De noodklok
Energiebalans
Op de drempel van het nieuwe jaar 2005 start Sire een campagne om overgewicht bij kinderen tegen te gaan onder het motto: “Zeg vaker nee”. Het persbericht meldt dat bijna 15% van de kinderen en 40% van de volwassenen in Nederland te dik is. Die cijfers zijn volgens Sire een verdubbeling ten opzichte van 1980.
De oproep in de campagne om hier iets aan te doen is het voorlopige slotstuk in een reeks van alarmerende berichten over toenemend gewicht veroorzaakt door een ongezonde levensstijl. Zo waarschuwt Prof. Martijn Katan januari 2004 in Trouw: “Vetzucht wordt een epidemie die in omvang bijna vergelijkbaar is met het broeikaseffect. En met gedeeltelijk nog dezelfde oorzaak ook: dat we niet bereid zijn de auto te laten staan. En Rob Dortland van VWS memoreert in juni op een congres in Wageningen aan zijn eigen jeugd wanneer hij de hedendaagse rampzalige toestand wil schetsen: “Er was geen frisdrank en er waren geen koekjes. Kinderen speelden buiten en als je ergens naar toe moest dan liep je of pakte je de fiets. De mensen waren gezond. Er was een evenwicht tussen eten en calorieën verbranden.”
Ook professor Jaap Seidell van de VU geeft aan dat het leefpatroon van de laatste jaren heeft geleid tot een ernstige verstoring: “Dik zijn of worden is normaal in een omgeving die – uit oogpunt van de handhaving van een gezond gewicht – de laatste vijftig jaar abnormaal is geworden. Het energieverbruik is in het Westen de laatste twintig jaar met 700 kcal. per dag gedaald. Dat is bijna een maaltijd per dag.”
De energiebalans is het nieuwe sleutelwoord en de deskundigen zijn het erover eens: Nederland groeit langzaam naar Amerikaanse toestanden waar inmiddels al 60% van de volwassenen met overgewicht te kampen heeft. De oorzaak is relatief eenvoudig. Mensen bewegen veel te weinig in verhouding tot het voedsel dat ze innemen. Die trend is begonnen rond de jaren ’50.
De opkomende welvaartsmaatschappij bracht calorierijk voedsel in overvloed en tegelijk allerlei uitvindingen voor het dagelijks gemak die allerlei inspanningen overbodig maakten. De auto, de stofzuiger, de wasmachine, ja zelfs de afstandbediening van de televisie, reduceerden het energieverbruik tot een minimum: de mens hoeft alleen nog maar knopjes in te drukken om het werk gedaan te krijgen.
Professor Han Kemper, die dertig jaar lang gezondheidsonderzoek deed bij tieners, ziet het somber in. “Ik denk dat als je zou verplicht stellen aan kinderen om hun beltegoed van hun mobiele telefoon op te laden door te gaan fietsen of te gaan hardlopen, dat je ze dan als het ware de nóódzaak geeft om te bewegen. Ik denk dat dat de enige mogelijkheid is om de epidemie tegen te gaan.” Het is zaak om, willen we ziektes zoals diabetes en hart- en vaatziekten die samenhangen met overgewicht voorkomen, nu maatregelen te nemen: óf veel meer bewegen óf veel minder eten, maar liefst van beiden een beetje.
Aanloop
Schijf van vijf
Het Voorlichtingsbureau voor de Voeding wordt in de oorlog opgericht om adviezen te verstrekken hoe de bevolking ten tijde van schaarste zich toch nog voldoende kan voeden. Er worden recepten verstrekt voor de bereiding van tulpenbollen en voor ragout van in het wild gevangen bevers.
Na de oorlog is er een discussie: moet de voedingsvoorlichting blijven bestaan? Er wordt besloten het bureau nog even te handhaven. Tenslotte is er ook na de oorlog nog een voedseltekort en ziektes door gebrek aan vitamines of mineralen komen nog steeds voor. In 1953 komt het bureau met de eerste Schijf van Vijf. Het is een handvat om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen en nog steeds gericht op het gevaar van ondervoeding.
Annie Disseldorp, directrice van de Eerste Goudse Afslankclub vertelt over haar jeugd: “Ons gezin was erg arm, er waren dertien kinderen. De voeding was eenzijdig. Als we geen broodbeleg hadden, doopten we het brood in de jus van de vorige dag.” Maar juist die eenzijdige voeding maakte dat het probleem al langzaam begon te verschuiven van onder- naar overgewicht. Annie Disseldorp: “Eind jaren vijftig, ik was zestien, woog ik al 110 kilo. We aten elke dag hetzelfde. Artsen konden me niet helpen, die zeiden: het is aangeboren. Onzin natuurlijk.”
Hanneke Groenteman, al in de jaren zestig gefascineerd door eten en diëten stelt: “De jaren zestig, dat waren jaren van hè gelukkig, we zijn er nog, we zijn gezond. We kunnen kopen wat we willen, we kunnen eten wat we willen. De oorlog was echt afgelopen. En toen kwamen de zeventiger jaren en laat ik het op mijn eigen jan-boeren-fluitjes zeggen: het bleek dat we wel erg véél gegeten hadden wat we wilden.”
Madeleine Lim komt begin jaren zeventig als diëtiste bij het Voorlichtingsbureau voor de Voeding te werken. De omslag is dan al duidelijk voelbaar: “Het was een organisatie die op een heel breed vlak advies gaf over gezonde en verantwoorde voeding in Nederland. In de jaren zeventig was dat zeker al uitgemond in een duidelijke doelstelling: we moeten proberen om ook het gewicht van de gemiddelde Nederlander goed te houden. Toen ik daar kwam, werden diëten net een hot issue. En daar ging ik me toen mee bezig houden.”
Het Voorlichtingsbureau begint in de jaren zeventig met het geven van voorlichting op scholen, aan kinderen en ouders. Diëtisten worden het land in gestuurd om de boodschap van de schijf van vijf te verkondigen. Het idee is dan nog, dat met goede voorlichting ook de goede eetgewoonten vanzelf zullen komen. Maar gezond eten vergt discipline, en de aantrekkingskracht van de wondermiddelen blijkt groter.
Afvalpogingen
Wondermiddelen
Naarmate de bevolking zich steeds vaker tegoed kan doen aan nieuwe verworvenheden als patat, chips en frisdrank, wordt het schoonheidsideaal dunner. Het graatmagere model Twiggy maakt in de jaren zestig furore en de termen ‘lekker mollig’ of ‘volslank’ gelden niet langer als complimenten.
Het diëten wordt een veelbesproken onderwerp in dameskringen. Emmy van Amelsvoort, tegenwoordig directeur van de Slankklup, herinnert zich hoe ze als jonge vrouw in die tijd al worstelde met haar gewicht: “Als meisje van zestien woog ik 63 kilo en ik wilde naar 60 kilo terug. Daar deed ik drie weken over. Daarna viel ik terug in m’n oude eetpatroon en woog na een half jaar 65 kilo. Toen greep ik voor het eerst naar pilletjes.
Die pillen, ik ben de naam vergeten, zouden een lintworm in je lichaam brengen en die zou er niet meer uitgaan. Dus dan zou je eeuwig slank blijven. Het slikken hield ik zes weken vol. Zodra ik was gestopt, groeide ik naar 70 kilo. We hebben toen met een aantal vriendinnen een groepje gevormd om elkaar bij het afslanken te ondersteunen maar dat viel na een tijdje weer uit elkaar.
Ten einde raad ging ik naar de drogist en begon met equiline. Dat was een drankje waaraan vitamines waren toegevoegd. Maar er zat ook een stofje in waarvan je zo high werd als een kanariepietje. Dat was heerlijk, je bleef opgewekt.” Maar naast de equiline mocht niet worden gegeten, en natuurlijk is zo’n dieet niet vol te houden. “Vervolgens gaf de huisarts mij Ponderal. Dat was een medisch afslankmiddel in die tijd. Pas later zijn ze er achter gekomen dat het heel slecht was voor je bijnierschors dus dat hebben ze toen maar weer uit het pakket gehaald. Al met al was ik toen weer 10 kilo zwaarder.”
Het Voorlichtingsbureau voor de Voeding speelt in op de trend door brochures uit te brengen die aan moeten sporen op een evenwichtige manier af te vallen en niet te grijpen naar allerlei zogenaamde wondermiddeltjes. Madeleine Lim: “We hadden bijv. de brochure ‘Meisje hou je lijntje aan het lijntje’, dat is een hele oude en die geeft voorlichting aan meisjes, aan pubers, want die waren toen kennelijk ook al reuze bezig met de lijn.
Maar er was ook bijvoorbeeld ‘Van Overgewicht tot Goed Gewicht’ uit 1970. En tegelijk hielden we de vinger aan de pols wanneer er allerlei populaire kuren op de markt kwamen. Want er zijn in de loop der tijden natuurlijk heel wat wonderlijke en minder wonderlijke diëten gepasseerd en alle mogelijke vreemde preparaten in de handel gebracht. De boodschap was dan: als u deze pil neemt, dan hoeft u verder helemaal niks aan voedings- of leefgewoonten te doen, u valt vanzelf blijvend af. En dan kon je Coby X te H. bellen en want dat was dan een ervaringsdeskundige. Maar Coby was nooit thuis. En ondertussen werd het product met grote advertenties aan de man gebracht. Wij zochten dan uit welke ingrediënten er in zo’n pil of drankje zaten en dan konden we de mensen daarover voorlichten”.
Een hausse
Verschillende diëten
De commercie speelt slim in op de diep gekoesterde wens om dunner te worden. Wat in de jaren zestig nog begon als enkele pogingen, wordt in de loop van de jaren zeventig een ware hausse. Emmy van Amelsvoort: “Er kwam steeds meer bij, steeds meer. Ik denk ook dat het kwam omdat veel vrouwen in de jaren zestig niet werkten, ze waren nog erg veel thuis. Maar toen de vrouwen steeds meer gingen werken, werden ook hun financiën steeds ruimer. En hoe groter de welstand, dat zal wel altijd zo blijven, hoe meer geld er over is voor de lijn.”
Aan de meest populaire diëten zijn vaak op een slimme manier winstgevende zaken gekoppeld, zoals de verkoop van receptenboekjes of speciale maaltijden. Zo wordt het dieet van de Amerikaanse arts Atkins in 1973 in Nederland geïntroduceerd door de televisiedokter Van Swol. Van Swol vertaalt de recepten, schrijft een eigen inleiding en laat als reclamecampagne het blad Weekend de ervaringen van twee bekende Nederlanders met dit dieet optekenen: de Zangeres zonder Naam en Henk Vonhoff.
Vonhoff herinnert zich dat hij aanvankelijk zeer ingenomen was met dit dieet dat aanspoort koolhydraten te laten staan maar naar hartelust vet te consumeren. “Ik was in die tijd burgemeester van Utrecht en verbaasde mijn omgeving vaak door bij een diner een gezonde salade weg te sturen en een bord vette paling te laten komen. ‘Dat doe ik om slank te worden’, zei ik dan.
Atkins stond me toe om alles te eten wat ik lekker vond. En ik viel inderdaad af. Alleen kreeg ik op den duur last van mijn gal door al dat vet.” Ondertussen vliegen er dan al honderden Atkins-boeken over de toonbank. Ook de vrouwenbladen zien de markt veranderen en slaan er, met goede bedoelingen of niet, een slaatje uit. Emmy: “Zodra er geen dieet in een damesblad zat, kocht je het ook niet. Er moest een dieet instaan”.
Margriet laat in de loop der jaren het hele scala de revue passeren waaronder Atkins, Carrs, de Sherrykuur, Sapvasten, het Brooddieet. Daarnaast doet Margriet, ondersteund door diverse deskundigen waaronder diëtistes van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding, aan serieuze bewustwording van het publiek. Volgens Ans Samson, als redactrice aan Margriet verbonden, was dat in het begin pionierswerk: “Het begrip ‘calorieën’ was toen niet ingeburgerd zoals nu. Mensen hadden vaak helemaal geen idee waarom ze dikker waren dan ze wilden zijn”.
In 1974 richt Margriet een deel van een hal op de Huishoudbeurs in onder het motto ‘Fit met Margriet’. Ans Samson: “Daar stonden we met een diëtiste. Je werd gewogen en je kon je lengte laten bepalen. We hadden ook grote tafels met doorzichtige bollen en in die bollen lagen producten met aangegeven caloriewaarden. Dat was om mensen bewust te laten worden: wat maakt dik, wat maakt niet dik? Alle doorzichtige bollen bevatten hetzelfde aantal calorieën en dan zag je het gigantische verschil. Een saucijzenbroodje contra een enorme berg appels.
Ik herinner me nog goed dat op die Huishoudbeurs mensen verbaasd waren dat je dik kon worden van vloeibaar voedsel. Hoe kan je nou van een glas melk dik worden? Of van een biertje?”
Slankblijvers
Afvallen in groepsverband
Afvallen kost moeite en discipline, en dus delen we graag ons leed met anderen. Tegenwoordig kunnen we terecht bij artsen en vooral ook bij afslankclubs als de Weight Watchers en de E.G.A. (Eerste Goudse Afslankclub) voor steun en goede raad. De Weight Watchers geven momenteel in Nederland elke week meer dan 350 cursussen, die door 15.000 mensen worden bijgewoond. Mensen die hun ervaringen delen in een groep en daardoor meer succesvol afvallen: het lijkt nu een open deur. Maar begin jaren zestig was het een onbekend fenomeen. Wie wilde afvallen, moest het zelf doen.
In 1969 komt daar verandering in. In Den Haag zet baronesse Gratia Schimmelpenninck van der Oye een advertentie in een lokale krant, waarin ze vrouwen oproept om naar een bijeenkomst te komen om overgewicht in groepsverband aan te pakken. Gratia, zelf broodmager en een voormalig Nederlands skikampioene, had in een kibboets in Israël gezien hoe de steun van een groep kan helpen als mensen af willen vallen. Ze is vol enthousiasme en verwacht veel reacties op haar advertentie. Dat valt tegen. Er staan welgeteld twee vrouwen op haar stoep. Na de eerste teleurstelling laat Gratia zich door deze minimale opkomst niet uit het veld slaan en begint met de twee dames de eerste Nederlandse afslankclub: de Gratia Club voor Slankblijvers.
Iedere week komt de Club voor Slankblijvers een uurtje bij elkaar op Gratia’s slaapkamer in haar huis aan het Noordeinde. Achter een kamerscherm worden de vrouwen in alle privacy gewogen op een grote Secca-weegschaal met gewichten. Elke week stencilt Gratia een nieuw blaadje, waarop wijze voedingslessen en recepten staan. Die meeste lessen bedenkt ze zelf, maar af en toe vraagt ze advies bij het Voorlichtingsbureau.
Annie Disseldorp, een van de twee eerste deelnemers aan de club, vertelt: “De eerste week was de boodschap: ‘sla is de grootste vijand van het vet’. Zo kwam er iedere week een velletje bij, en na zestien weken had Gratia een heel dieetboekje bij elkaar bedacht”. En het werkt. De vrouwen vallen vele kilo’s af.
In 1972, als de Club voor Slankblijvers langzaam is uitgegroeid tot twee groepjes van tien deelnemers, schrijft Hanneke Groenteman in opdracht van het Parool een stukje over de club. Ze verbindt wel één voorwaarde aan het artikel: wil Gratia ook in Amsterdam een clubje beginnen? Hanneke Groenteman: “Het was een intens chique vrouw, die twinsets droeg, een plissérok en pennyshoes, maar ze was heel tof op de een of andere manier. Dus we waren allemaal gek op haar. Voor haar deed je gewoon van alles”.
Het dieet bestaat in die eerste vorm vooral uit weinig calorieën. Magere producten en veel gekookt water met peterselie erin om vocht af te drijven. Hanneke Groenteman vervolgt: “Soms nam Gratia een jampotje mee met een vieze gelige substantie erin en zei: ‘Ik heb een vrindje, hij is chirurg, en dit is mensenvet. En dat hebben jullie nou allemaal onder je velletje’. Dus dan dachten we: dit moet weg deze viezigheid. Die moeten we kwijt. Dat denk ik nog steeds wel. Maar ja.”
Op advies van Groenteman vragen de makers van het populaire televisieprogramma 'Een Groot Uur U' Gratia als deskundige in een uitzending over lijnen, in september 1972. Koos Postema interviewt de innemende Gratia en er kijken miljoenen mensen. Na de uitzending stromen de reacties vanuit het hele land binnen. Iedereen wil weten of er ook een club bij hen in de buurt is. Afvallen in groepsverband wordt een grote rage.
Gratia handelt snel. In no-time stoomt ze een groep leidsters klaar om de boodschap van de Slankblijvers te verspreiden. De club groeit plotseling uit tot een grote landelijke organisatie en wordt snel geprofessionaliseerd. De gestencilde blaadjes over sla veranderen in officieel drukwerk en Gratia wordt van groepsleidster manager van een flink bedrijf.
Binnen twee jaar staan de Weight Watchers, die in de Verenigde Staten volgens ongeveer dezelfde methode werken, al te trappelen om de club over te nemen. In 1974 draagt Gratia de Club voor Slankblijvers over aan de Amerikaanse Jean Nidetch, oprichtster van de Weight Watchers. De club wordt dan duurder en massaler. Annie Disseldorp: “Dat was niet zo leuk. We moesten groepen onder de 29 man sluiten.” De sfeer van stiekem wegen op zolderkamertjes is dan voorbij.
Gewicht aan bewegen
Gezondheidsonderzoek
De aandacht richt zich in jaren zestig en zeventig voornamelijk op het voedsel als oorzaak voor overgewicht. Annie Disseldorp: “In de club van Gratia was geen aandacht voor bewegen. Er werd wel eens gezegd van: pak nou eens een keer de fiets, of loop. Maar sporten zoals nu dus gezegd wordt, was er in die tijd niet.”
Toch is de andere kant, calorieverbruik door beweging, ook toen niet helemaal over het hoofd gezien. De Slankblijvers repten weliswaar niet over gymnastiek of sport, maar Margriet blijkt opnieuw een pioniersfunctie te hebben gehad. In oude nummers duikt een overzicht op van het aantal calorieën dat bij een bepaalde bezigheid wordt verbruikt: een uur strijken, wandelen, tennissen, etc. Madeleine Lim van het Voorlichtingsbureau: “Tja, bewegen. Wij hebben er altijd wel bij verteld, maar de nadruk is toch pas de laatste tien tot vijftien jaar komen te liggen op hoe positief lichaamsbeweging is voor een mens”.
Professor Han Kemper doet vanaf 1974 gezondheidsonderzoek onder tieners. Ze worden gevolgd in hun normale beweeg- en eetgedrag. De jongeren krijgen stappentellers en hartritmemeters mee naar huis, er worden conditietesten met ze gedaan en ze worden geïnterviewd over hun eetgewoonten.
Dit Amsterdamse groei- en gezondheidsonderzoek is niet gestart vanuit de zorg om overgewicht. Kemper: “Ik kende het woord overgewicht nog niet en obesitas, wat dan ernstig overgewicht is, dat bestond bijna niet. Nee, dus dat is ook helemaal geen reden geweest om dat onderzoek te beginnen. Obesitas was niet aan de orde”.
De zorg destijds is eerder gericht op de algemene conditie van de jeugd van toen. “Het idee toen was: kinderen zijn tegenwoordig watjes. Ze doen niks meer. Televisie bestond toen natuurlijk ook al. De hele onderwijswereld en de gezondheidswereld klaagde over de jeugd van tegenwoordig – dat was in 1970 – die was niet meer fit, niet meer vooruit te branden. Dat kwam overgewaaid uit de Verenigde Staten. Daar werden allerlei fitheidstesten gedaan en dan bleken die Amerikaanse kinderen vergeleken met 10 jaar daarvoor een veel lagere fitheid te hebben. En toen dacht ik: waar komt dat dan door? Voeding of bewegen moet een van de oorzaken zijn. Dus laten we dat dan gaan onderzoeken”.
De kinderen in het onderzoek van Kemper worden over 25 jaar gevolgd en uiteindelijk leidt dat tot conclusies over overgewicht. “Wij hebben min of meer kunnen aantonen dat die jongens en meisjes, diegenen die overgewicht krijgen, dat dat niet komt omdat ze te veel eten, maar dat dat komt omdat ze te weinig bewegen. Dus niet het eetpatroon is het allerbelangrijkste, maar het beweegpatroon. En afgelopen twintig dertig jaar is altijd overal de nadruk gelegd op: als je dik wordt, dan komt het omdat je teveel eet. En er is maar heel weinig aandacht altijd voor geweest dat het ook zou kunnen zijn, of mede zou kunnen zijn, dat je te weinig beweegt.”
Niets geleerd
Conclusie
De welvaart van de naoorlogse jaren heeft de energiebalans uit het lood geslagen, daarover zijn deskundigen het eens. Han Kemper: “Wat we vergeten is: volgens de laatste archeologische vondsten in Afrika bestaat de homo erectus zeven miljoen jaar. En we zijn dus zeven miljoen jaar altijd gewend geweest om heel veel te doen om het dagelijkse kostje bij elkaar te halen. Daar hoorde dus een hele goeie conditie bij en veel lichamelijke activiteit.
Nu is de situatie de laatste zeventig jaar zo dat voedsel overal in overvloed is. Je kan grazen, de hele dag eten krijgen, het is aantrekkelijk. Maar de noodzaak voor bewegen is er absoluut niet meer. En dat betekent dus dat we de laatste zeventig jaar in een omgekeerde situatie zitten die we biologisch niet aankunnen.
Onze genen zijn zeven miljoen jaar lang zo gemaakt dat je erop uit moest zijn om veel voedsel te verzamelen en heel veel te bewegen. Nu doe je het omgekeerde. Daar zijn die genen niet aan gewend. Dus wij kunnen niet omgaan met een lage energiegebruik en een hoge energie-inname. En worden dus te dik.” Volgens Kemper kunnen onze genen zich wel aanpassen aan die nieuwe situatie “Maar ik denk dat we dan wel nog 7 miljoen jaar verder zijn.”
Opvallend is dat ook in de jaren zeventig al bekend was dat we te veel aten en te weinig bewogen. In het televisieprogramma Panoramiek wordt in 1970 al gewezen op de risico’s van overgewicht: “Overvoeding en steeds minder doen, kan veroorzaken dat we gevoeliger worden voor tal van ziekten. Dat teveel en verkeerd eten kan op zichzelf al als een ziekte aangemerkt worden: de vetzucht. En die vetzucht kan mede leiden tot onder meer deformerende gewrichtsaandoeningen, tot diabetes, suikerziekte, en tot hart- en vaatziekten.” Vervolgens geeft het programma adviezen over betere voeding en wordt de kijker aangespoord meer te bewegen.
De boodschap is vandaag de dag niet veranderd. De enige fout die niet meer gemaakt wordt, is dat we niet meer verwachten dat met goede voorlichting vanzelf de goede eetgewoontes komen. Het tegendeel is waar gebleken.
Diëten die hip waren in de jaren zeventig, zoals Atkins, waarvan de nadelen inmiddels ruimschoots zijn bewezen, varen mee op de huidige retro-trend en komen ook weer in de mode. We grijpen nog altijd liever naar de wonderpillen dan dat we iedere dag gezond en gevarieerd eten. En we pakken liever de auto dan de fiets naar de supermarkt. Veertig jaar lijnen. Kennelijk hebben we er niets van geleerd.
Archief- en beeldmateriaal
Er is gebruik gemaakt van de Polygoonjournaals over diverse huishoudbeurzen eind jaren zestig en van tv-programma's van enkele omroepen. Het oudste is een aflevering van januari 1965: 'het vrouwenprogramma' van de KRO, waar actrice Riek Schagen een dikke dame speelt. Beelden van de afslankapparaten zijn van een schoonheidsbeurs in het Belgische Oostende, die door Achter het Nieuws in de zomer van 1965 werd bezocht. Daarnaast zijn er uit begin jaren zeventig een aantal programma's die wijzen op de gevaren van het minder bewegen en meer gaan eten van de NOS, KRO en TROS.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: