Het bureau werd in 1941 opgericht om de beeldvorming over ons land in de Verenigde Staten te bevorderen. In 1941 was de achterliggende bedoeling vooral om dat machtige land over te halen mee te doen aan de oorlog en dus aan de bevrijding van West Europa. Later werkte het bureau mee aan fondswervingscampagnes voor de wederopbouw van Nederland.
Meer dan zestig jaar na dato ligt in datzelfde Holland nog steeds de hele nalatenschap van het Nederlands Informatie Bureau. Van de eerste acties om financiële steun te krijgen van de Amerikanen tot het staatsbezoek van koningin Juliana in 1952 en nog veel meer. De inwoners van Holland zijn trots op het Nederlandse erfgoed, ze koesteren de traditie van tulpen, klompen, molens en bijna 60 protestantse kerken.
Het Oranjehuis speelt er nog altijd een grote rol. In het Holland Museum herinnert veel aan de koninklijke familie, en in het archief komen filmbeelden tevoren die we hier niet kenden: prins Bernhard bijvoorbeeld die zijn kinderen overhoort bij de Engelse les en balspelende prinsesjes in de gangen van Soestdijk.
Het NIB wordt opgericht
Beeld van Nederland in de VS
Het jaar 1940 liep ten einde, Nederland was al een aantal maanden bezet door de Duitsers. De regering in ballingschap in Londen wilde gewone Amerikanen doordringen van het treurige lot van het kleine Nederland. De Verenigde Staten deden toen niet mee aan de oorlog. Er bestond daarom een zogenaamd 'Interallied Information Bureau', waarin onder meer Engeland, Nederland en België samenwerkten om Amerika definitief aan de kant van de geallieerden te krijgen. Niettemin leek het de Nederlandse regering nuttig een eigen bureau op te richten.
Er was in Amerika een invloedrijke stroming die Nederland zag als het neutrale land dat in de Eerste Wereldoorlog steenrijk was geworden van de handel met alle oorlogsvoerende partijen. Een land bovendien dat een uitgestrekt koloniaal rijk bezat, met onmetelijke rijkdommen. Een land kortom dat geen enkele hulp nodig had of verdiende. Hoog tijd om wat aan de beeldvorming te doen.
In het voorjaar van 1941 betrok het Nederlands Informatie Bureau een kantoor in het hart van New York, op Rockefeller Plaza nummer 10. De eerste directeur, Nico Slotemaker de Bruïne, had vanuit zijn kamer zicht op het beroemde schaatsbaantje. Slotemaker de Bruïne kwam uit Batavia, waar hij directeur was geweest van het Nederlands-Indische persagentschap Aneta. Dat hij deze baan kreeg, geeft aan hoe belangrijk het koloniale rijk nog was voor Nederland. Tegelijk wist men dat juist dat koloniale bezit voor de gemiddelde Amerikaan een verwerpelijke zaak was. Vele artikelen, brochures, radiopraatjes en films wijdde het NIB dan ook aan de verdediging van het Nederlandse wereldrijk. Het werd voorgesteld als een soort gemenebest, waarin de verschillende volken op termijn ook zeker zelfstandig zouden worden en waarbij van uitbuiting geen sprake was. Een film als 'Holland in the western hemisphere' probeerde met behulp van kaarten duidelijk te maken dat Suriname en de Nederlandse Antillen van levensbelang waren voor de verdediging van de zuidkust van de Verenigde Staten.
Van groot belang was natuurlijk ook het werven van fondsen voor de na-oorlogse wederopbouw van Nederland. Het NIB organiseerde daartoe lezingentournees van mensen die vanuit het bezette Nederland naar Engeland hadden weten te ontsnappen. Zij vertelden over de terreur van de Duitse bezetter. Geluiden over collaboratie en op z'n minst onverschilligheid jegens bijvoorbeeld de jodenvervolging bereikten New York ook wel, maar werden logischerwijze niet aan de grote klok gehangen. Het NIB was er om een positief beeld te schetsen.
Ook het koningshuis werd daartoe ingezet. Toen woonde prinses Juliana nog met haar dochters Beatrix en Irene (en later de daar geboren Margriet) in ballingschap in het Canadese Ottawa. De prinses bezocht het midwesten van Amerika enkele keren om steun voor haar land te vragen. Juist in het midwesten woonden veel mensen die oorspronkelijk van Nederlandse komaf waren. Dat bood overigens geen garantie voor steun. De Nederlandse consul in Chicago, J. Noest, schreef in augustus 1941 over deze groep: 'Zij zeggen, dat zij of hun voorouders niet naar Amerika zijn geëmigreerd omdat zij de toestanden in Nederland bewonderden, integendeel. [...] De meesten zien met gematigde meewarigheid neer op de volgens hen ouderwetsche toestanden in Nederland.'
Prinses Juliana moest zich zonder twijfel inspannen om geld los te krijgen. Als beloning kregen mensen die een bijdrage leverden aan het 'Queen Wilhelmina Relief Fund' een grammofoonplaatje met daarop de afbeelding van de prinses en haar twee dochters. Te horen was het Wilhelmus.
Bill Wichers en het Netherlands Museum
Vrouwen met blote borsten
Het Nederlands Informatie Bureau kreeg na de vestiging in New York al snel twee bijkantoren, hard nodig in zo'n uitgestrekt land. Een kwam er aan de westkust, in San Francisco, de andere in het stadje Holland in Michigan. Van daaruit zouden 21 staten in het midden van de Verenigde Staten worden bestreken. De keus voor het kleine Holland - het telde in 1942 slechts 14.000 inwoners - was opmerkelijk. Het veel grotere Chicago lag meer voor de hand, daar was ook een Nederlands consulaat gevestigd. Maar het stadje Holland had één voordeel: het had een inwoner die zich met hart en ziel inzette voor de Nederlandse zaak. Willard (roepnaam Bill) Wichers had Nederlandse voorouders en was student op het plaatselijk Hope College in Holland toen hij in 1937 het Netherlands Museum opzette. Hij wist een bijdrage van de Amerikaanse overheid te krijgen voor zijn idee om wat er nog bestond aan Nederlandse cultuur in Holland en wijde omgeving te bewaren voor het definitief op de vuilnisbelt terecht zou komen. Meubels, kleding, gebruiksvoorwerpen, schilderijen, bijbels; alles van Nederlandse origine werd door Bill Wichers gretig ingezameld. Van enige systematiek was in de beginjaren geen sprake. Een Nederlandse museumconservator die eind 1946 een kijkje kwam nemen schreef aan de ambassadeur: 'Daar er ter plaatse niemand terzake kundig is op museum-gebied, bleek een gedeelte van het bijeengebrachte materiaal volkomen waardeloos te zijn.'
Toen de oprichting van bijkantoren in de herfst van 1941 in New York werd besproken, kwam Bill Wichers naar voren als de ideale kandidaat. Al had hij Nederlandse voorouders, hij was een Amerikaan (hij sprak geen Nederlands) en daarmee veel geschikter om de Nederlandse zaak te verkopen dan een consul met directe belangen in Nederland. Wichers was een harde werker, bezield, een man die makkelijk contacten legde met vele mensen. Zijn vrouw Nell was van Friese komaf en het echtpaar had twee dochters, Beth en Janet. Zij herinneren zich dat hun vader altijd bezig was met zijn werk. Regelmatig logeerden er gasten uit Nederland in huize Wichers. Beth en Janet moesten altijd giechelen om namen als 'Peekelharing' of flamboyante verschijningen als Nicolaas Kroese, de eigenaar van restaurant De Vijf Vlieghen in Amsterdam. Er is een foto van Beth als meisje van drie, in Spakenburgs kostuum, samen met prinses Juliana en prins Bernhard in het oud-Hollandse decor van een zaal in het Netherlands Museum. Bill Wichers zette het hele gezin in voor zijn werk. Films van het NIB werden ook eerst in huize Wichers bekeken en beoordeeld voordat ze naar scholen werden gedistribueerd. 'Het was allemaal heel ongedwongen en aardig en tegelijkertijd zeer stevig en niet frivool. Niet de grachtengordel,’ aldus Jerôme Heldring, die begin jaren '50 directeur was van het NIB en vanuit New York een paar keer naar Holland, Michigan reisde. Over Bill Wichers en zijn collega in San Francisco zegt hij: 'Het waren loyale mensen, vaak veel pro-Nederlandser dan wij. Ze leden bijna fysiek wanneer een Nederlander iets had gedaan dat niet in de haak was.' Randy Vande Water, een journalist uit Holland, herinnert zich dat Bill Wichers al zijn persberichten liet uitgaan op oranje papier, waardoor het altijd opviel. Beth Wichers weet dat haar vader een keer de grootste krant van de staat Winsconsin over wist te halen een positief stuk te schrijven over Nederlandse kaas. Terwijl Winsconsin zelf de grootste kaas producerende staat van Amerika was.
Het Netherlands Museum bleef door alle jaren heen spullen verzamelen. Iedereen kon zijn 'oude prut' komen brengen, zegt de huidige museumdirecteur Joel Lefever met een lach. Hij begon in 1986 als tijdelijk baliemedewerker en is nog steeds verbaasd dat Wichers hem aannam, een afstammeling van een Franstalige Belgische familie. Het museum heet inmiddels Holland Museum, om aan te geven dat hier niet alleen de erfenis van Nederland, maar vooral de lokale cultuur wordt bewaard.
Toch zijn de pronkstukken nog wel van Nederlandse herkomst. Dat komt mede omdat Holland Museum in 1940 de beschikking kreeg over een aantal grote objecten uit het Nederlandse paviljoen van de Wereldtentoonstelling die in 1939 gelijktijdig in New York en San Francisco was gehouden. Tegen de tijd dat de stukken klaar waren om terug te sturen, was Nederland door de Duitsers bezet. De ambassade bedacht dat het Netherlands Museum ze dan wel tijdelijk kon laten zien. Ze zijn nooit meer terug gegaan. Wie nu het Holland Museum binnenstapt ziet direct een enorm in brons gegoten bouwsel van verschillende verdiepingen. Bovenop staat een jonge koningin Wilhelmina, daaronder verschillende delen van de samenleving: de rechterlijke macht, de regering, het parlement, de burgers. Het geheel kan draaien en dan weerklinkt het Wilhelmus.
Een ander topstuk van de Wereldtentoonstelling is een leeuwenpaar uit Bali, demonische koppen uitgehouwen in steen. Er horen twee unieke, twintig meter lange tempeldoeken in batik bij, maar die liggen veilig verborgen in de kelders: de afbeeldingen laten diverse vrouwen met blote borsten zien en dat was in het conservatieve Holland ongepast.
De Nederlandse erfenis van Holland, MI
Molens, tulpen en klompen
In het zuidwesten van de staat Michigan ligt een aantal plaatsjes met Nederlandse namen: Overisel, Zeeland, Borculo, Vriesland, Drenthe, Graafschap. Het stadje Holland is hier het centrum van een van oorsprong Nederlandse gemeenschap die in 1847 neerstreek. Het ging om een groepje van 60 gereformeerde dissidenten onder leiding van dominee Albertus van Raalte. Het gebied aan de oevers van Lake Michigan bestond toen nog uit zompig moeras en ontoegankelijk bos, maar dat veranderde dankzij 'de sterke Nederlandse werkethos', zoals het nog altijd heet in de toeristenbrochures van het huidige Holland.
Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw konden heel veel bewoners bogen op Nederlandse voorouders. Dat is inmiddels veranderd, er kwamen veel nieuwe immigranten voor het ongeschoolde werk dat een grote werkgever als de Heinz augurkenfabriek te bieden had. Niettemin zien oudere inwoners van Holland nog wel Nederlandse tradities. Voor hen is bijvoorbeeld de zorg die de gemeente besteedt aan het onderhoud van het stadje (en de belasting die daarvoor geheven wordt) een typisch voorbeeld van traditionele gemeenschapszin. Sinds afgelopen jaar worden bijvoorbeeld de straten in het centrum 's winters automatisch sneeuwvrij gehouden dankzij een ondergronds verwarmingssysteem. De bewoners zijn er apetrots op. Een andere Nederlandse traditie is het grote aantal kerken dat Holland telt. Er zijn er zo'n 60, de meeste protestants, op ruim 30.000 inwoners. De tijd van twee diensten op zondag en eentje op woensdagavond is ook in Holland voorbij. Net als protesten van dominees tegen het openhouden van winkels op zondag. Toch beschouwen de meeste inwoners zich als conservatief. Voor hen heerst er in het land van oorsprong een lichtzinnigheid waar ze niet snel in mee zouden gaan.
Het stadje Holland gebruikt de uiterlijke symbolen van Nederland wel om bezoekers uit heel Amerika te trekken. Molens, tulpen en klompen, het is er allemaal. Er is een 'Dutch Village', waar om het uur het draaiorgel klinkt en klompendansen worden uitgevoerd. Dat laatste is ook een belangrijk onderdeel van 'Tulip Time'. Dit jaarlijkse festijn ontstond in de jaren twintig van de vorige eeuw en is enigszins te vergelijken met bloemencorso's in Nederland. In de omgeving van Holland zijn uitgestrekte tulpenkwekerijen en wat kan je na het rooien van de bollen beter doen met doorgeschoten bloemen dan het versieren van praalwagens? 'Tulip Time' is uitgegroeid tot een groots evenement dat een week duurt. Er wordt begonnen met het ouderwets schrobben van de straten door vrouwen in verschillende Nederlandse klederdrachten. Oorspronkelijk hadden ze simpele lichtblauwe jurken met een wit schort aan, precies zoals het meisje op de afbeelding van pakjes 'Old Dutch Cleanser', een traditioneel schoonmaakmiddel. Naarmate het festival groeide werd de kleding steeds mooier en werd er ook beter gekeken naar de authentieke Nederlandse drachten. Kennis daarover doorgeven was na de oorlog een van de onvoorziene taken van het Nederlands Informatie Bureau. Het Holland museum heeft er een flinke collectie klederdrachten aan te danken. Na het schrobben van de straatjes is er ruimte voor enorme parades, inclusief lange rijen klompendansende paren.
'Nederlanders moeten er waarschijnlijk om lachen als ze het zien', zegt journalist Randy Vande Water een beetje besmuikt. Margreet Kleis, die vanaf 1947 in Holland woont, is trots op de kostuums die zij bezit. Ze beaamt dat de mensen meer aan tradities vasthouden dan in Nederland zelf, maar 'dat is het enige waar ze aan vast kunnen houden. Verder is er niks'. Directeur Heldring van het NIB zag en ziet geen kwaad in het gebruik van klassieke stereotypes. 'Je moet het fundament van goodwill dat je hebt in Amerika niet aantasten. Een stevig, klein land dat vecht tegen de zee. Het jongetje met zijn vinger in de dijk. Dat is een gunstig beeld en je kan blij dat zijn dat er zo'n beeld is. Veel andere landen hebben dat niet.'
Het staatsbezoek van 1952
Koninklijke openhartigheid
Een van de hoogtepunten in het bestaan van het NIB was het staatsbezoek van Juliana en Bernhard aan de VS in 1952. Een reis van drie weken zou het kersverse koninklijke paar brengen naar New York, Washington, Philadelphia en de Tennessee Valley Authority. Na een korte vakantie in Sea Island in de staat Georgia zou de reis verder gaan naar Detroit, Grand Rapids en Holland in de staat Michigan en San Fransisco en Los Angeles in California. Vanuit daar zou het paar doorvliegen naar Canada.
Heldring begon al in een vroeg stadium met het ‘verkopen’ van het staatsbezoek dat Juliana en Bernhard in 1952 zouden afleggen. Het staatsbezoek was de uitgelezen kans om Nederland te promoten bij het Amerikaanse volk. Heldring schreef een keur aan bladen en kranten aan, bood de hulp en diensten van het NIB aan en stelde foto’s ter beschikking. Hij instrueerde de leiders van zijn dependances in Michigan en California hetzelfde te doen. Maanden voor het bezoek, in september 1951, schreef Heldring al brieven naar Reader’s Digest, Harper’s Magazine, Harper’s Bazaar, Voque, Good Housekeeping Magazine en nog vijftien bladen. Nog vele bladen zouden volgen. De RVD stelde een grote collectie foto’s ter beschikking, waaruit Heldring een aantal kon kiezen om daarmee de schrijvers van artikelen bij te staan. Waren de Amerikaanse bladen daarin geïnteresseerd? ‘Ja natuurlijk!’, roept Helding uit. ‘Die vier dochtertjes, daar kon je natuurlijk heel aardige foto’s van maken’. Een aantal bladen vroeg dan ook of een interview met het koninklijk paar mogelijk was en ook dat leidde Heldring in goede banen. Voor de overtocht naar Nederland van twee correspondenten van American Weekly, wilde de Nederlandse regering graag betalen.
Heldring had ook een lijst voorbereid van vragen die de internationale (Amerikaanse) pers mogelijkerwijs zou kunnen stellen. Vragen en koninklijke antwoorden bij elkaar resulteerden in een 12 pagina's lange lijst met een openhartigheid die men tegenwoordig niet meer tegenkomt. Zo beantwoordde Bernhard dagelijks persoonlijk zes brieven, stond Juliana om half acht op en rookte Amerikaanse sigaretten en antwoordde prins Bernhard op de vraag of hij zelf kookte: 'God forbid'. Heldring kan zich niet herinneren één wanklank te hebben gehoord van de media waarmee hij te maken had. ‘Ze heeft zich er goed doorheen geslagen’, zegt Heldring nu over Juliana. ‘Ze heeft er zeer loyaal aan meegewerkt. Het is natuurlijk geen glamour vrouw, ook nooit geweest, maar ik geloof dat degenen die haar ontmoet hebben, wel onder de indruk waren van haar oprechtheid'.
Zowel Juliana als Bernhard zouden een aantal eredoctoraten van verschillende universiteiten krijgen. Calvin College in Grand Rapids, Michigan, gaf geen doctoraten weg, zegt William Spoelhof, toentertijd rector-magnificus van de universiteit. ‘Doctoraten moet je verdienen’, zo meent de nu 95-jarige nog altijd en vertelt dat Calvin College toch iets wilde doen. Daarom vernoemde de universiteit de bestaande leerstoel in de Nederlandse letterkunde naar de Nederlandse koningin. Hope College in Holland, Michigan, had Juliana namelijk al een eredoctoraat verleend en tussen de twee gereformeerde universiteiten bestond een gezonde concurrentie, grijnst Spoelhof.
Toespraken, tulpen en een open auto
Juliana laat op zich wachten
In Washington was Juliana’s toespraak voor het Congres het hoogtepunt. Deze speech is als pacifistisch de geschiedenis ingegaan. Heldring herinnert zich dat hij was betrokken bij de voorbereiding van de speeches die de koningin in de VS zou geven. Ook in dit geval was een toespraak geschreven, maar die schoof de vorstin aan de kant. ‘Daarvan is in Nederland een kwestie geweest, want de koningin had zelf een redevoering gemaakt en die lag eigenlijk niet goed bij het Kabinet. Waarop de koningin gezegd zou hebben: “Nou, dan ga ik maar niet!”. Dat kon natuurlijk niet’, aldus Heldring. Maar in de speech stond een aantal passages die opzien baarden. De vorstin prees de Amerikaanse hulpprogramma’s, waarvan ook Nederland had geprofiteerd na de oorlog. Haar speech is eigenlijk een groot pleidooi voor ontwikkelingshulp. ‘Ik hoop echt dat op een memorabele dag de enorme productie die nu wordt aangewend voor bewapening, wordt ingezet ten behoeve van deze enorme ontwikkelingsprojecten’, aldus de koningin voor het Congres. Als we er met ogen van deze tijd naar kijken, lijkt het weinig opzienbarend. In 1952 echter, was een bevriend staatshoofd van een NAVO-bondgenoot, dat ten tijde van de oorlog in Korea, in het Amerikaanse parlement opriep tot herziening van defensiebudgetten op z'n minst ongewoon.
In Washington bood Juliana het Amerikaanse volk ook een carillon aan als dank voor de steun die ons land ontving na de Tweede Wereldoorlog. Het bestond uit 49 bellen, groot en klein en in een korte toespraak wees Juliana de Amerikaanse president Truman erop dat de kleine bellen net zo belangrijk zijn als de grote. Een subtiele verwijzing naar de verhouding tussen kleine en grote landen in het spel van internationale relaties. Philadelphia hield een veld van 100.000 tulpen over aan het bezoek van de Nederlandse vorstin.
Op het gedeelte van de reis dat door het Midwesten van de VS voerde, deed het paar de staat Michigan aan. Na de Fordfabrieken in Dearborn, de universiteit van Michigan in Ann Arbor, Calvin College in Grand Rapids, zette het paar per auto koers naar Holland, MI. Zowel Juliana als Bernhard waren er tijdens de oorlog al geweest, maar het plaatsje mocht in het programma van het staatsbezoek niet ontbreken. Phil Kimberley herinnert zich dat hij als scholier een aantal van de favoriete liedjes van Juliana uit zijn hoofd moest leren. Fonetisch, want noch hij, noch vele van de andere scholieren waren het Nederlands machtig. Er was een stuk van het park tegenover het gemeentehuis met lint afgezet. Met 600 medescholieren stond hij daar te wachten op de Nederlandse koningin. 600 Amerikaanse kinderen, uitgedost in Nederlandse klederdracht. ‘Ze kwam uit die richting’, wijst Kimberley, ‘over 8th street, onze hoofdstraat, toen over River Avenue en stopte precies voor het stadhuis’.
Beginnend journalist Randy Vande Water versloeg het bezoek voor de radio. ‘Ze was een uur te laat’, zegt hij. ‘En ging het stadhuis in om zich op te frissen en liet toen nog eens een kwartier op zich wachten. Omdat ze een sigaret wilde roken’, zegt hij besmuikt. Kimberley en de andere scholieren zongen vervolgens braaf de liedjes waarvan hun was verteld dat het Juliana’s lievelingsliedjes waren. De Bezem en Hollandsch Liedje klonken uit alle kinderkeeltjes. Juliana was verguld. Kimberley vond het best leuk, zo’n buitenlands staatshoofd, ‘Maar zoals elk jongetje van elf jaar, was ik eigenlijk meer geïnteresseerd in de auto waarin ze reed. Een open Packhard’, grinnikt hij, ‘dus ik werd niet teleurgesteld’.
Research en tekst: Rob Bruins Slot, Gerda Jansen Hendriks
Samenstelling en regie: Gerda Jansen Hendriks
Bronnen
BEELD
De gebruikte archiefbeelden zijn in meerderheid afkomstig van films die zijn gemaakt in opdracht van het Nederlands Informatie Bureau, met titels als ‘The Dutch Tradition’, ‘The Fighting Dutch’, en ‘Netherlands America’. Deze films zitten in Nederland in de collectie bij het Instituut voor Beeld en Geluid en in Amerika in het archief van het Holland Museum. Daar zitten ook ‘lokale’ films als ‘Princess Juliana in Pella, Iowa’ en amateurfilms over het Tulpenfeest. De film ‘At home with Royalty’ is in 1951 gemaakt door de Amerikaanse maatschappij RKO-Pathé en maakt deel uit van een serie korte films over Nederland die is gefinancierd uit een zogenaamd ‘dollarpotje’, geld dat vanaf 1945 in een fonds was gestort door alle grote Amerikaanse filmmaatschappijen voor de wederopbouw van Europa. Naast ‘At home with Royalty’, bedoeld om te vertonen in Amerikaanse bioscopen aan de vooravond van het staatsbezoek, werden uit dit potje films gemaakt als ‘Springtime in Holland’ (door MGM) en ‘Bicycle thrills’(door Columbia).
Steun het Holland Museum
Geld voor het archief
Het Holland Museum in Holland, MI beheert de collectie van het Netherlands Information Bureau (NIB), in Amerika ook wel Netherlands Information Service (NIS) genoemd. De collectie bestaat uit meer dan 200 dozen archief en is grotendeels ongeordend. Om dit archief te catalogiseren is geld nodig. Voor meer informatie kunt u zich -in het Engels- wenden tot:
Email: hollandmuseum@hollandmuseum.org
Of:
Holland Museum
31 W. 10th St.
Holland, MI 49423
USA
Tel: 001-616-394-1362
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: