De sterren van de Schnabbeltoer
“Een biljarttafel als podium”
De jonge manager van Restaurant De Kroon op het Rembrandtplein lijkt zeer verbaasd: “Grote Nederlandse sterren die zich in ons restaurant verzamelden?” Jazeker. Jarenlang was dit restaurant een belangrijke pijler in de schnabbeltoer. Het begrip ‘schnabbeltoer’ is nieuw leven ingeblazen door het recent verschenen boek van Henk van Gelder. Het vertelt het verhaal van honderden Nederlandse artiesten die in de naoorlogse periode optredens verzorgden van het kleinste gehucht in Noord-Groningen tot in het uiterste puntje van Limburg. Onder pianobegeleiding voerden ze acts op als acrobaat, sneldichter, buikspreker, kunstfluiter, zanger of goochelaar.
Het waren op zichzelf staande optredens, altijd in een verschillende samenstelling. En één van de manieren om voor een optreden geboekt te worden, was om op maandagmiddag naar De Kroon te gaan. In een zaaltje met rode kleedjes over de tafels kwamen ze samen: de artiesten en de impresario’s, die de boekingen verzorgden. Hoewel je er volgens Tonny Eyk ook voor de gezelligheid kwam, hadden alle artiesten hun ‘balboekje’ bij zich. Dit waren datakaarten die bedacht en ingevoerd waren door impresario’s. Eyk: “Het systeem van de datakaarten was duidelijk. Een horizontaal streepje betekende: middag bezet, een verticaal streepje: avond bezet en een kruisje: middag en avond bezet.” De datakaarten en publiciteitsfoto’s gingen van hand tot hand tijdens die middagen in De Kroon. Als ik de huidige manager vertel wie er zoal aanwezig waren op deze bijeenkomsten, is hij duidelijk teleurgesteld. “Ik dacht dat u het over grote sterren had.” Daar heb ik het inderdaad over. Bueno de Mesquita, de Wama’s, The Three Jacksons, Jan Tromp, Tobi Rix, Fred Kaps, The Kilima Hawaiians en zo kan ik nog wel even doorgaan. De grote sterren van vijftig jaar geleden.
Ze werden groot in een periode die zowel door armoede als door hoop en vooruitgang werd getekend: de wederopbouw. De start van de carrière van kunstfluiter Jan Tromp laat dat goed zien. “Ik was 15 jaar en we waren thuis arm, net als iedereen in Amsterdam. Ik wilde in het park gaan spelen, maar omdat ik geen geld voor een mondharmonica had, ging ik op mijn vingers fluiten. Ik oefende en oefende en op een gegeven moment klonk het echt mooi.” Nadat hij een buurtwedstrijd gewonnen heeft, doet Tromp mee aan de talentenjacht in het populaire AVRO-radioprogramma ‘De Bonte Dinsdagavondtrein’. Tromp wint de talentenjacht en laat de jonge zangeres Corrie Brokken achter zich. “Het was een soort explosie, iedereen had het over mij en het ging vervolgens heel snel. De ene avond was Lou Bandy voor mij de ster van de affiches en de volgende avond stond ik met hem op de bühne.” Bühne klinkt officiëler dan het vaak was. Een aantal planken op schragen was voldoende en de biljarttafel fungeerde ook regelmatig als podium.
De perfecte leerschool
De jubilerende voetbalclub, de organisatoren van een dorpsfeest of de fabrieksdirecteur die een personeelsavond wilde, ziedaar de werkgevers van de artiesten in het feestavondencircuit. Het was altijd afwachten wat je aantrof als je bij de locatie van de feestavond aankwam. Net zoals het ook een verrassing was met wie je in het programma stond. Volgens Tromp had je hier nog wel enige invloed op. “Ik heb jarenlang avond aan avond met Willy Alberti in zalen gestaan. Dat kwam zeer goed uit voor mij aangezien Willy een auto had.” Tijdens deze autoritten spijkerde Alberti tevens het Nederlands van Tromp een beetje bij. “Want ik praatte zo plat als je maar bedenken kan.” Bij aankomst werden eerst de kleedkamers geïnspecteerd en dan vertelde je aan de conferencier dat je binnen was. De rol van conferencier was zeer belangrijk op een feestavond. Cees de Lange, Jan Blaaser en Ronald Wagter Sr. waren de mannen die de avond aan elkaar praatten. Zij bepaalden de volgorde van de acts en hielden al moppen tappend in de gaten of de volgende artiest inmiddels klaar stond voor zijn jodel- of buikspreeknummer. Het eerste nummer dat de conferencier aankondigde was steevast een accordeonnummer om de zaal in de juiste stemming te brengen.
Les Deux Jeateux was bijvoorbeeld een populair accordeonduo. Het bestond uit Tonny Eyk en zijn tweelingzus Jeanette. Als het publiek eenmaal opgewarmd was door de meezingers op de accordeon, kwam de volgende verrassende act. “De schnabbeltoer was een perfecte leerschool voor artiesten”, aldus Theo Rekkers van het zangduo De Spelbrekers. “Het publiek dat tegenwoordig naar optredens gaat is fan van de artiest of vindt hem tenminste goed genoeg om er een kaartje voor te kopen. Zo werkte dat niet in de schnabbeltoer. De mensen betaalden ongeveer twee gulden, maar hadden geen idee wie ze te zien zouden krijgen. Dan moet je wel werken om hun sympathie te winnen.” Volgens Dick Harris lukte dat over het algemeen goed. Hij werkte in de jaren vijftig als pianobegeleider en goochelaar op de schnabbeltoer. “De mensen waren niet veel gewend. Ze moesten hard werken en er waren weinig avondjes uit. Als ze dan één keer per jaar naar zo’n feestavond gingen, hadden ze ook de avond van hun leven. Hier zag je de ‘radio-artiesten’ voor je eigen ogen optreden.”
Schmieren op de bühne
Het was belangrijk of je het woord ‘radio-artiest’ achter je naam kon zetten, want er bestond wel degelijk een hiërarchie tussen de artiesten. Het finalenummer was de klapper van de avond en de grootte van de letters op het programma bepaalde de hoogte van de inkomsten. “Je verdiende niet altijd even goed,” aldus Tromp, “maar het was een prachtige tijd en vaak had ik ‘s nachts kramp in mijn maag van het lachen.” De schnabbeltoer garandeerde geen gelijkmatige inkomsten. Soms speelde een artiest een avond niet en op een andere avond moest er juist weer ‘gependeld’ worden. Dit betekende dat je op een avond minstens twee optredens had. “Met een jong gezin was het prettig om meer zekerheid in je inkomsten te hebben”, zegt Bueno de Mesquita, befaamd bandparodist. Meer zekerheid werd geboden door deelname aan een revue, een promotietournee van de KRO of de AVRO, de TikTakshow of een andere reclamerevue. De Mesquita herinnert zich de liedjes uit ‘Bon appetit, mevrouj…’ nog goed. “De kippesoep van Heinz, oh jongens dat is iets fijns!”. In 1960 zong hij deze liedtekst uit volle borst voor de reclamerevue.
Volgens ‘schnabbelartiest’ Harris was het goed om eens in een ander verband op te treden. De nummers van artiesten raakten sleets, want er werd niet meer aan de acts gewerkt. Jaar in jaar uit bleven ze hetzelfde. “Er werd heel wat afgeschmierd op de geïmproviseerde bühne . Veel artiesten werden slordig. Waarom zou je je goed schminken als bij een deel van het publiek de mest nog aan de klompen zat.” Toch erkent ook Harris dat niet deze laksheid het einde van de schnabbeltoer heeft betekend. Er is een andere schuldige aan te wijzen. Harris: “Veel artiesten hadden het lange tijd op schampere toon over ‘dat kijkkassie’. Er werd op televisie neergekeken. Sommige artiesten, met name goochelaars, waren ook bang dat ze niet meer geboekt zouden worden na een televisieoptreden. Iedereen had het dan toch gezien? Toch zag ik mogelijkheden.” Harris had op de schnabbeltoer een zeer talentvolle jonge conferencier aan het werk gezien, die het wel degelijk goed zou doen op televisie: Rudi Carrell. Harris werd zijn manager en tevens regisseur van de zeer populaire ‘Rudi Carrell Show’. Bueno de Mesquita en Tonny Eyk worden vaste artiesten in deze show en ook hen zit het medium televisie als gegoten.
Het einde van de Schnabbeltoer
Voor kunstfluiter Tromp is het een ander verhaal. Eind jaren vijftig fluit hij één keer een nummer voor de televisie en hij wordt in de jaren daarna niet meer gevraagd. “Ik zat altijd bij het Nederlands Theaterbureau van Wout van Liempt en ik stond verder bij geen enkel bureau ingeschreven. En zo stond het er toen voor. Ik had niks te doen. Dat is een zwarte bladzijde geweest.” Want ook Van Liempt had ingezien dat het tijdperk van de schnabbeltoer ten einde liep, hij richtte zich binnen zijn theaterbureau voornamelijk op een nieuwe toekomst als manager van Wim Kan. De meeste sterren van de schnabbeltoer hebben financieel weinig aan hun sterrendom overgehouden. “We waren niet zakelijk. Tegenwoordig zal het voor zulke jongens als Jamai vast allemaal anders geregeld zijn. Het was een andere tijd en bovendien heb ik altijd braaf mijn geld opgemaakt aan bier en mooie vrouwen”, zegt Tromp met een glimlach. Hij is blij dat de artiesten van de wederopbouw weer even in de schijnwerpers staan, want ze waren bijna vergeten: de schnabbelartiesten van de jaren vijftig die elkaar op maandagmiddag troffen in een rokerig zaaltje in De Kroon aan het Rembrandtplein.
Tekst en research: Femke Veltman
Regie: Yael Koren
Bronnen
- Gelder, van, Henk, De Schabbeltoer (Amsterdam 2005).
- Eyk, Tonny, Het Vergeten Hoofdstuk (Hoofddorp 2003).
Beeldmateriaal
Voor de beelden is onder meer geput uit de volgende bronnen:
- privé filmpjes Willy Alberti
AVRO
’t Staat in de sterren, 1962/06/09
Sleeswijk Revue, 25 jaar Snip en Snap, 1962/06/09
Tot Vanavond, 1961/03/09 en 1961/05/13
KRO
Boulevard, 1962/10/26
NCRV
Trailer: “Nou jij weer”, 1963/12/00
Overal en nergens, 1967/04/07
Mesquitaria, 1960/12/09
Nou jij weer, 1964/01/03
Polygoon Profilti
Hier is Hilversum..de Avro, 1949/01/01
VARA
Trailer Rudi Carell Show, 1962/10/13
VPRO
Het Gat van Nederland, 1973/02 08
Schmieren op de bühne
Het was belangrijk of je het woord ‘radio-artiest’ achter je naam kon zetten, want er bestond wel degelijk een hiërarchie tussen de artiesten. Het finalenummer was de klapper van de avond en de grootte van de letters op het programma bepaalde de hoogte van de inkomsten. “Je verdiende niet altijd even goed,” aldus Tromp, “maar het was een prachtige tijd en vaak had ik ‘s nachts kramp in mijn maag van het lachen.” De schnabbeltoer garandeerde geen gelijkmatige inkomsten. Soms speelde een artiest een avond niet en op een andere avond moest er juist weer ‘gependeld’ worden. Dit betekende dat je op een avond minstens twee optredens had. “Met een jong gezin was het prettig om meer zekerheid in je inkomsten te hebben”, zegt Bueno de Mesquita, befaamd bandparodist. Meer zekerheid werd geboden door deelname aan een revue, een promotietournee van de KRO of de AVRO, de TikTakshow of een andere reclamerevue. De Mesquita herinnert zich de liedjes uit ‘Bon appetit, mevrouj…’ nog goed. “De kippesoep van Heinz, oh jongens dat is iets fijns!”. In 1960 zong hij deze liedtekst uit volle borst voor de reclamerevue.
Volgens ‘schnabbelartiest’ Harris was het goed om eens in een ander verband op te treden. De nummers van artiesten raakten sleets, want er werd niet meer aan de acts gewerkt. Jaar in jaar uit bleven ze hetzelfde. “Er werd heel wat afgeschmierd op de geïmproviseerde bühne . Veel artiesten werden slordig. Waarom zou je je goed schminken als bij een deel van het publiek de mest nog aan de klompen zat.” Toch erkent ook Harris dat niet deze laksheid het einde van de schnabbeltoer heeft betekend. Er is een andere schuldige aan te wijzen. Harris: “Veel artiesten hadden het lange tijd op schampere toon over ‘dat kijkkassie’. Er werd op televisie neergekeken. Sommige artiesten, met name goochelaars, waren ook bang dat ze niet meer geboekt zouden worden na een televisieoptreden. Iedereen had het dan toch gezien? Toch zag ik mogelijkheden.” Harris had op de schnabbeltoer een zeer talentvolle jonge conferencier aan het werk gezien, die het wel degelijk goed zou doen op televisie: Rudi Carrell. Harris werd zijn manager en tevens regisseur van de zeer populaire ‘Rudi Carrell Show’. Bueno de Mesquita en Tonny Eyk worden vaste artiesten in deze show en ook hen zit het medium televisie als gegoten.
De perfecte leerschool
De jubilerende voetbalclub, de organisatoren van een dorpsfeest of de fabrieksdirecteur die een personeelsavond wilde, ziedaar de werkgevers van de artiesten in het feestavondencircuit. Het was altijd afwachten wat je aantrof als je bij de locatie van de feestavond aankwam. Net zoals het ook een verrassing was met wie je in het programma stond. Volgens Tromp had je hier nog wel enige invloed op. “Ik heb jarenlang avond aan avond met Willy Alberti in zalen gestaan. Dat kwam zeer goed uit voor mij aangezien Willy een auto had.” Tijdens deze autoritten spijkerde Alberti tevens het Nederlands van Tromp een beetje bij. “Want ik praatte zo plat als je maar bedenken kan.” Bij aankomst werden eerst de kleedkamers geïnspecteerd en dan vertelde je aan de conferencier dat je binnen was. De rol van conferencier was zeer belangrijk op een feestavond. Cees de Lange, Jan Blaaser en Ronald Wagter Sr. waren de mannen die de avond aan elkaar praatten. Zij bepaalden de volgorde van de acts en hielden al moppen tappend in de gaten of de volgende artiest inmiddels klaar stond voor zijn jodel- of buikspreeknummer. Het eerste nummer dat de conferencier aankondigde was steevast een accordeonnummer om de zaal in de juiste stemming te brengen.
Les Deux Jeateux was bijvoorbeeld een populair accordeonduo. Het bestond uit Tonny Eyk en zijn tweelingzus Jeanette. Als het publiek eenmaal opgewarmd was door de meezingers op de accordeon, kwam de volgende verrassende act. “De schnabbeltoer was een perfecte leerschool voor artiesten”, aldus Theo Rekkers van het zangduo De Spelbrekers. “Het publiek dat tegenwoordig naar optredens gaat is fan van de artiest of vindt hem tenminste goed genoeg om er een kaartje voor te kopen. Zo werkte dat niet in de schnabbeltoer. De mensen betaalden ongeveer twee gulden, maar hadden geen idee wie ze te zien zouden krijgen. Dan moet je wel werken om hun sympathie te winnen.” Volgens Dick Harris lukte dat over het algemeen goed. Hij werkte in de jaren vijftig als pianobegeleider en goochelaar op de schnabbeltoer. “De mensen waren niet veel gewend. Ze moesten hard werken en er waren weinig avondjes uit. Als ze dan één keer per jaar naar zo’n feestavond gingen, hadden ze ook de avond van hun leven. Hier zag je de ‘radio-artiesten’ voor je eigen ogen optreden.”
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: