‘Het had nooit mogen gebeuren’
Paus Johannes Paulus II is één keer in Nederland geweest, in mei 1985. Het bezoek aan Nederland was memorabel, meer dan dat, het was rampzalig. Nooit eerder waren bij een pausbezoek de straten zo leeg en tegelijkertijd de stenengooiers zo dichtbij. En nooit eerder werd de paus bij één bezoek getrakteerd op een onverwachte donderpreek, een bedreiging op posterformaat en vijf keer dezelfde maaltijd. Kortom, zelden is een pausbezoek zo dramatisch mislukt.
Eén van de belangrijkste organisatoren van het pausbezoek, pater Van Munster, geeft het achteraf ruiterlijk toe: ‘Het had nooit mogen gebeuren.’ Van Munster was destijds secretaris-generaal van de Nederlandse bisschoppenconferentie. Samen met de inmiddels overleden Huub van den Biggelaar, die van C&A kwam, had hij de taak het pausbezoek in goede banen te leiden. Hij wist van te voren al dat het geen eenvoudige klus zou worden: ‘Het geestelijke klimaat in Nederland was niet zo dat je daar de paus in kon inviteren.’
Waarom is hij dan in hemelsnaam uitgenodigd? Van Munsters antwoord is eenvoudig: ‘Het was niet tegen te houden’. Het kwam allemaal door de Belgen. Begin 1983 maakten zij kenbaar dat ze de paus wilden uitnodigen voor een bezoek aan hun land, waarbij hij Luxemburg ook even zou kunnen meenemen. Toen kon Nederland eenvoudigweg niet achterblijven. ‘De Nederlandse bisschoppen werden zich bewust dat je de paus niet in België en in Luxemburg kan laten komen en in Nederland net doen alsof er niks aan de hand is. Je kunt mensen niet uitleggen dat het nog niet opportuun is. Dus daarom ging het door.’
Ongehoorzaam Nederland
Pastoraal Concilie Noordwijkerhout
Wat was er, vanuit de katholieke kerk gezien, mis met het geestelijk klimaat in Nederland begin jaren tachtig? Verschillende zaken. Er waren punkers, er waren krakers, er waren regelmatig demonstraties tegen alles wat rechts of conservatief was. Nederlanders schopten graag tegen het gezag en gingen bovendien steeds minder naar de kerk. Inderdaad niet ideaal, als de opperste herder van de katholieke kerk op bezoek komt. Maar het grootste probleem lag niet bij de atheïsten, maar bij de katholieken zelf.
Tot de jaren zestig gold Nederland als een van de trouwste kerkprovincies van Rome. Weliswaar vormden katholieken in Nederland een minderheid, maar dankzij de verzuiling was het katholieke leven hier opvallend goed geregeld. Een eigen politieke partij, eigen kranten, eigen scholen en zelfs een eigen omroep: de Nederlandse katholieken hadden het uitstekend voor elkaar. Des te groter was de schok in Rome, toen in de jaren zestig juist de Nederlandse katholieken het kerkelijk gezag openlijk in twijfel begonnen te trekken.
Begin jaren zestig leek het even alsof de katholieke kerk aan het begin stond van een langdurige progressieve periode. Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Op het Tweede Vaticaans Concilie (Rome, 1962-1963) klonken ongekend moderne geluiden: de kerk moest vernieuwen, vrijer worden, meegaan met zijn tijd. Niet veroordelen, maar juist openstaan voor andersdenkenden. Zaken die tevoren nooit ter discussie hadden gestaan werden nu opeens openlijk besproken. Dat gold zelfs voor het absolute gezag van de paus: volgens veel aanwezigen moesten de individuele bisschoppen meer vrijheid krijgen.
In Nederland sloegen deze denkbeelden zozeer aan, dat er in 1966 een nationaal vervolg kwam: het Pastoraal Concilie in Noordwijkerhout. Progressieve katholieken wilden hier een praktische, Nederlandse uitwerking maken van de gedachte van het Tweede Vaticaans Concilie. Maar inmiddels was de vernieuwingsdrift in Rome al een stuk bekoeld, en bovendien gingen de Nederlanders in 1966 nog een stuk verder dan de meest progressieve bisschoppen in 1962. In Noordwijkerhout werd openlijk gesproken over homoseksuelen, anti-conceptie, vrouwelijke priesters, afschaffing van het celibaat en een meer democratische invulling van het pauselijk ambt. Dat ging Rome te ver.
Na het een paar jaar fronsend te hebben aangezien, verbood de paus in 1970 het Pastoraal Concilie. Het moest uit zijn met de Nederlandse ongehoorzaamheid. Hij onderstreepte de boodschap door kort na elkaar een aantal conservatieve bisschoppen te benoemen, te beginnen met de huidige kardinaal Simonis (in 1971 benoemd tot bisschop van Rotterdam). Daarmee was het gezag van Rome hersteld, maar de paus werd er niet geliefder op. Met name de katholieke intelligentsia keerde zich steeds openlijker af van Rome.
Popie Jopie en Acht Mei Beweging
Protesten
Toen in april 1983 bekend werd dat de paus in 1985 naar Nederland zou komen, varieerden de reacties – op een enkele juichende uitzondering na – van lauw tot openlijk vijandig. Zoals het goede Nederlanders betaamt, werd er allereerst geklaagd over de kosten. Wat moest dat wel niet kosten, zo’n officieel bezoek, alleen al aan beveiliging? De eerste schattingen kwamen op zo’n tien miljoen gulden (waarvan overigens de kerk het grootste deel zou opbrengen). Daar zat zeker de ongelovige belastingbetaler niet op te wachten.
Fundamenteler: wilde Nederland überhaupt wel iets te maken hebben met een conservatief kerkleider die er volgens velen archaïsche opvattingen ten opzichte van homo’s en vrouwen op nahield? Er waren verschillende anti-pausbezoek comités die dreigden met ludieke of gewelddadige verstoringen van het geplande bezoek. Michel van der Plas stelde een bundel samen met open brieven van vooraanstaande katholieken aan de paus, die betoogden waarom de paus beter thuis kon blijven. Er waren meer van zulke initiatieven, met als hoogtepunt een massale bijeenkomst in Den Haag op 8 mei. Meer dan 10.000 kritische katholieken kwamen die dag samen op het Malieveld om het geloof te vieren - nadrukkelijk zónder de paus. Het was het begin van de progressieve Acht Mei Beweging.
Het waren zware weken voor Kardinaal Simonis, die als hoogste bisschop van Nederland verantwoordelijk was voor het welslagen van het bezoek. De Acht Mei Beweging was een doorn in zijn oog. Juist nu de opperste herder naar Nederland kwam, viel zijn kudde uiteen. Minder zwaarwichtig maar niet minder irritant was het liedje dat die weken helemaal grijs werd gedraaid: ‘Popie Jopie’. Simonis is nog steeds zeer geërgerd over die parodie op het pausbezoek, van Pisa-presentatoren Henk Spaan en Harry Vermeegen: ‘Zo ga je niet met het heilige om wat anderen heilig is. Dit zouden wij eens moeten doen met Mohammed of met een belangrijke Imam. Dan zou de hele wereld van de moslims terecht op stelten staan. Dat wij als katholieke bevolking deze ridiculisering wekenlang over ons heen hebben moeten laten gaan. En we waren totaal onverdedigbaar.’ Dat dankzij het nummer wel heel Nederland wist dat de paus op bezoek zou komen, was een schrale troost.
Een moordoproep
‘Non è molto’
En dat was maar een van de vele zorgen van Simonis: ‘Ik heb slapeloze nachten gehad. Er was hier tien dagen politie in huis, met honden en zo. Er waren bedreigingen, niet alleen aan het adres van de paus, maar ook aan ondergetekende.’ De dreigbrieven aan Simonis bleven geheim, maar die aan de paus waren voor iedereen te lezen. Overal in Amsterdam hing een poster met de opgewekte oproep: ‘F.15.000 beloning voor het liquideren van Karol Wojtyla, alias Paus Johannes Paulus II. Na twee eerdere pogingen moet het nu lukken!’ Op het hoofd van de paus was een schietschijf getekend, op zijn zegenende arm een hakenkruis.
Een van de mensen achter de poster was een Amsterdamse kraker: Leo Adriaenssen. Hij heeft nog steeds weinig op met de paus. ‘Een terrorist, iemand die toch tot de grootste misdadigers van deze eeuw hoort.’ Hij kijkt liefdevol naar zijn oude moordoproep en zegt tevreden: ‘Een juweeltje van een poster. Kijk, de middelen hadden wij er niet voor. Maar we hebben ook gevraagd: stort geld. We hebben een gironummer, van de Stichting Voorlichting Kraken – die stond op mijn naam – ter beschikking gesteld. Er is alleen geen dubbeltje binnengekomen. Op een gegeven moment was de recette zo pover, dat we deze prijs hebben verhoogd. We hebben er een nul achter geplakt, maar ook dat heeft niet geholpen.’ Tegelijkertijd haast hij zich te zeggen dat we hem vooral niet verkeerd moeten begrijpen. ‘Nee, dat is absoluut geen serieuze oproep. Maar een ludieke poster, dat zou je in het jaar 1985 niet moeten zeggen, er moest toch een soort dreiging van uit gaan…’.
Die dreiging kwam in ieder geval bij Simonis hard aan. Hij voelde zich genoodzaakt de kwestie bij de paus aan te kaarten, tijdens een voorbereidingsbijeenkomst in Rome. ‘Toen heb ik gezegd: “Ik moet tot mijn spijt zeggen, er hangen nu aanplakbiljetten waarop men oproept om u te doden. Voor 15.000 gulden.” Toen zei hij tegen mij “non è molto”, dat is niet veel. Zo’n beetje in de trant van: ben ik niet wat meer waard?’.
Een demonstratieve leegte
Unheimisch
Welkom of niet, de paus kwam naar Nederland. Op 11 mei 1985 landde hij op vliegveld Welschap bij Eindhoven. Alles stond klaar: pausmobiel, ontvangstcomité, politie, dranghekken… er was alleen geen publiek. In plaats van de verwachte honderdduizend bezoekers stonden er slechts een paar duizend gelovigen op het verregende vliegveld. En ook in Den Bosch, het volgende programmapunt, ontbraken de voor de paus gebruikelijke mensenmassa’s.
Pater van Munster probeerde de paus wanhopig af te leiden: ‘Ik liep daar voor die pausmobiel uit en als er maar iets te zien was, dan wees ik de paus erop van: Kijk, Heilige Vader, daar is wat te zien. Daar staan mensen, of daar staan kindertjes of zoiets. De rector van de grote scholen waar we voorbij kwamen had de school vrij gegeven die dag. Terwijl wij eigenlijk in het programma hadden staan van, die katholieke school, die staan natuurlijk allemaal te juichen. Dus dat was niks, op de parade was het ook allemaal triest. Leeg.’
Kardinaal Simonis: ‘Het was unheimisch. Dit was eigenlijk een demonstratieve leegte van de straat.’
Simonis wijt de leegte vooral aan de politie, die van te voren had gewaarschuwd dat het wel eens druk zou kunnen worden en had geadviseerd thuis voor de buis te blijven. Inderdaad werden de live-uitzendingen van het bezoek goed bekeken, maar het is de vraag of de leegte in de straten alleen daardoor is te verklaren. Monseigneur Bär, in 1985 bisschop van Rotterdam, geeft een andere verklaring. ‘In Den Bosch was net natuurlijk iets heel ongelukkigs geweest. Er was een nieuwe bisschop gekomen, die laat ik het maar zo effen mogelijk zeggen, in het bisdom niet met vreugde is begroet.’ Hij doelt op mgr Ter Schure, een uitgesproken conservatieve bisschop, die op weinig sympathie in zijn eigen bisdom kon rekenen. Toch had ook Bär niet verwacht dat de opkomst zó laag zou zijn. ‘Ik dacht: Ja er kan natuurlijk altijd van alles zijn, maar de paus is toch de paus. Van het katholieke Zuiden zou ik wat anders hebben gedacht.’
Rellen in Utrecht, binnen én buiten de Jaarbeurs
‘Pope go home!’
De volgende dag was er een grote bijeenkomst voor de paus georganiseerd in de Jaarbeurs in Utrecht. Wie dacht dat het niet pijnlijker kon worden dan de eerste dag, verlangde nu terug naar de lege straten van Den Bosch. In Utrecht waren de straten gevuld met demonstranten. Ze riepen leuzen als ‘Pope go home’, ze hingen aan lantaarnpalen en gooiden met stenen: het was een chaos. Monseigneur Bär, die met het pauselijk gezelschap in een bus de stad binnenreed, herinnert dat moment als het dieptepunt van het hele bezoek. ‘We kwamen middenin die toestand terecht. Het was een woedende en woelende schare. De chauffeur is achteruit gereden en in plaats van door de hoofdingang van de Jaarsbeurs naar binnen te gaan, zijn we langs de achteringang geleid om naar binnen te komen. Dus het was zeer, zeer onaangenaam. Het was uiterst pijnlijk.’ De paus zelf, die dit toch niet eerder had meegemaakt, bleef uiterlijk onverstoorbaar. Simonis, zelf op van de zenuwen, keek er met bewondering naar: ‘De paus stond in die pausmobiel en hij zegende en hij zei ‘continuo di benedire’, ik ga gewoon door met zegenen. Een monument van rust.’
Eenmaal binnen in de Jaarbeurs leek de rust weer te keren. De paus werd respectvol toegesproken door mensen uit verschillende geledingen van de kerk. Aanvankelijk was het de bedoeling geweest, dat ook theologe Catharine Halkes daar zou hebben gestaan. Simonis, bang voor haar feministische reputatie, had echter laten weten dat zij alleen mocht spreken als naast haar ook een woordvoerster van de ‘traditionele’ katholieke vrouwen zou spreken. Daar paste Halkes voor. De pers was woedend over wat al snel een ‘spreekverbod’ werd genoemd, maar Simonis hield voet bij stuk. Geen Halkes dus die dag, maar wel een andere vrouw: Hedwig Wasser. De relatief onbekende Wasser hield een toespraak namens de gezamenlijke missie-organisaties. Net als alle toespraken was ook deze vooraf gecontroleerd door de organisatie, maar op het podium zorgde Wasser voor een verrassing.
Na de afgesproken inleiding zei Wasser plotseling dat ze iets op persoonlijke titel wilde toevoegen. Ze begon als volgt: ‘Gaan we geloofwaardig om met de boodschap van het Evangelie, als een opgestoken vingertje gepredikt wordt in plaats van een toegestoken hand? Als geen ruimte maar uitsluiting wordt aangezegd aan ongehuwd samenwonenden, gescheidenen, gehuwde priesters, homoseksuelen én vrouwen?’ Het was een mokerslag in het gezicht van het vrome gezelschap in de Jaarbeurs. De eerste reactie was een doodse stilte, toen boegeroep, maar ook aarzelend applaus.
De onbekende Groningse was in één klap wereldberoemd. Ze bloost als ze terugdenkt aan de commotie die ze heeft veroorzaakt, maar spijt heeft ze bepaald niet. ‘Het waren echt vreselijke tijden. Er zijn echt zoveel mensen die hebben geleden in die tijd, aan de kerk en wat er allemaal gebeurde.’ Wasser wilde opkomen voor groepen, die door de kerk werden uitgesloten en die tijdens het pausbezoek al helemaal niet aan het woord zouden komen. ‘De hele voorbereiding op het pausbezoek, het was allemaal zo krampachtig. Alles moest onder controle blijven en ze dachten ook dat ze alles onder controle hadden. Maar ja, dat kwam dus anders uit.’
Haar plan ontstond direct toen ze gevraagd werd, drie maanden voor het bezoek. ‘Ik weet nog goed dat ik toen dacht van: jeetje, die paus ziet vrouwen niet staan, ik ga daar niet een rol vervullen bij dat pausbezoek. Maar de Missieraad was me ontzettend dierbaar. Toen heb ik drie dagen bedenktijd gevraagd. Ik had meteen al in die drie dagen zoiets van: als ik dan toch de kans heb, dan wil ik kijken of ik dan toch kan zeggen wat er eigenlijk niet gezegd mag worden.’ Kortom, ze deed precies datgene wat Simonis had willen vermijden. Hij verstijfde tijdens de toespraak van Wasser. ‘Ik dacht op dat moment: nu is het pausbezoek mislukt.’ Hier werd de paus, ten overstaan van de wereldpers, als een klein jongetje de les gelezen. Simonis: ‘Ik vond dit helemaal tegen iedere stijl in.’ Monseigneur Bär ziet het echter heel anders: ‘Het is ook noodzakelijk dat mensen tegen de paus zeggen wat in hun hart is. Dus als iemand dan op deze manier dat doet, ik heb daar eigenlijk geen moeite mee. En ik denk als ik heel eerlijk moet zijn, de paus zelf ook niet.’
Tong met asperges
Bidden voor Nederland
Na de rellen in Utrecht, zowel in als buiten de Jaarbeurs, verliep de rest van het pausbezoek relatief rustig. Nog steeds viel het enthousiasme op straat tegen, maar in ieder geval gingen er geen grote dingen meer mis. Wel kleine dingen overigens, met als mooiste voorbeeld het eten. In de vier dagen dat hij in Nederland was, kreeg de paus maar liefst vijf keer tong voorgeschoteld. Een klein coördinatiefoutje in de catering. Van Munster had vooraf nog gevraagd wat de paus graag at. ‘“O, tong vind hij heerlijk, met puree en asperges”. Prima. Dus in Veldhoven begonnen we met tong en vooraf asperges. En op de nuntiatuur, daar hadden ze het ook gehoord. Op de nuntiatuur aten we dus tong, met asperges. En in Amersfoort, in het slot, wat aten we daar, tong met asperges. En verdorie, in de trein ook, daar werd geserveerd: tong met asperges. Dus ik denk dat die goede heilige vader in de eerste maanden geen tong kon zien.’
Lege straten, stenengooiers, Wasser en zelfs het eten verpest: heel de katholieke wereld sprak schande van Nederland. Van Munster werd nog jaren later in het buitenland meewarig aangekeken: ‘Jullie in Nederland, jullie in Holland, ja ja, laten we maar bidden voor Nederland, dat soort van zaken’. Kardinaal Simonis geeft ruiterlijk toe dat hij blij was toen de paus weer vertrok. ‘Er is nooit een dag geweest dat ik zo’n geweldige zucht van verlichting heb geslaakt als toen we in het vliegtuig naar Luxemburg zaten.’
Tekst en research: Laura van Hasselt
Regie: Paul Ruigrok
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: