Er is een Prins geboren. Donderdagavond 27 april 1967 denderde het nieuws door het land. Eindelijk was het dan zover. Na 116 jaar weer een toekomstige Koning. Twee weken te laat geboren maar hij was gezond, een halve meter lang en 3850 gram zwaar. Met een operatieve ingreep van professor Plate en onder narcose ter wereld gekomen, dat wel. Zijn naam bleef nog een paar dagen geheim. Nederland vierde feest.
Op 24 oktober 1966 maakte de Rijksvoorlichtingsdienst het officieel bekend. Prinses Beatrix is in verwachting. De geboorte kan “omstreeks april” verwacht worden.
Zoals wel vaker als het om nieuws over de koninklijke familie ging had een buitenlandse krant, dit keer The Observer, al op 8 oktober geschreven dat binnenkort officieel bekend gemaakt zou worden dat Beatrix een baby verwachtte. Een welkome boodschap na een tumultueuze periode met als hoogtepunt het memorabele huwelijk op 10 maart 1966. Nederland bleek nog niet klaar voor een huwelijk met een Duitser en liet dat merken ook. Een mooi feest was ze niet gegund, wel opstand, rellen en rookbommen.
Binnen een jaar verdween de scepsis, er was geen mens meer die bezwaar had tegen de Duitse gemaal, zelfs de progressieven sloten hem in de armen. Er was geen oog meer voor kritiek, het wachten was nu op mooi nieuws. De Oranjeverenigingen maakten zich op voor vreugdefeesten. Fotografen lagen maanden in de bosjes rond kasteel Drakensteyn om maar niets van het babynieuws te missen. De RVD bereidde zich voor op een grootscheepse operatie. De beschuitenfabrieken draaiden overuren. De Gele Rijders van de 11de afdeling Rijdende Veldartillerie uit Schaarsbergen oefenden de saluutschoten die afgevuurd zouden worden bij de geboorte. De kinderrijke Amsterdamse familie van Dijk oefende op het lied “Wat brengt de ooievaar op Drakensteyn”. Vader, moeder en negen kinderen togen naar Drakensteyn en zongen het daar temidden van mensen die hun eigen cadeaus brachten, gehaakte babykleren, zelfgemaakte miniaturen en zelfs een kinderwagen.
Professor dr. W.P. Plate, de grote man van de afdeling verloskunde van het Academisch Ziekenhuis Utrecht stond inmiddels op scherp.
Koninklijke bevallingen
Prinses Beatrix had geen vroedvrouw. Het was professor dr. W.P. Plate die de hele zwangerschap en bevalling begeleidde. Een hofarts of een vroedvrouw kwam er niet aan te pas.
Het beste kon niet goed genoeg zijn voor een vrouw wiens voorgangsters nare ervaringen hadden gehad tijdens de zwangerschappen. Koningin Wilhelmina had de grootste teleurstellingen moeten doorstaan. Zij die heel graag een zoon wilde zag op 9 november 1901 haar eerste zwangerschap na een paar weken eindigen in een miskraam. Ook de tweede zwangerschap verliep rampzalig. Ze kreeg tyfus. Er werd gevreesd voor haar leven. Hofarts Roessingh trok bij haar in en vroeg op 4 mei 1902 de hulp van de Utrechtse hoogleraar verloskunde en gynaecologie Benjamin Jan Kouwer. Hij kon niets meer doen. Diezelfde avond beviel ze van een 5 maanden oude doodgeboren zoon. Op 23 juli 1906 volgde een nieuwe miskraam. September 1908, toen velen al de hoop hadden opgegeven, vertelde Wilhelmina minister-president Heemskerk vertrouwelijk dat ze weer in verwachting was en dat het kindje in april of mei geboren zou worden. Dit keer werd geen enkel risico genomen en werd direct een professor geraadpleegd, vanaf het begin begeleidde Professor Kouwers de zwangerschap. Wilhelmina’s bevalling liet langer op zich wachten dan de artsen hadden voorspeld. In de laatste dagen van april groeide de spanning. Pers en publiek dromden rond Paleis Noordeinde. Al op de 28ste april liet Prins Hendrik enkele ministers weten dat het kind tegen het middaguur werd verwacht. Maar het verliep niet makkelijk. Het was vrijdag 30 april 1909, 10 voor 7 in de ochtend dat Prinses Juliana geboren werd.
Prinses Juliana liet zich niet beïnvloeden door de ervaringen van haar moeder. Toen zij in 1937 zwanger bleek, liet ze zich ter zijde staan door de hofarts die altijd al op Paleis Soestdijk kwam. De enige dagen die ze doorbracht in het ziekenhuis waren die waarin zij aan het bed van Bernard zat die een ernstig auto ongeluk had gehad. Prinses Beatrix werd op maandagochtend 31 januari 1938 op Soestdijk geboren. Een ziekenhuis of een hooggeleerde gynaecoloog kwamen er niet aan te pas. “Dat is een heel gedoe geweest. Haar huisarts heeft de bevalling gedaan. Er waren allemaal complicaties. Maar ja, dat was voor de oorlog”, weet Dr. P.G. Hart, leerling van Plate en tijdens de zwangerschap van Beatrix chef van de polikliniek in Utrecht. “Een vroedvrouw kwam er dit keer niet aan te pas. Plate deed alles zelf. Gaf ook de adviezen. De gangbare waren toen, gezond eten, gevarieerd eten, veel rusten en niet te veel zout gebruiken, daar kon je zwangerschapsvergiftiging van krijgen, dat wat Maxima heeft. Nu behandelen ze met bloedverlagende middelen maar toen met een zoutarm dieet. Dat was heel erg in”.
Academisch Ziekenhuis Utrecht
Professor dr. W.P. Plate (1902-1983)
Prinses Beatrix stond onder controle van de Utrechtse professor dr. J.F. Nuboer, een gerenommeerd chirurg en een jachtvriend van Prins Bernard. In september van 1966, dineerde zij, twee maanden zwanger, met haar echtgenoot bij de professor thuis. Daar werd, op instigatie van Nuboer, besloten professor dr. W.P. Plate te vragen of hij haar verloskundige wilde worden.
Plate, een wat oudere zeer gerespecteerde gynaecoloog, was bekend in het hele land. Hij had duizenden baby’s op de wereld gebracht en sinds 1948 hoogleraar. Op 8 december 1966, 40 jaar arts was hij toen, kreeg hij een lintje en werd Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
De afdeling Verloskunde huisde op de eerste verdieping van het oude gebouw van het Universitair Centrum aan de Catharijnesingel en kon beschikken over zo’n 100 bedden.
Dokter Hart: “Het was er zeker niet gezellig met die hoge plafonds en kamers waar 16 man tegelijk werden verpleegd. Wij deden heel veel bevallingen, zo’n zeven- achthonderd per jaar. Vooral sociale bevallingen voor minder welgestelden die niet hoefden te betalen. Professor Plate maakte de dienst uit, hij was er altijd, leefde voor de kliniek en eiste dat ook van ons. Hij was een man van de oude stempel. Wars van veranderingen. Hij had een eigen afdeling, de klassenafdeling, daar kwamen de rijkere mensen, mensen die door de Professor geholpen wilden worden, dat was “je van het”.
Het is Plate die in februari 1967 laat weten dat het kind tussen 10 en 15 april verwacht wordt. De Prinses verscheen toen al niet meer in het openbaar.
Hart: “Ze kwam eerst voor controles naar het ziekenhuis maar dat gaf te veel gedoe. De hele afdeling moest dan ontruimd worden. Toen is maar besloten dat Plate naar Drakensteyn zou gaan. Dat was makkelijker en viel minder op”.
Plate was behalve gerespecteerd ook een man met strenge opvattingen. Hij duldde geen tegenspraak, prentte zijn studenten in dat je geen gynaecoloog moest worden als je haast had, was een groot voorstander van natuurlijke bevallingen zonder medische ingrepen.
Hart: “Plate was antikeizersnee. Dat droeg hij ook uit in de opleiding. Hij opereerde niet zo snel, wachtte eindeloos tot hij de knop doorhakte. Ook bij stuitligging koos hij altijd voor een normale bevalling. Hij nam de risico’s voor lief want die waren er natuurlijk wel en er ging ook wel eens wat mis. We hebben het wel over meer dan 30 jaar geleden. Bij de keizersnee is er infectiegevaar en de antibiotica waren nog niet zo goed. De narcose was ook niet ongevaarlijk, de middelen waren nog niet erg ontwikkeld, niet zo betrouwbaar en veilig als nu. En je hebt natuurlijk ook nog de consequentie voor latere bevallingen, die moeten daarna altijd in het ziekenhuis. Voor het kind is het wel het veiligst”.
Weliswaar was Prinses Beatrix in handen van een professor verloskunde verbonden aan een ziekenhuis maar een ziekenhuisbevalling zat er dus niet in. Als het aan Plate lag zou het kind thuis, op kasteel Drakensteyn geboren worden en zich zo in de traditie van haar moeder en grootmoeder voegen.
Lage Vuursche
Rond Kasteel Drakensteyn
Half maart nam de nervositeit toe. De burgemeester van Baarn maakte zich op voor de aangifte van een nieuw koningskind, de burgemeester van Utrecht besprak met zijn staf de te organiseren feestelijkheden en concludeerde dat er weinig geld was en de festiviteiten vooral aan het particulier initiatief overgelaten moesten worden.
De Gele Rijders namen hun posities in rond Drakensteyn en Den Haag en bereidden zich voor op 101 schoten voor een zoon, en 51 schoten voor een dochter.
De Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) was er ook op tijd bij en bouwde half maart in de buurt van Kasteel Drakensteyn tenten met daarin faciliteiten voor de pers. Kamers werden afgehuurd in Hotel Lage Vuursche en in hotel de Kastanjehof. Het gehucht Lage Vuursche bood nauwelijks plek genoeg voor iedereen die er bij wilde zijn. Het anders zo rustige oord werd overstroomd met journalisten uit binnen- en buitenland.
Richard Matthijsse van de RVD zat in kamer 11 van de Kastanjehof: “ Ik denk dat er permanent zo’n 50 man waren, nog afgezien van de radio- en tv ploegen. Ik dacht dat het binnen een week gepiept zou zijn. In mijn kamer had ik 6 van die ouderwetse telefoons, je moest de nummers nog met de hand draaien. Die stonden er zodat ik bij nieuws direct de minister-president, de voorzitters van de eerste en tweede kamer, de hoofddirecteur van de RVD kon bellen. En er was een lijn met de telefoniste van Drakensteyn die ik dagelijks belde om te horen of er wat te melden viel”.
Als de berichten van Professor Plate kloppen zal het kindje nog zo’n twee weken op zich laten wachten. Maar je weet maar nooit, je kan er beter te vroeg dan te laat bij zijn. En zoals altijd rond het Koningshuis gingen er al weer geruchten, dit keer over een mogelijk vroegere bevalling.
Op zondagen stond de enige straat van betekenis die Lage Vuursche rijk is vol met dagjestoeristen, uren in de file om een glimp van het kasteel op te vangen.
Het was voor het eerst in de geschiedenis dat de televisie voor een groot publiek verslag kon doen van een zo grote gebeurtenis als de geboorte van een koninklijk kind. Ze liet zich niet onbetuigd, stookte het vuurtje op door in bijna elk Journaal te berichten over de laatste gang van zaken. Ook het actualiteitenprogramma Monitor van de NTS installeerde zijn mensen, waaronder Ageeth Scherphuis en Joop van Zijl onder leiding van Carel Enkelaar, aan de rand van de Paleistuinen.
Mathijsse : “Er was spanning in Lage Vuursche. Je kunt het wel een hype noemen. Men vond het toch wel iets bijzonders dat er een koningskind zou komen van een Duitser. Dat lag toch nog gevoelig”.
Fred Lammers schreef voor Trouw en één van de jongst aanwezige journalisten. De meesten waren ook al aanwezig geweest bij de geboorte van Beatrix. Hij niet. En ook voor Matthijsse was het de eerste keer. “Richard Matthijsse moest elke dag post brengen bij Drakesteyn. Op een dag zei ie: “Voorlopig nog niks hoor Lammers, Beatrix zit rustig een babybroekje te breien op het terras”. Later plaagde ik hem dat ik dat in de krant had vermeld, Richard schrok: krijg ik op m’n sodemieter dat ik uit de school geklapt heb”.
De verveling sloeg toe, met name buitenlandse journalisten wilden meer, vroegen elke dag waarom ze geen foto’s van de kinderkamer mochten maken. Het dorp staat op zijn kop als een ruiter zijn paard niet meer in bedwang kan houden en net voor de paleispoorten tot staan wordt gebracht door de paleiswachten en aanwezige politie. Eindelijk weer een nieuwtje.
Matthijsse: “Elke dag, van vroeg tot laat, vroegen ze om nieuws dat we niet hadden. Naarmate het langer duurde werd dat steeds moeilijker. Moest je weer zeggen dat de Prinses een goede nachtrust had gehad, en dat de dokter langs was geweest. En dat schreven ze dan ook nog allemaal keurig in de kranten. Het wachten heeft een maand geduurd. Er was iets misgegaan met de koninklijke telling”.
Peter Zonneveld, fotograaf van de Telegraaf, was al die tijd uit op een primeur: “De pers zat daar de hele dag appelgebakjes te eten. Ik wilde DE kiek maken. Ik bewoog me de hele dag door het bos rond Drakensteyn, als een eenzame wandelaar die zijn hond uitliet. En altijd weer kwam ik Platje tegen, een rechercheur. Die liep daar ook met een hond. Als ‘ie me in de gaten kreeg beet de hond me, of ik werd afgevoerd. Die politiemannen waren ijzersterke boerenpummels die je gewoon een klap voor je kanis gaven”.
De controle was streng, de paparazzitechnieken van Zonneveld leverden niets op. Hij verzon een list en groef een gat onder een hek waar hij later snel onderdoor kon: “Beatrix had twee honden. Eén was een labrador en die heette Boris. Ik dacht bij mezelf die moet ze toch een keer uitlaten. Ik ben ‘s avonds onder het hek van het paleisterrein doorgeslopen en heb me daar in de tuin ingegraven. In een soort schuttersputje, bruine boterham mee. Heel spannend. En verdomd, ‘s ochtends, een uur of halftien, gingen de terrasdeuren open en riep iemand: “Boris, Boris”. Een prachtige Bea kwam naar buiten met een zorgeloos mooie dikke buik. Ik heb twee keer geknipt, bang dat ze het hoorde en ben weer gaan liggen tot het schemerde”.
De foto werd wel gepubliceerd maar niet op de voorpagina: “Mijn hoofdredacteur Stokvis vond het een mooie foto voor pagina vier. Niet voor pagina één want daar was hij te omstreden voor en het ging wel om de toekomstige koningin die de Telegraaf nog nodig had”.
De collega-fotografen die al weken vergeefs smeekten om een plaatje waren woedend. Op een persconferentie werd de RVD om uitleg gevraagd. Zonneveld: “Ze zeiden dat ik de foto uit een toren gemaakt had. Dat was natuurlijk onzin maar ze wilden niet toegeven dat de beveiliging gefaald had. Nog tijdens de persconferentie zag ik een tractor met 1000 coniferen aan komen rijden, de boel werd direct dichtgeplant”. Matthijsse: “Die foto heeft niet de RVD in problemen gebracht maar vooral geleid tot een woedende aanval van Duitse journalisten die bang waren dat anderen bevoordeeld werden. Alles had te maken met hoe de spanning daar was, iedereen dacht dat hij iets exclusiefs kon maken en daar was geen sprake van ”.
Om de lucht enigszins op te klaren organiseerde de RVD in wanhoop een voetbalwedstrijd tussen de persvertegenwoordigers en het paleispersoneel. Prins Claus, nergens te beroerd voor, en zelf ongetwijfeld ook langzamerhand wat ongedurig verzorgde zelf de aftrap en moedigde alle spelers en in het bijzonder zijn secretaris de heer van Asbeck van de kant aan.
Matthijsse : “Dat was goed voor de relatie met de verslaggevers. Er was toen al een beeld ontstaan van een gezellige familie die wachtte op de koninklijke geboorte. Ik was de scheidsrechter en probeerde zo goed mogelijk de stand in evenwicht te houden. Het is 6-1 geworden. Voor wie weet ik niet meer”. Het personeel van het paleis had de journalisten ingemaakt. De verliezers kregen na afloop een miniatuur voetbal op voetstuk, en een pilsje, persoonlijk door de Prins uitgedeeld.
Stiekem vertrek naar ziekenhuis
Verloskundige kan niet om keizersnee heen
Professor Plate bleef al die weken positief in zijn berichtgeving. Zowel op 10 als op 17 april meldde hij: “Over het tijdstip van de bevalling is nog geen nadere uitspraak te doen, de toestand van de prinses is onveranderd gunstig”. Maar achter de schermen, voor vrijwel niemand zichtbaar, was men niet meer zo zeker van zijn zaak.
Jonkheer mr. C.J.A. de Ranitz, burgemeester van Utrecht met goede kontakten binnen het Koningshuis, lichtte voor de goed oplettenden onder zijn ambtenaren al eerder een tipje van de sluier. Bij een stuk over de feestelijkheden in de stad Utrecht ter ere van de geboorte dat hem op 14 maart ter ondertekening werd voorgelegd schreef hij in de kantlijn: “Akkoord. Indien geboorte in Utrecht zal plaatsvinden zal burgemeester hierop terugkomen”. En dit was geen standaardzin. In geen van de eerder aangeboden stukken werd deze mogelijkheid genoemd. Integendeel. In de stadsarchieven vonden we twee versies van de feestrede van de burgemeester die hij zou uitspreken na de geboorte. Een rede waarin hij ook de te verzenden telegrammen aan Prins en Prinses ter sprake brengt. In de eerst versie is het gelukstelegram geadresseerd aan Kasteel Drakensteyn, Lage Vuursche. Pas in een latere versie werd het adres veranderd in Academisch Ziekenhuis Utrecht.
Het kan zijn dat de burgemeester altijd al wist dat de prinses in het ziekenhuis zou bevallen, dat het Koningshuis hem in vertrouwen had genomen, en dat hij de boel in de mailing heeft genomen. Maar dan zouden we ook moeten concluderen dat de RVD als afleidingsmanoeuvre zijn bivak opsloeg rond Drakensteyn of misschien zelfs zelf in het ootje is genomen. Maar niets wijst daar verder op. Dokter Hart beweert met stelligheid: “Het was echt de bedoeling dat het kind op een normale manier ter wereld zou komen. Op Drakensteyn. Sommige mensen geloofden dat een kind van het koningshuis altijd met een keizersnee gehaald wordt, omdat het dan minde pijn doet, en omdat het voor het kind veiliger is, maar dat is een waanzinnige opvatting. Een keizersnee is geen grapje, je wilt het iedereen besparen en zoals ik al eerder zei, professor Plate was niet een man van medische ingrepen. Hij vond dat als het zover moest komen hij het niet goed gedaan had”.
Hoe dan ook, 22 maart, rapporteerde chef bureau gemeentevoorlichting A.C. de Graaf aan B&W van Utrecht:” Gelijk uw college bekend zal zijn heeft de RVD de opdracht gegeven voorzieningen te treffen om, indien het kind dat ZKH Prinses Beatrix verwacht, in Utrecht zou worden geboren, hier ook over een volledig uitgerust perscentrum te kunnen beschikken”.
En vanaf dat moment hield ook Utrecht rekening met een koninklijke geboorte op haar grondgebied. Vanaf 29 maart was het perscentrum gelegen vlak naast het Ziekenhuis gereed. Een caravan diende als Tv-studio. In opdracht van de heer W.P.van den Berge, hoofd perszaken van de RVD werden vanuit het centrum telefoonlijnen aangelegd naar paleis Soestdijk en het ziekenhuis. En hij gaf opdracht de kantine van het Gemeente Vervoerbedrijf in gereedheid te brengen voor de pers en te voorzien van alcohol. In het ziekenhuis kreeg een hulpsecretarie van de gemeente waar de aangifte van het kind eventueel kon plaatsvinden.
De pers had er blijkbaar geen weet van, ze blijven op een kluitje zitten wachten rond Drakensteyn. Maandag 24 april liet professor Plate ogenschijnlijk vrolijk weten dat de geboorte die week verwacht kan worden.
Matthijsse van de RVD: “Ineens kreeg de RVD via Drakensteyn te horen dat de bevalling aanstaande was en dat die niet zou plaatsvinden op het kasteel, zoals ons altijd verteld was, maar in het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. We moesten onze mond houden. Het werd de pers pas verteld toen de Prinses stilletjes, zonder dat iemand het gemerkt had, naar Utrecht was vertrokken. Ik geloof dat de RVD keurig op de hoogte werd gehouden van de stand van zaken. Niet dat we precies op de hoogte gehouden werden van de eerste weeën. Ik ben geen verloskundige maar ik weet wel dat er iets mis gegaan is met de telling en dat dat kind veel eerder ter wereld had moeten komen”.
Toen de prinses dinsdagavond 25 april plotseling naar Utrecht was vertrokken, de pers een paar uur later werd ingelicht en het circus achter haar aan reisde om het bivak op te zetten in Utrecht, was het opeens stil in Lage Vuursche. Het leek allemaal onverwacht maar dat was het niet. Professor Plate en zijn team wisten al vanaf eind maart dat de bevalling niet op Drakensteyn plaats kon vinden.
Hart: “Dat ze toen naar Utrecht ging had niets te maken met misleiding van de pers. Ze had haar eerste weeën. Zo’n 14 dagen voor de uitgerekende datum, dus zo’n vier weken voor de bevalling, bleek dat er medische problemen waren. Plate heeft mij en Leijnse, de andere chef de clinique bij zich geroepen om te overleggen. Hij vroeg ons of er nog een uitweg was zodat ze toch op de normale manier kon bevallen. Maar het was overduidelijk. Het kon niet. Het moest een keizersnee worden. Dat was tegen het zere been van professor Plate, een keizersnee was als het ware een afgang voor hem als gynaecoloog, zeker nu het om Beatrix ging. Maar er was een behoorlijke medische indicatie. Ik weet niet of ik het mag zeggen, maar een stuitligging was eigenlijk geen reden voor een keizersnee. Zeker niet bij Plate. Ik vond dat je geen risico’s kon lopen, zeker niet bij een lid van het Koninklijk Huis. Voor Plate was het een hele moeilijke beslissing”.
De hele klasseafdeling van de afdeling Verloskunde, zo’n acht kamers, waren vrijgemaakt. Er was een kamer voor de Prinses, voor Claus, voor Koningin Juliana en ook Prins Bernard kon blijven slapen. Verder een kamer voor hoofdzuster van Bennekom en professor Plate. De afdeling had twee deuren waar je in en uit kon en was dus makkelijk te bewaken. Overal liepen rechercheurs rond en iedereen moest zich legitimeren.
Fotograaf Zonneveld: “Ik was bezig met een tweede aanvalsplan. Ben naar het ziekenhuis gegaan, had een stethoscoop bij me, heb een doktersjas gepakt en ben via het souterrain de gang op gegaan. Maar voor de deur werd ik al opgepakt en hebben ze me een poosje vastgehouden”.
Bertus de Rijk, verslaggever bij de Persunie bladen, bij iedereen bekend om zijn vindingrijkheid bedacht een andere truc. Hij schafte zich elektronische apparatuur aan waarmee hij wandelend langs het ziekenhuis de interne communicatie tussen dokters en verpleegsters kon afluisteren. Hij was het die in de namiddag van donderdag 27 april het perscorps toefluisterde: “Vertrouwelijke mededeling, de eerste wee is zojuist geweest”.
De geboorte
Feest in Nederland
Een keizersnee op bestelling daar deed Plate niet aan. Hart: “Het was toen nog zo dat men wachtte tot de bevalling zich zelf aandiende, tot de eerste voorspellende weeën er waren en dan pas werd er een tijdstip gepland. Het duurde nog twee dagen eer het zover was. We hebben wel tot de avond gewacht omdat dan de werkzaamheden in het ziekenhuis vrijwel stilliggen, iedereen beschikbaar is, en het rustig om je heen is”.
Burgemeester de Ranitz hield er op donderdag de 27ste al ernstig rekening mee dat het die dag zal zijn dat het kind eindelijk geboren zal worden. Het ruwe draaiboek voor de aangifte van de baby lag op tafel. De chef kabinetszaken noteerde dat minister-president de Jong en professor Beel getuigen zullen zijn. De Ranitz tikte hem op de vingers: “Dat deze getuigen zullen zijn is nog beslist sub rosa”. Nog niet opschrijven en kop houden is de boodschap.
De spanning rond het ziekenhuis steeg toen de RVD rond zes uur ‘s avonds de komst van het medisch team dat bij de bevalling zou assisteren aankondigde. Narcotiseur G.M.M. Nijhuis, kinderarts J.Drukker, hoofdzuster C.L. van Beuzekom stonden klaar voor de operatie. Ook dokter Hart liep in de operatiekamer rond: “Mijn taak was het kind vluchtig te inspecteren, te kijken of het gezond was en er geen aangeboren afwijkingen te zien waren. Er is toen gezegd dat het allemaal in en half uurtje gebeurd was maar dat was niet zo. Een keizersnee werd toen zorgvuldiger uitgevoerd dan nu. Dat ze dat zeiden was om te laten zien dat het snel en voorspoedig was gegaan”.
Van plaatselijke verdoving bij een keizersnee werd nog geen gebruik gemaakt. En dat de toekomstige vader de moeder terzijde stond in de zware uren, daar was al helemaal geen sprake van. Beatrix ging onder narcose en Prins Claus, bijgestaan door zijn schoonmoeder Koningin Juliana wachtten in een voor de artsen bestemd koffiekamertje naast de operatiekamer.
Hart: “Als het allemaal goed gaat dan heeft een kind geen last van de narcose en komt het schreeuwend ter wereld. En dat gebeurde ook. Het was een grote schreeuwlelijk, dan weet je gelijk dat het een gezond kind is, maar je weet natuurlijk niet of hij 6 tenen heeft of een gespleten gehemelte”.
Drie minuten voor het Journaal van 8 uur was het zover. Een Prins geboren. De eerste die het hoorden waren de Koningin en de vader.
Hart: “Plate zei tegen me, Hart ga jij maar even vertellen dat het een gezonde jongen is. Vruchtwaterpuncties waren er toen nog niet dus het was echt een verrassing. Dus ik naar de koffiekamer. Ze reageerden heel rustig. Ik herinner me dat Juliana vroeg hoe het met Trix was en dat we goed op haar moesten letten. Claus zat me vol aandacht aan te kijken maar hij zei niets”.
Prins Bernard ontving op dat uur de koninklijke familie uit Nepal en riep toen hij het nieuws hoorde tijdens het staatsbanket in het Amstelhotel door de zaal: Het is een jongen”.
Carel Enkelaar, chef van de NTS-ploeg, stond in directe verbinding met RVD-er Gijs van der Wiel die beloofd had hem als eerste het nieuws te melden zodat Nederland zo snel mogelijk geïnformeerd kon worden via radio en tv.
Om kwart over acht rinkelde de telefoon van Enkelaar: “Carel? Camera loopt. Succes”. Dat was Gijs van der Wiel met de onderling afgesproken codetekst.
Aan Enkelaar nu de taak om zo snel mogelijk alles in gereedheid te brengen. Iedereen was paraat behalve presentator Joop van Zijl. Die was zoek. Lag nog een dutje te doen.
Ruim een half uur na de geboorte, 7 minuten over half 9, galmde het door alle huizen. 101 saluutschoten klonken en iedereen wist wat dat betekende.
Gijs van der Wiel, omringd door verslaggevers en fotografen, nam het woord:
“Heden, 27 april, heeft Hare Koninklijke Hoogheid prinses Beatrix het leven geschonken aan een flinke, welgeschapen zoon. De bevalling, die langs operatieve weg heeft plaatsgevonden, verliep geheel naar wens”. Het communiqué was getekend door Plate en kinderarts Drukker.
Matthijsse: “De RVD had wat moeite met het opstellen van het perscommuniqué. Men vond het bizar om het Nederlandse volk te verwittigen dat het via de keizersnee was gebeurd. Zo’n woord gebruiken vond men niet passend. Plate wilde dat niet. Er is toen gekozen voor de beschrijving “langs operatieve weg”.
Hart: “We mochten de pers niet te woord staan. Dat moest via de officiële kanalen. Ik wist niet eens dat het bestond maar we kregen allemaal beschuit met oranje muisjes, die waren speciaal gemaakt. Iedereen vierde feest maar wij moesten door met ons werk. Het was voor mij geen hoogtepunt, eerder ellende. Een hoop werk bleef liggen en je moest altijd omlopen”.
Op de televisie was te zien dat overal in het land straten vol liepen met feestende mensen. Rond het ziekenhuis ontstond een chaos. Omstanders en personeel dansten vrolijk rond.
Minister-president P.J.S. de Jong sprak later op de avond via radio en tv het volk toe: “Met de komst van deze nieuw generatie van het Huis van Oranje zal ons nationaal koningschap tot in de verre toekomst blijven bestaan”.
De rammelaar
Toen de schoolkinderen de beschuit met muisje achter de kiezen hadden, verklaarde een trotse Prins Claus via radio en tv dat het met vrouw en kind goed ging. Al diezelfde middag waren de eerste, door Prins Claus zelf gemaakte foto’s van de baby te zien zijn. Een wolk van een kind.
Op het gemeentehuis van Utrecht werkte een select clubje aan de voorbereiding van de ceremonie rond de geboorteaangifte op 2 mei. Tot zijn spijt moest de Ranitz constateren dat hij nog steeds niet zeker wist of die op het gemeentehuis zou plaatsvinden of toch in het ziekenhuis. Hij hoefde niet lang te wachten en prees zich gelukkig toen bleek dat de Prins naar het stadhuis zou komen. Snel werd het definitieve draaiboek in elkaar getimmerd, de kandeel met lange vingers besteld, de champagne en de Ranitz wilde ook sigaren voor de heren. De Prins kiest voor een aangifte in besloten kring. Elf mensen mogen aanwezig zijn en een radio- en tv ploeg. Professor Beel, Minister-president de Jong, gemeenteambtenaar Vleer, de chef van het gemeentekabinet, de secretaris van de Prins, de baas van het ANP en edelsmid Jan Noyons. Hij is het die op het laatste moment de opdracht kreeg de rammelaar te maken die Utrecht als geschenk wil aanbieden.
Mevrouw Noyons: “De man van de gemeente kwam naar mijn man toen het kind al geboren was. De rammelaar moest snel klaar zijn. Ze werkten er met z’n vijven aan, allemaal een deel. Ze moesten keihard werken. Er ontstond discussie over de belletjes, er hingen 9 belletjes aan en die geven alleen maar een mooie klank als het metalen oogje waaraan ze hangen niet gesloten is. Vraag was, wat doen we, dicht of open. Mijn man koos voor dicht en dan maar geen gerinkel. Hij zei: “Stel je voor dat er dad’lijk een bericht komt, prinsje gestikt in belletje”.
Clemens van de Broek, één van de makers: “Wij werkten veel voor de katholieke kerk, daar was de tijd van de versobering ingetreden. Maar deze rammelaar moest toch wel tierelantijnen hebben, een monument worden. Hij was groot van vorm, meer een mensenrammelaar dan een babyrammelaar, voor een baby eigenlijk niet hanteerbaar”.
Mevrouw Noyons: “Mijn man was bij de overhandiging, moest in jaquet, hebben we nog gauw gehuurd. Claus vond het nogal een zwaar ding en vreesde dat een baby hem niet kon tillen. Mijn man zei:’Ik ben vader van 6 kinderen, heb ervaring, die kleintjes maken alles kapot dan kan je maar beter een stevig ding hebben, dat komt allemaal goed”. Later hebben we een foto gekregen van Willem Alexander met de rammelaar. Claus schreef er bij: “U heeft gelijk. Hij kan hem makkelijk aan”.
Het was ook die dag, 2 mei dat de troonopvolger een naam kreeg: “Willem Alexander Claus George Ferdinand.”
Literatuur
Carel Enkelaar. Ooggetuige, achterkant van de media.Holland advertising, 1992
Cees Fasseur.Wilhelmina. De jonge koningin.
Uitgeverij Balans, 1998
F.J. Lammers.Vijf generaties Oranje.
Renate Rubinstein. Alexander. Staatsuitgeverij, 1985
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: