Het ‘verlies’ van Cuba
Sinds de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898, die uiteindelijk tot Cuba’s onafhankelijkheid leidde, behoorde het Caraïbische eiland tot de Amerikaanse invloedssfeer. Dit veranderde in 1959 toen, na de vlucht van de pro-Amerikaanse dictator Batista, Fidel Castro de macht greep. Het werd al vlug duidelijk dat het linkse regime van Castro niet veel op had met zijn machtige buurman, en vice versa. De verhoudingen tussen de twee verslechterden in hoog tempo. De Amerikaanse economische belangen op Cuba waren zeer groot. Toen de Cubaanse overheid op grote schaal Amerikaanse bezittingen begon te onteigenen, bleef een reactie niet uit. Washington stelde een handelsembargo. Ook werd er steun verleend aan de Cubaanse oppositie. En begin 1961 verbrak de VS alle diplomatieke verbindingen met Cuba, dat een steeds nauwere band kreeg met de Sovjetunie. In april van dat jaar landden een groep Cubaanse bannelingen, gesteund en uitgerust door de CIA, op de zuidkust van Cuba, bij de Varkensbaai. Zij ondernamen een poging de macht te grijpen en Castro te verdrijven. De landing mislukte echter jammerlijk en van een tegenrevolutie kwam niets terecht. Castro werd slechts verder de armen van de Sovjetunie in gedreven. Eind dat jaar was de bekering compleet: Fidel Castro verklaarde dat hij een communist was. Cuba’s toetreding tot het communistisch kamp werd in de Verenigde Staten ervaren als een grote nederlaag. Voor Kennedy was dit niet de enige teleurstelling op het gebied van de buitenlandse politiek (deze stapelden zich langzamerhand op: de Varkensbaai, het moeizame contact met Chroesjtsjov, Vietnam, de Berlijnse muur, en Laos). Het werd noodzakelijk – zeker toen in 1962 de verkiezingscampagnes voor het Congres begonnen – dat Kennedy nu eens daadkracht zou tonen. Hij moest duidelijk maken dat de VS niet lijdzaam zou toekijken terwijl Cuba, dat slechts ongeveer 150 kilometer van de kust van Florida ligt, een communistisch bolwerk aan het worden was. Begin september liet Kennedy zich uit over de mogelijke plaatsing van Russische
Kennedy’s rede
‘To prepare for any eventualities’
‘Good evening, my fellow citizens. This Government, as promised, has maintained the closest surveillance of the Soviet military buildup on the island of Cuba. Within the past week, unmistakable evidence has established the fact that a series of offensive missile sites is now in preparation on that imprisoned island. The purpose of these bases can be none other than to provide a nuclear strike capability against the Western Hemisphere.’
Op 22 oktober 1962 hield president Kennedy een felle rede waarin hij de Amerikaanse bevolking op de hoogte bracht van de ontdekking van de raketinstallaties. Kennedy kondigde aan dat er een zogenaamde ‘quarantaine’ werd ingesteld: alle schepen die militaire goederen naar Cuba vervoerden, zouden, desnoods met geweld, worden tegengehouden. Tevens werden de strijdkrachten in staat van paraatheid gebracht: ‘I have directed the Armed Forces to prepare for any eventualities.’ Terwijl Kennedy zijn speech hield, om zeven uur Amerikaanse tijd, bereidde het Amerikaanse leger zich voor op het ergste. Gevechtsvliegtuigen zetten koers richting Cuba, marineschepen stoomden op, en bommenwerpers met nucleaire wapens hadden het luchtruim gekozen.
Kennedy riep in zijn rede op tot een extra bijeenkomst van de VN Veiligheidsraad. De Verenigde Staten zou een resolutie indienen die vroeg om ‘the prompt dismantling and withdrawal of all offensive weapons in Cuba, under the supervision of U.N. observers.’
De president zette hoog in: ‘It shall be the policy of this Nation to regard any nuclear missile launched from Cuba against any nation in the Western Hemisphere as an attack by the Soviet Union on the United States, requiring a full retaliatory response upon the Soviet Union.’ Kennedy eiste dat de Sovjets al hun offensieve wapens van Cuba zouden terugtrekken. Hij riep Chroesjtsjov op ‘to abandon this course of world domination, and to join in an historic effort to end the perilous arms race and to transform the history of man. He has an opportunity now to move the world back from the abyss of destruction...’
... en in Steenwijk
‘Maar jullie denken te lichtvaardig’
Ook in Steenwijk stonden de radio en de televisie aan. In hotel café De Gouden Engel volgden een aantal gemeenteraadsleden het nieuws. De raadsvergadering was juist afgelopen en, zoals gebruikelijk was, namen ze daarna de zaken in het café, met een borreltje erbij, nog even door. Ook de burgemeester was met hen meegegaan.
De burgemeester van Steenwijk, A.G.A. Dingemans Wierts, afkomstig uit het zuiden van het land, wordt omschreven als een bijzonder ambitieus, gedreven man. Hij was nog erg jong. (Voor zijn aanstelling in Steenwijk, was hij, als eerste burger van Woudrichem, de jongste burgemeester van Nederland.) Door zijn flamboyante, soms opvliegende gedrag was hij niet bij iedereen in het kleine Steenwijk even geliefd. Men vond hem een creatieve denker, sociaal bewogen, maar ook soms wel erg impulsief.
Samen keek men in café De Gouden Engel naar het nieuws. Een ieder zat in spanning, maar vooral de burgervader was bijzonder nerveus. Oud-gemeenteraadslid R. Boelens, destijds ook aanwezig, herinnert zich de paniekreactie van de burgemeester: ‘“Oh mensen, dat wordt een ramp. Dit gaat helemaal mis.” Ik [Boelens] zei: “Je moet je niet zo aanstellen.” Hij dan weer: “Maar jullie denken te lichtvaardig.” Dan sprong hij weer in de benen en liep maar weer eens naar de televisie.’ De burgemeester wilde niet afwachten. Hij vond dat er direkt iets ondernomen moest worden tegen de dreiging van een kernoorlog. De gemeenteraadsleden probeerden hem tot kalmte te manen.
Toen de raadsleden uiteindelijk het café verlieten, dachten ze dat ze erin geslaagd waren de burgemeester tot bedaren te brengen en dat ook hij huiswaarts was gekeerd. Dingemans Wierts ging daarentegen direkt terug naar het stadhuis. En terwijl heel Nederland in spanning afwachtte wat er komen ging, handelde de burgemeester van Steenwijk.
Alle ambtenaren werden naar huis gestuurd, behalve de bode en zijn jongste beleidsmedewerker, M. Snijder, die ondermeer belast was met de portefeuille militaire zaken. ‘Hij vroeg mij in het stadhuis te blijven met hem, ook die nacht.’ De burgermeester wilde, zo vertelt Snijder, ‘dat er rondom het gebouw een beveiliging werd aangebracht mogelijkerwijs tegen fall-out. Daar waren ooit wel richtlijnen voor geweest, dat de kelders waar het bestuur in moest zitten in dit soort hachelijke omstandigheden beveiligd zouden moeten zijn tegen fall-out. Hij wilde dat op dat moment ter plekke regelen.’ In de kelder zat tevens de Bescherming Bevolking, de BB, gevestigd. Deze organisatie moest de Nederlandse burgers beschermen tegen de gevolgen van een mogelijke oorlog met de Sovjetunie. De burgemeester gaf de opdracht tot de beveiligingswerkzaamheden rechtstreeks aan de directeur van gemeentewerken. ‘Het was voor mij ook een geweldige verrassing moet ik zeggen, want het was onaangekondigd’, aldus Snijder.
Het werk begon direct. Vrachtwagens reden af en aan. Tot diep in de nacht werd er, onder het licht van de schijnwerpers van de brandweer, doorgewerkt. Buiten de poort van het terrein van het stadhuis, dat gevestigd is in een monumentale Jugendstil-villa, stonden enkele mensen te kijken, die zich afvroegen wat zich daar toch ‘zo spookachtig’ afspeelde.
De Cuba-wal
‘Steenwijk bereidde zich op alle eventualiteiten voor’
Het Steenwijker Dagblad, 25 oktober 1962: ‘Gisteren is rond het Steenwijker gemeentehuis een tot aan de vensters reikende wal van zand en aarde aangebracht. Dit, om de in de kelders van het gemeentehuis ingerichte commandopost van de Bescherming Bevolking te beveiligen tegen radioaktieve neerslag, welke zich bij een eventueel treffen zou kunnen voordoen.’
De reactie van de Steenwijkers liep volgens K.D. Prins, destijds leraar aardrijkskunde en geschiedenis, zeer uiteen: ‘Er stonden mensen te kijken en er werd druk over gepraat, de een zei “hij is gek”, de ander zei “het is hard nodig”.’
Prins zelf vond het ‘een overdreven reactie. Ik zag er echt niet het nut van in. Ik dacht niet dat je je tegen een directe atoomaanval kan beschermen, maar natuurlijk tegen een indirecte aanval misschien wel. Maar die Russen zaten nog zo verschrikkelijk ver weg, hij had echt wel even kunnen afwachten hoe het zich ontwikkeld zou hebben.’
Opzichter van gemeentewerken J. Huisman, die de wal moest aanleggen, heeft meer begrip voor het optreden van de burgemeester. ‘Het was een angstige sfeer,’ men dient niet te vergeten dat ‘we dachten dat de derde wereldoorlog eraan kwam. Hij – en iedereen – dacht dat.’
Dezelfde dag werd er, op besluit van de burgemeester, een circulaire uitgegeven, waarin hij zich tot de bevolking van Steenwijk richtte: ‘Naar mijn overtuiging is er thans beslist geen enkele reden om in paniek te raken, doch is het wel noodzakelijk om maatregelen tot zelfbescherming te nemen.’ Beleidsambtenaar Snijder begrijpt wel dat de burgemeester de behoefde had uit te leggen wat er allemaal gebeurde. ‘Bij de bevolking zelf was natuurlijk al een grote mate van ongerustheid en dat zal ook door datgene wat er hier [rond het stadhuis] gebeurde niet verminderd zijn.’
In de circulaire riep de burgemeester de Steenwijkers op niet in paniek te raken. Tevens adviseerde hij hen een voedselvoorraad voor één week in huis te nemen, al drong hij erop aan niet te gaan hamsteren. Het duurde niet lang voordat vele kruideniers uitverkocht waren. Zelfs de oude blikgroente die al jaren op de plank had gestaan verdween over de toonbank. ‘Ja, er werd druk gehamsterd,’ bevestigt Prins, ‘we hadden in de kelder flessen water en flessen melk, (…) muesli, chocolade, zodat je in ieder geval tot 36 uur daar kon verblijven.’
In de rest van Nederland werd er met enige verbazing gereageerd op de uitzonderlijke gebeurtenissen in Steenwijk. Het nieuws haalde zelfs de landelijke pers. Het Algemeen Handelsblad deed, onder de enigszins cynische kop ‘De internationale toestand: Steenwijk bereidde zich op alle eventualiteiten voor’ verslag van de gebeurtenissen in het Overijsselse vestingstadje.
De burgemeester leek in de verdediging te gaan. ‘Hij wees erop dat tot het barricaderen van de BB-kelder reeds lang geleden was besloten, maar dat dit tot nu toe achterwege was gebleven. Met het oog op de Cubaanse kwestie werd het echter noodzakelijk geacht de barricadering niet langer uit te stellen.’
Er was veel ophef over de kwestie. De burgemeester kwam er enige tijd later, in zijn nieuwjaarsrede van 1963, dan ook nog op terug: ‘De crisis in Cuba hield de wereld gedurende enkele weken in spanning en inspireerde een aantal journalisten tot kritiek op Steenwijk.’ ‘Door negatieve publicaties in een aantal couranten, is mij tot mijn verontrusting gebleken, dat gebrek aan inzicht op dit gebied bij degenen, die de meningsvorming van de massa hebben te bevorderen, fatale gevolgen zal kunnen hebben.’
De afloop
‘Als een herinnering aan de Cuba-crisis’
De vraag rest of de kritiek terecht was: handelde de burgemeester in paniek? Of waren de maatregelen gepland, hadden ze misschien zelfs al eerder moeten zijn uitgevoerd?
Óf wist de burgemeester misschien meer?
Steenwijk lag vlak bij een Amerikaanse basis, waar – zo bleek uit archieven van Defensie – destijds al een zeer geheime opslagplaats voor nucleaire wapens was. ‘Niemand wist dat – ja, er waren natuurlijk meer bases waar Amerikaanse soldaten waren, Soesterberg en ’t Harde ook – maar dat er direct atoomkoppen lagen, dat wist niemand.’ Prins vermoedt dat Dingemans Wierts daarentegen wel ‘geweten móet hebben dat hier op de basis bij Havelterberg atoomkoppen zaten … En daar is de man natuurlijk van in paniek geraakt.’ Deze theorie zou veel verklaren, maar te achterhalen valt het niet.
De crisis in Cuba hield de wereld een week lang in zijn greep. Maar op 28 oktober, na bijna een week, gaven de Sovjets toe: Chroesjtsjov maakte, nadat hij van Kennedy de verzekering had gekregen dat er geen Amerikaanse invasie op Cuba zou plaatsvinden, bekend dat de raketbases op Cuba ontmanteld zouden worden. De raketten keerden terug naar de Sovjetunie.
De crisis was voorbij, maar de wal rond het raadhuis van Steenwijk lag er nog steeds. Opzichter Huisman, die destijds in een razend tempo de omwalling moest aanleggen: ‘Toen Chroesjtsjov z’n grote broek uittrok en in z’n hemd kwam te staan toen (...) heb ik vaak gedacht was dat het allemaal waard?’ De ‘Cuba-wal’, zoals deze in de volksmond bekend stond, had de gemeente namelijk flink wat geld gekost. Nog zes jaar lang bleef de zandwal, na enige tijd netjes bekleed met graszoden, ‘als een herinnering aan de Cuba-crisis’ rond het raadhuis liggen.
In 1968, na één termijn, besloot de daadkrachtige burgemeester Dingemans Wierts onverwacht zijn ambt neer te leggen. Na dit zeer ongebruikelijke besluit, ging Dingemans Wierts het bedrijfsleven in. Hij nam afscheid van Steenwijk, waar hij nooit echt had kunnen aarden. Tien maanden na zijn vertrek verschenen de graafmachines wederom bij het stadhuis. In de herfst van 1968 verdween de wal.
Tekst: Joost de Waal
Research: Hendrina Praamsma, Joost de Waal
Regie: Matthijs Cats, Ad van Liempt
De reactie in Nederland...
Verontrust, maar ook berustend
Ook in Nederland werd er, zoals in de gehele wereld, met spanning geluisterd naar de krachtige rede van Kennedy, die hier rond middernacht op de radio te beluisteren was. (De middag erna werd de rede uitgezonden op televisie.) ‘Wie dit alles had gehoord kon niet met al te geruste gevoelens zijn nachtrust gaan genieten, al moet de betrekkelijkheid ook van deze zet op het schaakbord van de wereldpolitiek in het oog worden gehouden’, zo schreef de Nieuwe Rotterdamse Courant. Men reageerde verontrust, enigszins angstig, op het nieuws uit Amerika, maar er was tegelijkertijd ook sprake van berusting en relativering: de bom viel of de bom viel niet, daar was weinig aan te doen.
Men had over het algemeen begrip voor het Amerikaanse standpunt. Het Parool berichtte: ‘In Amerika leeft nog de nachtmerrie van Pearl Harbor. Volk noch regering is bereid een tweede maal het dodelijk risico te lopen van, al pratend en onderhandelend met een niet betrouwbare partner, eigen veiligheid op het spel zetten. Vandaar dat de Verenigde Staten van mening zijn dat de tijd om te handelen is aangebroken. Langer wachten zou de risico’s alleen maar verder vergroten.’
Vele Nederlanders vertrouwden op het land dat ze nog steeds zagen als ‘de bevrijder’. Men twijfelde niet aan de juistheid van de Amerikaanse aanpak. ‘Het is een ernstig, maar helemaal geen hopeloos uur, integendeel – de vastberadenheid van de Amerikaanse president en het Amerikaanse volk zijn op zichzelf eerder bemoedigend dan ontmoedigend’, aldus Het Parool.
Niet iedereen schaarde zich kritiekloos achter het optreden van Kennedy en de zijnen. Overal ter wereld waren er protesten. Zo ook in Nederland. Pacifisten en socialisten, maar ook burgers die een kernoorlog vreesden, uitten hun ongenoegen over de blokkade van Cuba, ‘over deze Amerikaanse politiek die een uitnodiging voor een atoomoorlog aan het adres van Rusland betekenen.’ Er waren kleine demonstraties in ondermeer Den Haag en Amsterdam. ‘“Kennedy speelt met vuur in het Cuba-avontuur”, was te lezen op het spandoek waarmee de stoet geopend werd. “Protesteert allen voor de H-bommen vallen” bleek eveneens een geliefde leuze, evenals de strijdkreet “Cuba si, Yankee no”’, zo beschreef de Haagsche Courant een van de protesten.
De Nederlandse regering reageerde kalm op de ontstane wereldcrisis. Minister-president De Quay noteerde op 23 oktober in zijn dagboek: ‘Zal dat oorlog geven? Ik kan het niet geloven; dat betekent vernietiging; en toch een riskante zaak. Maar als het Westen nooit “Halt” zegt, gaat het Communisme altijd door.’
(Dat de premier de kwestie serieus nam, blijkt wel uit zijn verzoek aan de minister van Defensie, om ‘hem tijdig te waarschuwen als de kans op het uitbreken van een wereldconflict zou toenemen.’ De Quay wilde dan het ontslag van zijn kabinet aanbieden om ruimte te geven voor de vorming van een nationaal kabinet.)
De regering zag de ernst van de situatie in, maar realiseerde zich tegelijkertijd dat Nederland werkelijk niets in te brengen had. Voor heel Nederland gold dat er nauwelijks maatregelen genomen werden.
Pas op 25 oktober werd er, naar aanleiding van enkele vragen in de Tweede Kamer, een regeringsverklaring naar buiten gebracht, die ’s avonds op de radio werd voorgelezen: ‘De Nederlandse Regering heeft volkomen begrip voor het besluit van de Regering van de Verenigde Staten om door daartoe geschikte maatregelen het streven van de Sowjet-Unie om van Cuba een offensieve militaire basis te maken tegen te gaan en aldus te voorkomen dat de spanning en onrust in het betreffende gebied toenemen. Zij zal de Amerikaanse Regering bij dit beleid steunen.’
Intussen liep de spanning op. Russische vrachtschepen stoomden op richting de quarantainegrens, waar ze werden opgewacht door Amerikaanse oorlogsschepen. Zouden ze rechtsomkeert maken? De wereld hield zijn adem in.
Bronnen
ARCHIEFMATERIAAL
Centraal Archievendepot, Ministerie van Defensie
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Hilversum
Vele krantenknipsels
Literatuur
Graham T. Allison, Essence of decision, explaining the Cuban Missile Crisis (Boston, 1971).
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: