait, draagt de zware stank van lijken. Ferwerda gaat aan land en meldt zich bij kroonprins Hassan. Die heeft van zijn vader, koning Mohammed, de taak gekregen de hulp te coördineren. Naast de Nederlanders zijn er ook Franse en Amerikaanse troepen aanwezig, en natuurlijk de eigen bevolking.
De kranten schreven later dat hij in een paleis zat, zegt Ferwerda, die meent dat het een tent was, waarin Hassan zitting had. Daar heeft hij zijn hulp en die van zijn manschappen aangeboden. ‘Koel’, zegt Ferwerda over de sfeer van het gesprek. ‘Of misschien is zakelijk een beter woord’. Toch, de hulp wordt in dank aanvaard en de Nederlandse Marine krijgt een aantal wijken toegewezen. ‘Wij zaten in de armoedige wijk, waar de schade ook nog het ergst was’, zegt Ferwerda.
Eindeloze rij lijken
‘Founti’, zegt Sporken. ‘We kregen een wijk toegeschoven en die heette Founti’. Sporken meent dat de wijk ongeveer 500 vierkante meter besloeg. ‘Onbeschrijfelijk’, zo zegt hij over wat hij daar aantrof. ‘Er was niets meer heel, geen straten, niets’. Het is een dichtbevolkte wijk, langs de haven, gebouwd tegen de helling die oploopt naar de Kasba op de heuveltop. De huizen zijn meest van licht materiaal gebouwd en bijna alles is volkomen verpulvert, zo zegt ook het herdenkingsboekje dat ‘De Nederlanders gaan aan het werk’ heet. Graven, puin wegdragen, wat kunnen ze verder doen? Eventueel mensen die gevonden worden onder het puin uithalen en wegbrengen. Rombouts en Ferwerda hebben geen overlevenden gezien. Sporken wèl: ‘Een vrouw en een kind. Dat was erg emotioneel, moet ik zeggen’. Voor de rest zijn het alleen maar lijken die de mannen naar boven halen. Ze worden in lange rijen op de boulevard gelegd. ‘Kop aan kop’, zegt Rombouts. Hij zal het niet vergeten en hij is niet de enige. De eindeloze rij lijken heeft veel indruk gemaakt op iedereen die erbij is geweest. Op de archiefbeelden en op de foto’s is de rij ook te zien. De rij is zó aanwezig dat ie bijna niet opvalt. Pas in tweede instantie zie je dat wat in eerste instantie puin lijkt lijken zijn, afgedekt met kleden.
Het is warm in Agadir en de twaalf- tot vijftienduizend lijken -op een bevolking van ongeveer 50000- zijn teveel om snel te kunnen worden begraven. ‘De stank werd met het uur erger’, weet Sporken nog. Het gevaar van besmettelijke ziekten dreigt. Op filmbeelden zien we legerjeeps en vliegtuigen een paar dagen na de ramp een of ander middel rondspuiten om de boel onder controle te houden. Volgens Sporken is het ongebluste kalk geweest, om de boel te ontsmetten. De lijken worden afgevoerd en in massagraven gedumpt. Het enige dat kan worden gedaan is ze met ongebluste kalk overladen en dan snel met aarde toedekken.
Met Marokkanen is niet veel samengewerkt, geven ze alledrie aan. Het was niet de opdracht, zo meent Sporken. Volgens hem regelde de Staf de zaken met de Marokkanen en de Fransen. ‘Die zeiden dan: “Je moet daar of daar eens even gaan kijken” en dan gingen we’. Degenen van de lokale bevolking die wat konden doen werden ingezet bij het opruimen van allerhande zaken. Maar veel van hen liepen vooral radeloos rond, herinnert Rombouts zich.
De ‘Jannen’ gaan terug
Rombouts was met zijn 16 jaar na een paar uur al weer terug aan boord, ‘want het bleek dat onze inspanningen eigenlijk teveel waren’. Er waren al genoeg hulptroepen. Sporken, die toen 29 jaar was, heeft langer geholpen. Hij werkte in ploegendiensten van een uur of vijf en na twee dagen was het over. ‘De derde dag waren we terug aan boord en toen zei de Staf ook: “We gaan niet meer, we gaan weg. Want morgen komen de Amerikanen en die gooien er ongebluste kalk overheen. Over heel Agadir’.
Terug aan boord was het zaak voor de mannen zo snel mogelijk alles uit te trekken en schoon te krijgen. Een grote ton met Lysol voor de ontsmetting en dan naakt naar het voorschip om je daar onder een zelfgebouwde neveldouche te wassen. De kleding ging naar de wasserij, maar volgens Sporken was het onbegonnen werk te proberen de kleren schoon te krijgen. Ze moesten zo heet gewassen worden dat vrijwel alles te klein terug kwam.
‘De aarde is boos. En daarom schudt ie’
Natuurlijk is de commandant in 1960 bedankt door de Marokkanen. En door de Nederlandse minister van Marine en met een telegram van de ambassadeur in Marokko. Maar dat was het dan ook. In 2000, veertig jaar na de aardbeving, hebben de mannen een herinneringsmedaille gehad. Rombouts heeft hem. Leuk, maar ver over tijd, meent hij. ‘Dat hadden ze moeten doen toen we 17, 18 waren. Niet veertig jaar later’. Ook Sporken heeft hem en hij vindt het belangrijk dat ik hij hem alsnog heeft gekregen. ‘Maar, het is een draagmedaille en ik had liever een officiële onderscheiding op mijn uniform willen hebben’. Ferwerda heeft voor de penning bedankt. ‘Ach, wat moet een oude man als ik er nou nog mee?’, zegt hij.
De beelden van Pakistan, van de orkanen Katrina en Rita, van Stan, wat doet het de mannen? Allemaal denken ze terug aan de ellende die ze in Marokko zagen. Ferwerda zegt: ‘Mijn schoonzuster zei onlangs: “De aarde is boos. En daarom schudt ie”’.
Tekst: Rob Bruins Slot
Research: Femke Veltman, Laura van Hasselt, Jordi Vermeulen, Rob Bruins Slot
Research Marokko: Sietske de Boer
Interviews: Paul Ruigrok, Hein Hoffmann
Samenstelling: Hein Hoffmann
Oproep
In 2000 is de draaginsigne en oorkonde Agadir 1960 uitgereikt tijdens een ceremonie en reünie te Bronbeek. Niet alle toenmalige opvarenden van Smaldeel I waren daarbij aanwezig. Mochten er opvarenden zijn die deze penning niet hebben ontvangen, terwijl zij er wel prijs op stellen, dan kunnen zij zich wenden tot de Algemene Vereniging Oud-personeel van de Koninklijke Marine.
Secretaris G. Tigchelaar is bereikbaar op Aquamarijnstraat 62, 9743 RB Groningen, telefoon 050-5775828, e-mail: jim.tigchelaar@home.nl
Een schriftelijke verklaring dat men ten tijde van de ramp opvarende was van een van de schepen is vereist. Deze kan worden opgevraagd bij het bureau RIOP, Postbus 7000, 6460 NC Kerkrade, onder opgave van naam, adres, geboortedatum en marinenummer.
Evaluatie
‘Oefenen’, zegt Ferwerda over wat de jongens eigenlijk aan het doen waren. ‘De hoofdzaak was om jeugdige schepelingen op te leiden, op te voeden. Tot kanonniers, tot mensen voor de onderzeebootbestrijding (…)’ En vervolgens belandden de ‘Jannen’ hierin. Was het zinnig? Jazeker, meent de oude commandant. ‘Je gaat daar werken in de hoop dat je nog mensen kunt redden. Dat lijkt me wel zinnig’. Dat het zo droevig was, wisten ze van tevoren niet. Op foto’s van het Instituut Militaire Historie in Den Haag zijn de Nederlanders te zien, brancards tillend, lopend tussen het puin en de toch echt vele lijken. Sporken had de mannen er niet ingestuurd als het aan hem had gelegen, zegt hij. ‘Zoals dit, dat hadden andere lui moeten doen. Niet wij, echte hulpverleners’. Maar de hiërarchie was streng, weet ook Rombouts, en dus doen ze het. ‘Je moet snel de wal op. Maar ik was zestien en wist van te voren helemaal niet wat er op me af kwam’.Verscheidene van de vooral jonge opvarenden hebben later problemen gekregen met wat ze toen hebben meegemaakt. Ferwerda kan het zich voorstellen, weet dat hij ouder was en het werk zelf niet heeft gedaan, er slechts langs is gelopen. Was het wel verantwoord de jonge knullen erin te sturen? Een ferm ‘Ja’ volgt. ‘Ja, vind ik’, zegt hij. ‘Het lijkt me verschrikkelijk moeilijk om als er zoiets gebeurt, en er moet geholpen worden, dan te zeggen: “Nou, het is me té. Ik doe dit niet”. Dat kan niet’, klinkt het stellig.
Bronnen
ARCHIEFMATERIAAL
De foto’s van de helpende Nederlandse bemanningsleden en van de verschillende schepen van het Smaldeel I komen van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie te Den Haag.
Beeld & Geluid, Hilversum.
Literatuur
Coen Dering, Henri Lansink en Joop Romkema, Breukvlak van woestijn en water. De inzet van smaldeel I van de koninklijke marine te Agadir, 1960
Klaas van der Geest, Operatie Agadir (Nijkerk, zonder jaar)
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: