Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
19 juli 2005

De Eerste Bankovervallen

Andere Tiijden De Eerste Bankovervallen krant
Bekijk Video
1 min
Dat kón toch niet

Wat opvalt in de reportages van het Journaal uit die tijd zijn de verbaasde gezichten, de opgewonden blikken, en vooral, die onstuimige openhartigheid. Een bankoverval: het was Groot Nieuws in Nederland, halverwege de jaren zestig. Want dat dát toch kon gebeuren in het keurige Nederland, dat ondenkbare zie je terug in de archiefbeelden van toen.

Het is bijna ontroerend te zien hoe de jonge Utrechtse bankbediende Hans van Baal in 1965 aan Journaal-verslaggever Fred Emmer, uitlegt dat hij zich nog snel achter de openstaande kluisdeur kon verschuilen toen er opeens een man met een pistool de bank binnenkwam. En dat hij daarna de overvaller zei dat hij niet eerder te voorschijn kwam voordat het pistool was weggelegd. Wat de overvaller vervolgens overigens deed. En terwijl Van Baal uitgebreid door Emmer wordt geïnterviewd proberen tientallen mensen pal voor de bank een glimp op te vangen van de sporen van de overval. Groot Nieuws dus.

De eerste grote overval

Tilburg 1965

 

Dé eerste bankoverval in Nederland is niet meer te traceren. Er is wel een bankoverval die door justitie en de banken als de eerste wordt beschouwd: de overval van de Amro-bank in Tilburg, op 15 oktober 1965. Maar er waren er al eerder, veel eerder zelf. Vlak na de oorlog zorgde bijvoorbeeld de overval op een bank in IJsselmonde voor veel commotie. Nog verder terug, in 1916, vond er een heuse schietpartij plaats bij een overigens mislukte overval op de firma G.J en A.E Groeneveld, Kassiers en Handelaars in Effecten aan het Marktplein in Winschoten. En ook de hierboven genoemde overval in Utrecht was twee maanden eerder dan die in Tilburg – en daarmee de eerste overval in Nederland die het Journaal haalde.

Er is wel een reden dat de overval in Tilburg te boek staat als ‘de eerste’. Ging het daarvoor nog om relatief kleine bedragen, in Tilburg bedroeg de buit ruim 900.000 gulden - omgerekend naar nu een dikke twee miljoen euro. Bovendien vond de overval plaats in een soort ‘Bonny en Clyde’ stijl – de omschrijving komt van Ruud Oord, jarenlang secretaris veiligheidszaken van de Nederlandse Vereniging van Banken. Dat wil zeggen: met veel mensen en veel geweld. De overvallers waren Fransen – ze hadden elders in Europa al een aantal keer toegeslagen en zouden later ook nog bij andere overvallen in Nederland actief zijn. De groep verplaatste zich in witte Citroëns en werd daarom in Brabant onmiddellijk de Citroënbende gedoopt.

Moniek Toebosch, nu directeur van een kunstopleiding in Amsterdam en destijds getuige van de overval, herinnert zich nog hoe ze als jong meisje de aandacht probeerde te trekken van twee prachtige jongemannen met een zuidelijk uiterlijk, die met de witte auto’s over de Heuvel reden. Niet wetende dat het de chauffeurs van de bende waren, raakten Toebosch en haar vriendin al flirtende verzeild in de overval. Toebosch bleef nog gewoon op straat staan, waar ze de schoten hoorde en de buit in de auto’s geladen zag worden. Maar hoofdkassier Hoogendoorn stond op dat moment, vrijdagmiddag net na de sluitingstijd van drie uur, achter de balie. En opeens stond er iemand boven hem – namelijk óp de balie. ‘Dat was nog nooit gebeurd. Ik stond er met open mond naar te kijken’. Maar veel tijd had hij daar niet voor, want het personeel werd onder schot gehouden, in een hoek gedreven en het geld werd voortvarend verzameld. In minder dan tien minuten stonden de Fransen weer buiten, en weer een kwartier later waren ze over de Belgische grens verdwenen.

Zo ongeveer op dat moment moet de jonge hoofdagent Frans Kremers de bank hebben betreden. Kremers, die toen net bij de recherche werkte (hij zou het later nog tot hoofd van de recherche brengen) kijkt met zeer gemengde gevoelens terug op de overval. Dat de politie de overvallers niet op heterdaad kon betrappen bij de bank, daarover is Kremers niet zo rouwig. De Tilburgse rechercheurs waren in die tijd bewapend met kleine en lichte zakpistooltjes, die meer gebruikt werd om mee te slaan, dan om mee te schieten. Een vuurgevecht met de met stenguns bewapende Fransen zou waarschijnlijk zijn uitgelopen op een bloedbad in het centrum van Tilburg. De verkeersagent, die op een steenworp afstand op een kruispunt stond en niets van de overval heeft gemerkt, heeft waarschijnlijk vooral heel veel geluk gehad.

Maar over de afwikkeling van de zaak kan Kremers zich nog steeds boos maken. Terwijl de recherche in de bank net was begonnen met het sporenonderzoek en het verhoren van de getuigen, kwamen topmensen van de politie en van de bank, gealarmeerd door de berichten over de omvang van de overval, een kijkje nemen. De rechercheurs kregen te verstaan dat ze even moesten wachten, totdat de ‘golf van officieren’, zoals Kremers het nu omschrijft, hun rondgang door het bankgebouw hadden gemaakt. De bankmedewerkers kregen in de tussentijd ruimschoots de kans hun ervaringen onderling uit te wisselen – en dat was nou net iets wat de politieagenten wilden voorkomen. ‘Daar gaan mijn sporen’, verzuchtte een collega van Kremers van de Technische Recherche, terwijl ze het tafereel samen op een bank aanschouwden. ‘En daar gaan mijn getuigen’, voegde Kremers er somber aan toe. Dat de daders van de overval gepakt zijn, heeft ook weinig te maken met het werk van de Tilburgse politie. De Citroënbende werd later in Frankrijk opgepakt. De Franse justitie kwam een jaar na de overval nog wel een kijkje nemen in Tilburg.

Eric Nordholt

De tijd van de onschuld

‘Lunchen met de kluisdeur open’

Onschuld, gebrek aan kennis en ervaring en op een bepaalde manier ook, gebrek aan angst. Want het was aan het einde van de jaren zestig ook helemaal niet moeilijk om een bank te overvallen. Beveiliging was er niet, geld wel. Je kon er zo binnenlopen: de balie was open, kogelvrij glas, tralies en stil alarm bestonden nog niet. ‘Je dacht er eenvoudig niet over na’, zei Hans van Baal van de Raffeisenbank uit Utrecht, over de mogelijkheid van een overval. Het filiaal waar Van Baal werkte had overigens wel alarm, maar kon toch moeilijk als stil alarm worden betiteld. Sterker nog, het bankalarm had veel weg van een luchtalarm en gaf zoveel herrie dat Van Baal de installatie op donderdagmiddag uitzette – dan kwam namelijk de werkster langs en die wilde met het poetsen nog wel eens ergens tegenaan stoten.

Bijna alle bankmedewerkers kunnen vertellen over de zorgeloosheid waarmee destijds met het geld werd omgesprongen. ‘Wij lunchten gewoon met de kluisdeur open’, vertelt Ank Jansen die werkte bij de Boerenleenbank in Sint Antonis, die in 1966 werd overvallen door twee Duitsers.
Ook over de veiligheidsmaatregelen rond het geld dat van en naar de bank werd vervoerd, werd in die tijd niet hard nagedacht. In Sint Antonis kwam het geld, soms tienduizenden guldens, gewoon met de post van het hoofdkantoor in Eindhoven. In Utrecht haalde Van Baal het geld zelf op bij het hoofdkantoor, stopte de duizendjes dan in de binnenzak van zijn jas en fietste weer terug naar zijn eigen kantoor. En in Eindhoven, zo bleek uit een rapport van justitie over de veiligheidsmaatregelen bij banken, werd het geld voor de Amro-bank aan de Heuvel zelfs nog na de overval per bakfiets door de stad vervoerd.

Dat geld moest er ook zijn, want het Nederland van halverwege de jaren zestig was nog in alles een ‘contant geld’-samenleving. Het personeel, zelfs het personeel van de bank zelf, kreeg zijn loon in het algemeen contant. Daarom ook was vrijdag, betaaldag, een favoriete dag voor bankovervallers. Maar ook op andere dagen was veel geld in omloop, want de consument rekende bijna alles contant af, tot zijn nieuwe huis aan toe. Bovendien steeg het aantal bankfilialen in die jaren ook in hoog tempo: De welvaart sloeg toe in Nederland, er werd overal gebouwd en in iedere nieuwbouwwijk verschenen ook nieuwe banken, soms zelfs in gewone woonhuizen.

En dus moest er iets gebeuren. De overval in Tilburg wordt gezien als een omslag in het denken, maar toch zou het nog tot het begin van de jaren zeventig duren voordat de banken ook structureel beveiligd werden. Volgens Eric Nordholt, destijds een jonge politie-inspecteur in Groningen, waren banken lange tijd helemaal niet geïnteresseerd in de beveiliging van hun eigen zaken. Ook na het begin van de overvalgolf duurde het lang voordat men besefte dat het gevaar reëel was: ‘De banken waren zuinig, dus die wilden er eigenlijk geen geld aan uitgeven. Men geloofde er ook niet echt in, deed er wat lacherig over’. De beveiliging was volgens Nordholt dan ook halfslachtig: ‘De bank beveiligde de voorkant, maar liet de achterkant openstaan’.

Hans van Baal na de overval in 1965

Beveiligingsperikelen

Bang achter de balie

Die halfslachtigheid kon tot hilarische taferelen leiden, bijvoorbeeld bij de invoering van het stil alarm. Nordholt vertelt hoe in het begin van de jaren zeventig een klant een bank in de Groningse binnenstad betreedt. Het personeel is niet aanwezig, maar de klant ziet wel een knop op de balie. In de veronderstelling dat hij daarmee het bankpersoneel oproept drukt hij nietsvermoedend de knop in. Maar in plaats van een bankmedewerker staan er in de kortste keren zes politieauto’s voor de deur. De klant had op de knop voor stil alarm gedrukt, dat net was geïnstalleerd. Volgens Nordholt was de bankmedewerker ondertussen ‘een kroket halen ofzo’.

In 1972 liet de overheid merken de, inmiddels in aantal flink toegenomen, overvallen beu te zijn. Minister Van Agt liet doorschemeren, dat hij wettelijke maatregelen zou afkondigen als de banken zelf geen actie zouden ondernemen. Het gevolg was een soort van gentlemen’s agreement waarbij de banken in een aantal jaar alle filialen van kogelvrij glas zouden voorzien. Een operatie waar miljoenen guldens mee waren gemoeid en waar een bedrijf in Engeland, dat het glas uiteindelijk mocht leveren, heel veel geld aan heeft verdiend. Maar voordat het Engelse bedrijf de order werd gegund is de top van het Nederlandse bankwezen daar eerst zelf nog een kijkje gaan nemen. Het moet een mooi gezicht zijn geweest volgens Ruud Oord van de Nederlandse Vereniging van Banken. De normaliter in driedelig grijs uitgedoste directeuren hebben zich buitengewoon uitgeleefd op de Engelse schietbaan waar met allerlei soorten materiaal werd geprobeerd het kogelvrij glas te doorboren. ‘Het was een beetje Lucky Luke spelen’. De installatie van het kogelvrij glas ging overigens ook niet zonder slag of stoot. Het glas was zo zwaar dat de meeste balies onder het gewicht dreigden te bezwijken.

Oord en zijn collega Kooren, hoofd bouwzaken van de Amro-bank, kregen in die tijd overigens nog wel meer goede raad om de veiligheid van de banken te verbeteren. Dat varieerde van valkuilen voor de balie, een voorstel om overvallers een radio-actief poeder op de broekspijpen te spuiten, tot aan een systeem waarbij er automatisch een alarm over ging als mensen in de bank met hun handen omhoog zouden staan. De ontwerper van dat systeem was overigens vergeten dat het alarm ook zo afgaan als er een jarige in het pand was en het personeel hiep-hiep-hoera zou roepen.

Ondertussen zou je bijna vergeten dat bijna alle overvallers gewapend waren met een pistool of revolver en dat aan het eind van de jaren zestig, in Amsterdam, ook de eerste dode bij een overval viel. En ook de medewerkers die niet gewond waren geraakt bij een overval hebben de gevolgen later nog gevoeld. Voor Ank Jansen uit Sint Antonis was de overval op haar bank toch een klap voor het vertrouwen in de mensen. Niet in de laatste plaats het vertrouwen in journalisten, die tot haar stomme verbazing met tientallen waren komen opdagen en allerlei dingen opschreven die ze helemaal niet had gezegd. Kassier Hoogendoorn uit Tilburg werd na de overval gevraagd plaats te nemen in een kassiersbox, in het midden van de bank, een stuk van de balie af. Daar zou dan al het geld worden bewaard. Hoogendoorn weigerde. Hij voelde zich niet veilig daar, in zijn eentje in zo’n hokje: ‘Als er iets zou gebeuren had je geen kant opgekund’.

Hans van Baal uit Utrecht voelde zich weken achtervolgd – de overval bij zijn bank was niet opgelost en hij was de enige die de dader had gezien – en leefde in die tijd op librium en valium. Ondertussen had hij wel van het hoofdkantoor ‘op zijn donder’ gehad omdat hij de krant had zitten lezen en de kluisdeur had openstaan. Begeleiding kreeg hij niet: ‘We hebben er zelf uit moeten komen’. Van Baal heeft de rest van zijn leven bij de bank gewerkt, maar als hij hoorde dat er ergens in de stad een bank was overvallen en hij als enige in het filiaal zat, deed hij wel de deur op slot.

Tekst en regie: Paul Ruigrok
Research: Edmond Hofland en Femke Veltman

Kooren en Oord

Bronnen

BEELD
Het archiefmateriaal is voor het grootste deel afkomstig uit het NOS en NTS-journaal, dat in die tijd veel aandacht besteedde aan bankovervallen. Daarnaast zijn er fragmenten gebruikt van Brandpunt en Gewest tot Gewest.

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: