Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
17 februari 2004

Vluchtelingen

bij sonja
Bekijk Video
1 min

Vluchtelingen
Als een uitgeprocedeerde asielzoeker een gezicht krijgt, en veelvuldig op de televisie verschijnt, ontstaat er zo’n hevige druk dat het vrijwel onmogelijk wordt de uitzetting te laten doorgaan. Die stelling is het uitgangspunt in een actuele uitzending van Andere Tijden over de manier waarop in 1988 een groep Syrische christenen na veel tumult een verblijfsvergunning kreeg.

Staatssecretaris Korte-Van Hemel (CDA) wilde toen voet bij stuk houden en de uitgeprocedeerde asielzoekers uitzetten. De eerste drie waren twee moeders en een kind, die onder hevige protesten in een vliegveld werden gezet.. Van die moeder waren vijf andere kinderen nog in Nederland. Een van die kinderen, Caroline Saado, kwam toen voluit in de publiciteit, in o.a. het Jeugdjournaal en bij Sonja Barend.

Carolien Saado in 1989
Carolien Saado in 1989

De uitzetting

Op 4 januari 1989 neemt Yildiz Saado in Enschede afscheid van haar dochter Carolien. Ze vraagt Carolien even op haar broers en een zusje te passen omdat ze op het politiebureau moet stempelen. Haar vijfjarige dochtertje Diana neemt Yildiz mee. Pas acht maanden later zien de kinderen hun moeder en zusje weer terug.

De familie Saado heeft in Nederland asiel aangevraagd. Vader Sami Saado is in Syrië lid van de verboden christelijke politieke organisatie ADO. Na zijn vlucht naar Nederland is hij bij verstek veroordeeld. Saado hoort bij een groep van ruim driehonderd Syrisch-orthodoxe christenen die halverwege de jaren tachtig in Nederland asiel aanvragen. Het grootste deel van deze verzoeken wordt afgewezen: het ministerie beslist op basis van ambtsberichten dat christenen in Syrië niet vervolgd worden en dus veilig terug kunnen. Ook de asielaanvraag van de familie Saado wordt afgewezen. Het gezin, vader, moeder en zes kinderen, moet het land verlaten. De politie van Enschede, waar veel van de Syrisch-Orthodoxe asielzoekers wonen, kondigt aan ‘geen klopjacht te houden’ maar bij een mogelijkheid wel over te gaan tot arrestatie. Die mogelijkheid komt snel.

Het echtpaar Saado moet zich iedere maand melden bij de vreemdelingendienst op het politieburo in Enschede. Terwijl haar man nog in de rij staat te wachten, wordt Yildiz met haar dochter en een andere Syrisch orthodoxe vrouw, Mariam Youssef, gearresteerd. De echtgenoten van de beide vrouwen zien het gebeuren en slaan op de vlucht. Sami Saado belt in paniek naar huis: Carolien moet zo snel mogelijk met haar broers en zusje naar de buren gaan. Daar worden ze later door bevriende Nederlanders opgehaald en met hun vader naar Groningen gebracht. Om twee uur `s nachts komen ze aan bij de Open Hof, een kapel in de Groninger binnenstad.

Ondertussen zijn de beide vrouwen overgebracht naar de Bijlmerbajes in Amsterdam. Het meisje Diana komt in een kindertehuis. Staatssecretaris Korte van Hemel van justitie gelast uitzetting van het drietal. In een laatste poging om dat te voorkomen spannen de vrouwen een kort geding aan. Het helpt niet. De rechter bepaalt dat de beide vrouwen de volledige asielprocedure doorlopen hebben en daarom uitgezet mogen worden. En dus vertrekken Yildiz en Mariam, mèt de vijfjarige Diana, maar zonder hun verdere familie, met het eerstvolgende vliegtuig naar Damascus. Mariam laat, behalve haar echtgenoot, ook haar vijf maanden oude baby achter in Nederland. Een groep journalisten die verslag wil doen van de uitzetting, wordt door de politie hardhandig uit de wachtruimte voor passagiers verwijderd. Op bevel van justitie mogen er geen foto’s of filmbeelden gemaakt worden van de uitzetting. Een paar dagen later verschijnt Carolien in een reportage van NCRV’s Hier en Nu. Huilend vertelt ze over de uitzetting van haar moeder: voor het ministerie dodelijke publiciteit.
De uitzetting van de twee vrouwen zorgt voor grote paniek onder Syrisch Orthodoxe vluchtelingen. Zo`n tachtig duiken onder in dertien kerken verspreid over het land. Vrijwilligers houden hen gezelschap: 24 uur per dag; ze worden geen minuut alleen gelaten uit angst voor een politie inval.

Ook op het ministerie van Justitie ontstaat de nodige commotie over de uitzetting en vooral de manier waarop die tot stand gekomen is. Ambtenaren vragen zich af hoe lang Korte van Hemel deze zaak kan volhouden. Ze voorzien wat er de komende maanden gaat gebeuren: Carolien groeit uit tot een bekende Nederlander. Ze komt in het Jeugdjournaal, het NOS-journaal, bij ‘Sonja op Donderdag’ enz. En het leven van de familie wordt vastgelegd voor een documentaire van de VPRO.

De publiciteit en acties van hulporganisaties zorgen ervoor dat de zaak de gemoederen blijft bezig houden. Staatssecretaris Korte-van Hemel moet zich in de vaste kamercommissie van Justitie regelmatig verantwoorden. Bij alle politieke partijen is veel onvrede over haar optreden. Maar voorlopig geeft de staatssecretaris geen krimp. Ze geeft af op degenen die hulp verlenen aan de Syriërs. Ze zouden zich schuldig maken aan strafbare feiten omdat het gaat om hulp aan illegalen.

Onderzoek in Syrië

In februari stuurt de Groningse kerkelijke hulporganisatie voor vluchtelingen INLIA een onderzoekscommissie naar Syrië. De commissie - bestaande uit de Haagse advocaat mr. J.L. Hofdijk, de Leidse arabist dr. J.J.G. Jansen en de voorzitter van INLIA dhr. J.W.R.van Tilborg, - spreekt met de twee uitgezette vrouwen. Zij vertellen dat ze direct na aankomst in Syrië gevangen genomen zijn. Ze zaten drie dagen lang, met Diana, opgesloten in een kelderruimte zonder raam, verlichting of sanitair. Ze kregen geen voedsel of drinken. Er waren geen dekens, bedden of beddengoed, ook al vroor het `s nachts. Toen de vrouwen vrijgelaten werden, gingen ze eerst naar het Patriarchaat van de Syrisch Orthodoxe kerk. Daar kregen ze te horen dat de patriarch niets voor ze kon doen. De priester van hun eigen kerk wilde ook niet helpen omdat hij bang was voor problemen met de regering en de geheime dienst. Uiteindelijk kregen ze onderdak in een kerk van de Chaldees-katholieke gemeenschap. De priester van deze kerk was minder bang, omdat zijn gemeenschap banden heeft met de Rooms Katholieke kerk. Ten tijde van het bezoek van de onderzoekscommissie verblijven de vrouwen nog steeds in deze kerk. Maar ze vertellen dat ze ook hier niet veilig zijn. Vier tot vijf keer per week, overdag, maar ook `s nachts, worden ze opgehaald door de geheime dienst. Ze worden urenlang ondervraagd en geïntimideerd. De onderzoekscommissie van INLIA spreekt met tientallen mensen, Syriërs, maar ook mensen van de Nederlandse ambassade in Damascus. Ook krijgt de commissie het arrestatiebevel tegen Sami Saado in handen. De conclusie is dat de Syrisch Orthodoxe asielzoekers niet veilig terug kunnen naar hun eigen land. Een conclusie die ondersteund wordt door een reportage die de EO in Syrië maakt.

Ondanks de rapportage en het EO-verhaal ziet mevrouw Korte -van Hemel geen reden haar standpunt te wijzigen. In mei - Carolien en de anderen zitten dan al bijna vijf maanden ondergedoken - debatteert de Tweede Kamer over de zaak. PvdA-er van Traa vraagt in een motie om terugkeer van de vrouwen. De motie krijgt geen steun van de regeringspartijen, maar de staatssecretaris krijgt van verschillende kanten het verwijt dat ze gezinnen uit elkaar haalt. Maar Korte -van Hemel geeft aan dat de mannen genoeg kans gehad hebben om zich bij hun vrouwen te voegen. ‘Betrokkenen hebben zichzelf in deze situatie geplaatst’, aldus de staatssecretaris.

Kerkasiel

‘Kerkasiel is een achterhaald middeleeuws verschijnsel.’ CDA-tweede kamerlid De Hoop Scheffer is in 1989 duidelijk tegenover de redactie van Den Haag Vandaag: de Open Hof en andere kerken die Syrisch Orthodoxe vluchtelingen onderdak verlenen, moeten daar mee stoppen. In een ingezonden artikel in het dagblad Trouw licht hij toe: ‘Het is een eis van rechtvaardigheid, ook naar andere afgewezen asielzoekers toe, om regels die wij met zijn allen hebben afgesproken te respecteren en mensen niet blijvend aan justitie te onttrekken. Ook niet via verblijf in een kerk.’ Ook staatssecretaris Korte -van Hemel hekelt de opstelling van de kerkbesturen. Ze zouden onterechte verwachtingen wekken bij de asielzoekers. Korte van Hemel zou zelfs van plan geweest zijn de vluchtelingen met hulp van de politie uit de kerken te halen PvdA-kamerlid Maarten van Traa verklaart in mei `89 dat de staatssecretaris dat geopperd heeft in een besloten commissievergadering. Korte -van Hemel ontkent in alle toonaarden.

Tegenstanders van kerkasiel verwijten de kerken dat zij zich boven de wet stellen. Ze dwarsbomen het beleid van de regering en uitspraken van de rechter. Maar een politie inval om vluchtelingen uit kerken te halen is in Nederland nog nooit voorgekomen.
Het moderne kerkasiel is gebaseerd op een artikel in de ‘algemene wet op het binnentreden’ (art.12 – b). Hierin staat dat de politie niet mag binnenvallen in ruimtes ‘voor godsdienstbeoefening of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, gedurende de godsdienstoefening of bezinningssamenkomst.’ Kortom: als er een dienst gaande is, mag de politie niet naar binnen (uitgezonderd gevallen van heterdaad) . In de kerken waar asielzoekers onderdak gevonden hebben, staan dan ook vaak vrijwilligers klaar. Zij kunnen, zodra de politie in aantocht is, met een dienst beginnen. Overigens geldt de bepaling in het wetboek ook voor vergaderingen van de Tweede Kamer, Provinciale Staten en de gemeenteraad en zittingen van de rechtbank.

Kerken beroepen zich bij het verlenen van kerkasiel op teksten uit de bijbel:
‘Op moord staat de doodstraf. Maar doodt iemand een ander onopzettelijk, was het een ongeluk waar hij niets aan kon doen, dan kan hij vluchten naar één van de steden die ik zal aanwijzen’ (Exodus 21; 12 – 13) In de zesde eeuw na Christus bracht bisschop Gregorius van Tours het kerkasiel in praktijk. Tot in de zeventiende eeuw werd de kerk vaak als vrijplaats gebruikt.

In de twintigste eeuw wordt het kerkasiel weer nieuw leven in geblazen. De eerste grootschalige actie is in 1978. Honderd illegale Marokkaanse gastarbeiders nemen hun toevlucht tot de katholieke kerk ‘de Duif’ in Amsterdam. De actie krijgt veel publiciteit en leidt er uiteindelijk toe dat de Marokkanen in Nederland mogen blijven. Ook dan is er kritiek. De Telegraaf schrijft dat ‘de Duif’ de democratische rechtsgang bruskeert.

Het verlenen van kerkasiel zorgt ook binnen kerkgemeenschappen voor veel discussie. Want wie komt er wèl voor in aanmerking en wie niet? En is het wel gepast om een kerkgebouw te gebruiken als verblijfplaats? In Groningen wordt in 1987, tijdens een conferentie over dit thema, het Charter van Groningen opgesteld. Hierin staat precies beschreven wat kerkasiel inhoudt en waarom kerken deze vorm van opvang verlenen: ‘…Wanneer wij goede gronden hebben om aan te nemen dat een met uitzetting bedreigde vluchteling of asielzoeker een rechtvaardige en menswaardige behandeling wordt onthouden, of dat beslissingen worden genomen die een ernstige bedreiging vormen voor de kwaliteit van zijn of haar bestaan, dan verbinden wij ons hem of haar op te nemen en te beschermen, totdat een voor alle partijen aanvaardbare oplossing is gevonden. Een openlijke confrontatie met onze overheden of directe acties van solidariteit en protest zullen wij, wanneer de situatie naar onze overtuiging daarom vraagt, niet uit de weg gaan.’ Inmiddels hebben in Nederland 200 kerken het Charter ondertekend. Ook kerken in het buitenland maken gebruik van het Charter.

Carolien Saado met haar plakboek
Carolien Saado met haar plakboek

Oplossing gevonden of gevonden oplossing?

Dan in juni krijgt de zaak opeens een heel andere wending. Voor de rechtbank in Groningen doet vader Saado met behulp van het onderzoeksmateriaal van INLIA nog één keer een poging aan te tonen dat hij gevaar loopt in Syrië. De landsadvocaat zegt dat hij de zaak nog eens goed wil bekijken en vraagt om drie weken uitstel. En dan, één dag voor de zitting, komt er een telefoontje: de landsadvocaat meldt dat hij zich terugtrekt. De staatssecretaris laat weten dat op basis van nieuwe informatie uit Syrië een nieuwe asielaanvraag kan worden ingewilligd. Een opmerkelijke ommezwaai van de staatssecretaris die eerdere berichten uit Syrië naast zich neer heeft gelegd. Dat is vooral te danken aan ambtenaren op het ministerie: zij willen van de gevoelige kwestie af, zo melden bronnen bij Justitie achteraf. De hulp van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Damascus wordt ingeroepen. De ambassade schrijft een nieuw ambtsbericht, dat de weg plaveit voor hereniging van de gezinnen: een ‘elegante oplossing.’

Nu begint een geheime operatie om de twee vrouwen en het kind weer terug te krijgen uit Syrië. Via omkoping heeft INLIA een paspoort geregeld voor één van de beide vrouwen. De Nederlandse ambassade in Syrië zorgt voor een tweede. De angst is groot dat de Syrische autoriteiten alsnog de terugkeer van de vrouwen zullen tegenhouden. Pas als Mariam, Yildiz en Diana in het vliegtuig zitten en het Syrische luchtruim verlaten hebben, wordt de familie gewaarschuwd. Na ruim acht maanden worden de gezinnen herenigd. Het jongste zoontje van Yildiz, dat tweeënhalf jaar oud was toen ze werd opgepakt, herkent zijn moeder niet. Pas als ze, zoals haar gewoonte was, iets lekkers voor hem uit haar zak haalt, zegt hij ‘mama’.
Niet alleen de familie Saado krijgt een verblijfsvergunning: ook de andere Syrisch Orthodoxe asielzoekers krijgen in de maanden die volgen., te horen dat ze in Nederland mogen blijven.

Carolien en haar familie wonen nog steeds in Groningen: vader en moeder Saado in het huis, dat ze kregen toen ze eenmaal een verblijfsvergunning hadden. Hun zes kinderen wonen op loopafstand. Carolien is inmiddels moeder van drie kinderen. Ze werkt als receptioniste bij stichting INLIA. Nog altijd bewaart ze een dik plakboek vol brieven die ze kreeg in haar onderduikperiode: steunbetuigingen van bekenden, maar ook veel onbekenden. De periode dat haar moeder in Syrië zat, omschrijft ze als een ‘hel’, al heeft het de familie ‘zeer hecht’ gemaakt.

Mevr. Korte-van Hemel
Mevr. Korte-Van Hemel

Asielbeleid in de jaren tachtig

‘De Nederlandse asielprocedure is de allersterkste ter wereld. Wij zijn een voorbeeld’ aldus staatssecretaris mevrouw Korte -van Hemel in 1983. Een uitspraak die voldoende getest zou worden door de komst van grote groepen asielzoekers naar ons land. Probleem bij deze gevallen was dat de mensen op eigen houtje naar ons land kwamen en niet, zoals bij de Vietnamese bootvluchtelingen eind jaren zeventig, op uitnodiging van de regering. Die werden als slachtoffers van het communistisch regime met open armen ontvangen nadat zij onder erbarmelijke omstandigheden met honderden samengepakt op gammele bootjes hun land hadden ontvlucht. De nieuwe stroom vluchtelingen was niet zo herkenbaar als groep en probeerde op minder zielige wijze ons land binnen te komen. Al gauw ontstond er discussie over het ‘ruimhartige beleid’ en werd er om nieuwe maatregelen gevraagd om de ongecoördineerde stroom in te dammen.

Tamils, Iraniërs, Afghanen en dus ook de Syrisch-orthodoxen, allemaal maakten zij kennis met de door Korte -van Hemel geroemde procedures. En allemaal hoopten zij de felbegeerde A-status (officiële vluchtelingenstatus, naast de B-status, die geen officiële erkenning inhield maar wel enige tijdelijke rechten op verblijf verleende) in de wacht te slepen, die verblijf voor onbepaalde tijd mogelijk maakte. In de praktijk ging dat als volgt: aanmelden als asielzoeker aan de grens of op Schiphol, bij een negatieve beslissing herziening aanvragen bij justitie en in laatste instantie bij weer een afwijzing in beroep gaan bij de Raad van State. Een langdurige procedure (de hele rit uitzitten kostte zo’n 32 maanden) waarbij de asielzoeker wel kon rekenen op extra aandacht van de ambtenaren. Kritiek op het Nederlandse beleid was dan ook niet terecht, vond het hoofd van de afdeling asielzaken van het ministerie van Justitie, Hilbrand Nawijn, in een interview met De Tijd: ‘Ze hebben te weinig oog voor alle verbeteringen in de procedure: nu heeft iedere vreemdeling het recht asiel aan te vragen, terwijl vroeger de marechaussee min of meer eigenhandig mensen kon wegsturen. Willekeur en onoverzichtelijkheid waren het gevolg. Maar nu zit aan zo’n verzoek een diepgaand gesprek met een van onze contactambtenaren vast; iedereen wordt serieus genomen. Er zijn folders in alle talen waarin aan binnenkomers hun rechten worden uiteengezet. Geheimhouding is verzekerd, en klachten over de bejegening door de marechaussee worden door ons hoog opgenomen.’

Nawijns positieve visie werd door hulpverleners en advocaten niet gedeeld. Asieladvocaten en organisaties als Amnesty International en de Raad van Kerken noemden het beleid vooral restrictief. De statistieken gaven hen in dat opzicht gelijk. De toename van het aantal asielaanvragen, van 2000 in 1983 tot ruim 13.000 in 1987, leidde niet tot een toename van verblijfsbeschikkingen. Bijna negentig procent bleef steken in een tijdelijk verblijf op ‘klemmende humanitaire gronden’, of kwam na een kort geding in aanmerking voor ‘schorsende werking’ om na een aantal jaar alsnog door de Raad van State te worden afgewezen. De Tamils werden niet officieel als vluchteling erkend, maar werden ook niet teruggestuurd. En dat gold ook voor andere groepen, bijvoorbeeld Irakese Koerden. Zo werd een grote groep niet erkende vluchtelingen in Nederland langzaamaan gedoogd.
Dat premier Lubbers sprak over ‘ontmoedigingsbeleid’ was voor de criticasters nog meer reden te vrezen voor een hardere opstelling van de overheid. Het ontmoedigingsbeleid vond niet alleen zijn weerslag in de strenge criteria voor asielzoekers, ook de wijze van opvang werd erin betrokken. De invoering van de zogenaamde bed-bad-broodregeling in 1985 was daar een voorbeeld van. De regeling behelsde een versobering van de opvang (ingegeven om een eventuele aanzuigende werking tegen te gaan) waarbij 20 gulden zakgeld per week werd uitgekeerd in plaats van een bijstandsuitkering. Daarnaast werden visumverplichtingen uitgebreid en konden luchtvaartmaatschappijen beboet worden als zij asielzoekers naar Nederland vervoerden.

Aan het eind van het decennium was de discussie over het asielbeleid niet verstomd, ondanks het ‘best gevoerde beleid ter wereld’. Het aantal asielaanvragen was inmiddels gestegen tot 20.000 in 1990, de opvanghuizen zaten vol en ambtenaren bij Justitie zaten tot over hun oren in de dossiers. Intussen wachtten de asielzoekers maanden, soms jaren op een beslissing. De jaren negentig zou in deze situatie weinig verandering brengen. Want met de oorlog in Joegoslavië, de Golfoorlog en vele andere conflicten zouden honderdduizenden vluchtelingen de sprong naar het veilige Westen wagen.

Syrisch-orthodoxe vluchtelingen, een lastig dossier

Een kerkgemeenschap van 20.000 zielen, een eigen klooster in het Twentse Glanerbrug met een heuse aartsbisschop voor West-Europa. Met de komst van gastarbeiders vestigden zich ook Syrisch orthodoxe Turken zich in Nederland. De groep groeide met de komst van geloofsgenoten uit het hele midden-oosten die niet alleen vanwege economische motieven hun land verlieten. Eind jaren zeventig vluchtten honderden naar Europa waar zij onderdak vonden in Zweden, West-Duitsland en Oost-Nederland.

De Syrisch-orthodoxe gemeenschap is verspreid over Turkije, Syrië, Libanon en Irak. Ze spreken een eigen taal en hebben een eigen alfabet. Samen met de Armeniërs vormen zij als christenen een minderheid in het door moslims gedomineerde gebied. Als minderheidsgroep worden zij gemangeld tussen de belangen van hun Koerdische buren en de nationalistische regimes van die landen. De Assyrisch Democratische Organisatie (ADO) wordt opgericht om de belangen van de Syrisch orthodoxen te beschermen. Maar al gauw wordt de organisatie in Syrië verboden en worden leden ervan opgepakt. Uitoefening van de religie wordt niet zozeer belemmerd, maar een politieke beweging van Syrisch orthodoxen wordt niet getolereerd. En zo vergaat het de groep ook in Turkije en Irak. Van duidelijke vervolging van alle Syrisch orthodoxen is geen sprake; velen van hen bezetten hoge posities in het openbare leven. Dat maakt de asielaanvraag voor veel Syrisch-orthodoxen in het Westen zo moeilijk.

In Nederland raakt men halverwege de jaren zeventig bekend met gevluchte Christenturken, zoals zij dan worden genoemd. Onduidelijk is dan of er daadwerkelijk sprake is van vervolging. De internationale vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, de UNHCR, spreekt van individuele gevallen, maar zeker geen groepsvervolging. De Nederlandse ambassade spreekt van ‘fundamentele vijandigheid’ ten aanzien van christenen. In 1976 wordt besloten tot een Nederlandse oplossing: nieuwkomers kunnen niet rekenen op een vluchtelingenstatus, gebaseerd op het standpunt van de UNHCR. Een groep van negentig die in Hengelo is neergestreken wordt door de overheid voorlopig erkend als vluchteling en krijgt de B-status. Maar de Syrisch-orthodoxe christenen blijven komen en opnieuw komt er een soort van generaal pardon voor de dan 400 personen. Toenmalig hoofd van vreemdelingenzaken, de heer Fraay, beargumenteerde het voorstel als volgt: ‘Het weigeren van de 400 zal leiden tot een langdurige procedure (beroep op Raad van State!) terwijl dan uiteindelijk toch tot verwijdering zou moeten worden overgegaan hetgeen de hardheid van de beslissing slechts zou vergroten.’ De Dienst Vreemdelingenzaken gaf de vreemdelingenpolitie in Oost-Nederland de opdracht om voorbedrukte negatieve beschikkingen te verstrekken aan Syrisch-orthodoxe christenen die na 1 maart 1977 ons land binnenkwamen. En die kwamen inderdaad. Niet alleen uit Turkije zelf, maar ook uit Syrië en Irak. In Den Haag brak men zich het hoofd over hoe de groeiende stroom asielzoekers aan te pakken. Aan de ene kant was er de nodige omzichtigheid, omdat er volgens toenmalig CDA-woordvoerder Krajenbrink ‘natuurlijk wel enige affiniteit met deze christenen’ was. De christelijke partijen wilden wel hun best doen voor hun geloofsgenoten maar wilden geen ongebreidelde toestroom.

In 1978 werd de oplossing gevonden: als criterium zou voortaan gelden dat de asielzoeker ‘persoonlijk leed moest hebben ondervonden met een schrijnend karakter.’ Uit protest tegen de verscherping van het beleid bezet een aantal Syrisch-orthodoxen de St. Janskathedraal in Den Bosch. Met succes, want Justitie werd door de Raad van State op de vingers getikt: deze groep moest net als andere vluchtelingen worden beoordeeld. In de praktijk betekende dat dat asielzoekers een B-status kregen en voorlopig konden blijven in afwachting van een uitspraak door de Raad van State. In 1981 viel voor een groep van 150 Christenturken het doek: uitgeprocedeerd. Maar niet uitgewezen, want ze emigreren naar Canada, Zweden, Zwitserland en de VS. Van de 1150 Syrisch-orthodoxen die dan nog een procedure hebben lopen, krijgen uiteindelijk 700 een verblijfsvergunning in 1983. Enkele jaren later krijgt ook de rest toestemming om hier te blijven op grond van medische indicatie. Het feit dat zij zo lang in onzekerheid hebben moeten wachten op hun uiteindelijke status wordt beschouwd als ondraaglijk lijden. Geen slechte score voor een groep die nooit echt als vluchteling zijn erkend.

De geschiedenis rond de familie Saado in 1989 lijkt dan ook een herhaling van zetten in het dossier Syrisch-orthodoxen. Het ministerie van Justitie doet zijn uiterste best om het asielbeleid te individualiseren. Met andere woorden, elk geval is uniek en schept daarmee geen precedent voor de groep. Maar als eind jaren ’80 de groep van 300 Syrisch orthodoxen uit Enschede en omgeving in aanmerking komt voor uitzetting, is de uitkomst van de kwestie bij voorbaat gegeven. De hele groep mag blijven, uiteraard wel nadat de gevallen individueel zijn beoordeeld.

Archief

NOS Journaal, EO Tijdsein, Hier en Nu, VPRO Op de vlucht in Nederland, Sonja op donderdag

Credits
  • Regisseur
    Gerda Jansen Hendriks
  • Researcher
    Hasan Evrengün
  • Researcher
    Liefke Knol
Bronnen
  • Asielbeleid en belangen

    Jan-Willem ten Doesschate, Asielbeleid en belangen: Het Nederlandse toelatingsbeleid ten aanzien vluchtelingen in de jaren 1968-1982 (Hilversum 1993).

  • Rapport Syrische christenen

    J.L. Hofdijk en J.J.G. Jansen, Rapport Syrische christenen: uitgebracht door de stichting INLIA (Groningen maart 1989).

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: