“Het is hier behekst. Je moet hier niet blijven, we gaan allemaal dood. We gaan allemaal dood.” Het zijn de laatste woorden van pater Germain Lootens tegen zijn jongere collega Carlos Rommel. Beide behoren ze tot de Paters van Scheut, Vlaamse missionarissen die samen met de zuster van het H. Hart van Maria in het Zaïrese Yambuku een missiepost runnen. Er staat een school en er is een klein ziekenhuis, diep in het Zaïrese oerwoud, op 1000 kilometer van de hoofdstad Kinshasha.
Begin september 1976 zaait een geheimzinnige ziekte dood en verderf in de dorpen rondom de afgelegen missiepost. Het begint met de plaatselijke onderwijzer Mobali die, na terugkeer van een reisje in het oerwoud, ernstig ziek wordt. Hij heeft hoge koorts, zware hoofdpijn en diarree. Binnen een paar dagen is hij dood en wordt hij met grote eer begraven. Vrijwel onmiddellijk worden veel meer mensen ziek.
Na de eerste verschijnselen beginnen de slachtoffers te bloeden, zijn ze totaal verzwakt en sterven binnen tien dagen. Aanvankelijk alleen Congolezen, maar de paniek slaat pas echt toe als op 19 september de eerste Belgische missionaris overlijdt. Het is zuster Beata die in het ziekenhuis de zieken verpleegt. In de weken daarna sterven nog drie nonnen en pater Germain.
Een thermosfles in Antwerpen
“Als er geen witte pater en vier blanke missiezusters waren gestorven dan hadden we waarschijnlijk in 1976 nooit van deze ziekte gehoord,” zegt Guido van der Groen, destijds viroloog bij het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen. In de middag van 29 september zet een piloot van de Belgische vliegtuigmaatschappij Sabena een glanzende blauwe thermoskan afkomstig uit Zaïre op zijn laboratoriumtafel. Van der Groen: “Hij zei: 'Dit moest ik u brengen. Het is zeer dringend'.”
Benieuwd maken Van der Groen en zijn collega Peter Piot de fles open. De fles bevat een soep van gesmolten ijswater en bloed waarin stukken glas van een kapot reageerbuisje drijven. Ook zit er een brief verpakt in plastic bij. Het gaat om bloed van de Belgische missiezuster Myriam, die daags daarna is overleden. De brief is de eerste beschrijving van de symptomen van de mysterieuze ziekte.
Opgewonden gaan Piot en Van der Groen aan de slag. Zich nog niet realiserend hoe gevaarlijk het besmette bloed is werken ze met minimale bescherming: alleen latex handschoenen en een beschermschort. Na tien dagen onderzoek lukt het ze een virus te isoleren. Een nadere blik onder een geavanceerde microscoop doet de onderzoekers huiveren: “Verschrikkelijk. Je ziet monsterachtige structuren. Reuze groot. Dat was nooit gezien,” vertelt Van der Groen. Na bestudering van de medische literatuur is de conclusie dat het virus sterk lijkt op het levensgevaarlijke Marburgvirus, dat een paar jaar eerder was ontdekt in Duitsland bij geïmporteerde apen uit Oeganda.
Ondertussen maken de Belgische autoriteiten en de Wereldgezondheidsraad zich grote zorgen: het Antwerpse lab is volgens hen niet voldoende beveiligd om met dit bijzonder gevaarlijke virus te werken. De Belgen moeten hun bloedmonsters opsturen naar het meest beveiligde laboratorium in de wereld: het CDC in Atlanta. Daar blijkt dat het door de Belgen geïsoleerde virus niet Marburg is maar een nieuw, nog dodelijker virus.
Detectives in Yambuku
Omdat de Zaïrese overheid niet is opgewassen tegen de ramp stuurt de Wereldgezondheidsraad een internationaal team van deskundigen om de bron van de epidemie te onderzoeken. Ook de twee Belgen Van der Groen en Piot zijn van de partij.
Op 20 oktober arriveert microbioloog Piot in Yambuku en ontmoet de overgebleven Belgische zusters die totaal ontredderd zijn. Om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen, hebben ze zichzelf geïsoleerd in een gebouw waar ze wachten op de dood. Piot vertelt: “Ik zei, ik ben dr. Piot van het Tropisch Instituut in Antwerpen en wij komen hier die epidemie stoppen. Toen begonnen de zusters te wenen. Dat was heel emotioneel.”
Piot trekt als een detective het oerwoud in. Samen met drie andere teams bezoekt hij verschillende dorpen. Ze spreken duizenden mensen en nemen bloedmonsters af om erachter te komen hoe de ziekte zich verspreidt. Hij treft ook een aantal patiënten: “Die lege blik van mensen die weten dat ze gaan sterven. Ze zijn zeer zwak, sommigen hadden bloed uit hun mond. Uit hun oren. Het was ook heel pijnlijk.”
Van der Groen begint in Kinshasha, waar hij een provisorisch lab inricht, om vast te stellen of mensen daadwerkelijk besmet zijn. Een paar weken later vertrekt ook hij naar Yambuku om daar bloedmonsters van de rondreizende teams te analyseren en antistoffen van overlevenden te isoleren voor een mogelijk medicijn. Bijzonder is dat Van der Groen een videocamera meekrijgt, om de toen al historisch geachte expeditie te filmen.
Onsteriele spuiten en begrafenisrituelen
Langzaam wordt een zeker patroon zichtbaar. Opvallend veel mensen die het ziekenhuis van de missiezusters in Yambuku hadden bezocht, sterven kort daarop. Al snel blijken de niet steriele injectiespuiten waarmee vooral vitamines bij zwangere vrouwen worden ingespoten de boosdoener te zijn.
Maar ook het lokale begrafenisritueel zorgt voor een razendsnelle verspreiding van de epidemie. Een dode wordt door veel familieleden uit de dorpen in de omgeving bezocht, gewassen en van alle kanten aangeraakt. Teennagels en haren worden als relikwieën bewaard. Het kost de internationale commissie veel moeite de mensen over te halen hiermee te stoppen.
Toch zijn het niet de buitenlanders die de epidemie weten te beteugelen. Als zij in Yambuku arriveren blijkt die al over haar hoogtepunt heen. Bang geworden voor besmetting mijden de dorpsbewoners het ziekenhuisje en isoleren de zieken in hun hutten, wachtend op genezing of de dood. Daarna wordt alles verbrand.
Ebola
Op 5 november is het laatste sterfgeval. Eindbalans: 318 zieken waarvan 280 zijn overleden: een mortaliteit van 88%. Wat de oorspronkelijke bron van het virus was, is tot op heden niet zeker. Mogelijk was het apenvlees, dat het allereerste slachtoffer tijdens zijn reisje in de bush zou hebben gegeten. Of misschien waren het vleermuizen, zoals Peter Piot - nog steeds één van de belangrijkste Ebola-deskundigen ter wereld - tegenwoordig vermoedt.
De laatste opdracht voor de commissie is een naam voor het nieuwe virus te bedenken. Het ‘Yambuku-virus’ vinden de leden te stigmatiserend voor de bewoners. Op de landkaart zien ze dat in het gebied een riviertje kronkelt met een voor iedereen in de wereld makkelijk uit te spreken naam: Ebola.
Samenstelling en regie: Hein Hoffmann
Tekst en research: Carolien Brugsma
Uitzending: do 6 nov 2014, 21.20 uur, NPO 2.
Beeldmateriaal
In deze uitzending is gebruik gemaakt van amateuropnames die Guido van der Groen maakte tijdens zijn veldwerk in Zaïre. Dit materiaal is afkomstig van het Internationaal Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: