Hongarije 1956. In het najaar protesteren arbeiders en studenten voor betere leefomstandigheden en meer vrijheid. In de nacht van 23 op 24 oktober komt het in de hoofdstad Boedapest tot een opstand. De Hongaarse regering roept de hulp in van Sovjettroepen om de orde te herstellen. Op zondag vier november rukken de Sovjettroepen op en slaan de opstand gewelddadig neer. Gevolg: vele doden en gewonden - bijna honderdduizend Hongaren slaan op de vlucht.
In de hele wereld wordt met afschuw gereageerd op dit gewelddadig ingrijpen; in Europa gaan duizenden mensen de straat op om mee te lopen in stille tochten, ook in Nederland. Anderen tonen hun verontwaardiging door hun woede te koelen op communistische instellingen. Zo ook in Amsterdam. Felix Meritis, de thuishaven van de Communistische Partij Nederland (CPN) en dagblad de Waarheid, wordt belaagd door vele opgewonden Amsterdammers.
"Ik denk dat ik net als anders op het Leidsche Plein een pilsje aan het drinken was bij Reijnders. Toen het gerucht ging dat er wat aan de hand was, zijn we met een aantal mensen naar 'het' communistisch bolwerk gegaan om verhaal te halen,"vertelt Aart Janszen.
Hij vertrekt met een groep naar het gebouw van Felix Meritis aan de Keizersgracht in Amsterdam. Daar is de CPN gevestigd en zit de redactie van dagblad De Waarheid. De krant wordt daar ook gedrukt.
Aart Janszen is in 1956 student, communist en pacifist. Als hij hoort dat de Russen in de Hongaarse hoofdstad Boedapest met geweld de vrijheidsstrijd aan het onderdrukken zijn, valt hij van zijn geloof. Dit was niet zijn communisme.
Poznan
De aanloop naar de gebeurtenissen in Hongarije vinden hun oorsprong in februari 1956. Dan houdt de Russische leider Nikita Chroetsjov zijn ‘geheime’ rede. Hij stelt zijn voorganger Jozef Stalin verantwoordelijk voor de wandaden begaan tijdens het Stalin-tijdperk. De Russen en de wereld zijn in verwarring want het is voor het eerst dat dergelijke openheid kan bestaan.
In de Poolse stad Poznan staken en demonstreren vervolgens in juni 1956 arbeiders voor betere levensomstandigheden en meer vrijheid. Lang duurt het niet; het leger isoleert de stad en grijpt hardhandig in. Veel Hongaren beschouwen de opstand in Polen als aanmoediging voor hun eigen ontevredenheid. In de middag van 23 oktober vindt in de Hongaarse hoofdstad Boedapest een grote demonstratie plaats. Na afloop trekken ongeveer tienduizend studenten door de hoofdstad. ’s Avonds is het aantal demonstranten uitgegroeid tot ongeveer honderdduizend personen. De politie probeert te voorkomen dat de betogers het acht meter bronzen beeld van Stalin omver trekken; Hongaarse militairen steunen de politie door te schieten op de betogers.
De volgende dag blijkt dat de Hongaarse regering de hulp heeft ingeroepen van Sovjettroepen. Er wordt een uitgaansverbod ingesteld en een militaire rechtbank moet zorgen voor de berechting van contrarevolutionairen. Imre Nagy krijgt het premierschap aangeboden en houdt op de middag van vierentwintig oktober een radiotoespraak waarin hij spreekt over liberalisering van het bewind. Nagy belooft alle opstandelingen die zich voor acht uur ’s avonds hebben gemeld dat zij niet voor de krijgsraad hoeven te komen.
Journalist Henk Hofland vertrekt eind oktober voor een paar reportages voor het Algemeen Handelsblad naar Hongarije waar de opstand al een aantal dagen oud is. Hofland is reuze benieuwd wat hij zal aantreffen en krijgt, eenmaal aangekomen in Boedapest, het idee dat hij te laat is, want hij proeft alleen nog maar de vrijheid. Op de muren ziet hij teksten staan als ‘Russen ga naar huis’. Hofland: “Ik zag gehavende gebouwen waar de sterren vanaf getrokken waren, tramleidingen hingen op de straat en auto’s lagen op hun kop.”
Op vijfentwintig oktober deelt de regering mee dat de opstand gebroken is. Nog twee dagen later deelt premier Nagy mee dat hij een nieuwe regering heeft gevormd.
De aanval op Boedapest
Op 1 november beleeft Boedapest een rustige nacht. Maar de volgende morgen stromen Sovjettroepen met veel tanks Hongarije al weer binnen. De dag erna, op 2 november wordt bekend dat Boedapest en Györ zijn omsingeld en dat de weg Boedapest-Wenen door Sovjettanks is versperd.
Op zaterdagavond 3 november begeeft een officiële Hongaarse delegatie zich op uitnodiging van de Russen naar een hoofdkwartier om over de aftocht van de Sovjettroepen te onderhandelen. De delegatie keert niet terug. De volgende dag, op vier november, vlak voor zonsopgang, gaan honderden tanks, artillerie, bommenwerpers en straaljagers over tot de aanval op Boedapest.
Hofland logeert op dat moment in hotel Duna in het centrum van Boedapest. Hij hoort in de nacht van drie op vier november de Russische tanks de stad intrekken. “Ik wist dat het gedaan was met de vrijheid en dat het Westen niet zou helpen.”
Premier Nagy doet over de radio een mededeling over deze aanval: “Sovjettroepen zijn tegen zonsopgang een aanval op Boedapest begonnen. Het is kennelijk hun bedoeling de wettige democratische regering van de Hongaarse Volksrepubliek omver te werpen. Onze troepen zijn tegen de Russen gewikkeld in een strijd om recht en vrijheid. De regering is op haar post. Dit brengen wij ter kennis van het Hongaarse volk en de gehele wereld.”
Deze oproep wordt verschillende keren herhaald en wordt later aangevuld met de oproep: Helpt Hongarije, Helpt het Hongaarse volk, de Hongaarse boeren, wetenschapsmensen, intellectuelen. SOS.” Daarop klinkt een gekraak en zwijgt de radio. Daarna volgen slechts berichten via de telex. De hoofdredacteur van het Hongaarse persbureau MTI vraagt namens de regering Nagy om hulp en geeft door dat het parlementsgebouw onder zwaar Russisch vuur ligt. Later wordt nog een laatste bericht van de Hongaarse vrijheidszender opgevangen en dan is het stil…..
De legendarische NCRV radioverslaggever Alfred van Sprang doet op zondagmorgen 4 november verslag vanuit het Nederlands gezantschap, even buiten Boedapest.
“Het is zondagmorgen 4 november en ik spreek thans in de magnetofoon op het Nederlandse gezantschap. Wanneer deze opname in Nederland gehoord zal kunnen worden uitgezonden weet ik niet. Boedapest is door het hele Russische leger omsingeld. Er wordt op vele plaatsen zwaar gevochten en alle verbindingen met het buitenland zijn verbroken.”
Dansende communisten
Op de eerste verdieping van Felix Meritis, in de Zuilenzaal, is net de wekelijkse dansavond van het ANJV (Algemeen Nederlands Jeugdverbond - de jonge communisten) begonnen. Plaatjesdraaier en overtuigd communist Dick Kort heeft net een plaat van Victor Sylvester opgezet als hij buiten veel kabaal hoort. "Ik liep naar het raam en toen zag ik op de brug honderden boze jongeren die stenen uit de straat trokken. Ze gooiden de ruiten in van Felix."
Dick Kort maakt meteen een einde aan de feestavond. De danslustigen verlaten in allerijl het gebouw en Dick Kort voegt zich bij anderen CPN-ers die de achterkant van het gebouw aan het verdedigen zijn. Bewapend met stokken en andere voorwerpen proberen ze opdringerige menigte af te schrikken en tegen te houden.
Oud CPN-lid Wouter Gortzak weet nog precies wat hij op 4 november deed: "Ik was lid van een linkse studentenvereniging en we hadden de hele dag vergaderd over de gebeurtenissen in Hongarije. We wilden een standpunt innemen maar waren daar niet toe gekomen. Na de vergadering waren we moe en wilden we naar de bioscoop in de stad. Toen we de stad in gingen hoorden we dat er rellen waren. Ik besloot meteen om naar Felix Meritis te gaan. Op de Keizergracht begon het al aardig druk te worden en toen ik eenmaal binnen was in het gebouw, stond daar mijn oma met een wandelstok strijdvaardig in de hand. Ze zei: "Ga naar huis jongen, het is hier te gevaarlijk." Zij was 72 en ik 25 jaar. Zij had minder angst dan ik. Ik ben toen toch naar de achterkant van het gebouw gegaan. Daar stond de drukpers van dagblad de Waarheid. Ergens in het pand vond ik een krat met kogelflesjes frisdrank. Die nam ik mee en die heb ik allemaal op de koppen van de demonstranten gegooid. Daar houden mijn heldendaden wel op. Ik was verder geen echte held."
Coup
De bezetters van Felix Meritis blijven binnen en proberen burgemeester d’Ailly te overtuigen van het feit dat de politie moet ingrijpen. D’Ailly antwoordt dat het niet eenvoudig is dit voor elkaar te krijgen want vele agenten zijn met verlof.
Janszen: “We zijn ook nog naar de achterkant van Felix Meritis gegaan. De kant van de Prinsengracht want daar stonden, achter de glazen gevel, de drukpersen opgesteld.” Daar probeerden de demonstranten ook het gebouw binnen te dringen. Gortzak: “We hadden de drukpers afgedekt met een groot zeil want als er glas of rotzooi in zou komen dan zou de pers het niet meer doen. En we stonden met grote staven de boel daar te verdedigen. Ik geloof dat één demonstrant nog behoorlijk gewond geraakt is aan zijn hand toen één van ons hard sloeg toen hij de hand naar binnen zag komen.”
Dick Kort: “Ik heb dat niet gedaan. Ik heb daar wel harde klappen uitgedeeld maar als iemand had geroepen ‘au, mijn vingers liggen eraf’ dan had ik dat wel onthouden.”
Ondertussen proberen redacteuren van de Waarheid ervoor te zorgen dat de krant de volgende dag gewoon uit kan komen. En om drie uur ’s nachts beginnen de persen alsnog te draaien. Als de kranten gedrukt zijn, worden ze in wagens geladen en naar de abonnees gebracht. Opvallend genoeg is de opening van de krant niet gewijd aan Hongarije maar aan de Suez-crisis; de gebeurtenissen in Hongarije worden afgedaan als ‘een coup van een stelletje fascisten en reactionairen die hun verdiende loon van de Russen kregen.’
Stenengooier Janszen vertelt dat zijn boosheid niet tegen de communisten in het gebouw gericht was, maar vooral tegen het gebouw als het symbool van communisme in Nederland. Na een lange onrustige avond in de stad houdt Aart Janszen het voor gezien. Hij drinkt nog een pilsje op het Leidsche Plein en vertrekt. De volgende dag moet hij voor zijn studie weer naar Eindhoven. Voor hem staat vast dat het communisme niet meer bij hem past, maar voor velen is het nog niet gedaan met de boosheid. Op maandag en dinsdag drommen ook vele mensen weer samen op de grachten en schreeuwen leuzen naar de communisten binnen in het gebouw. Er wordt zelfs geprobeerd een brandbom naar binnen te gooien maar er wordt op tijd ingegrepen.
Naast de herrieschoppers zijn ook veel andere mensen op de been in Amsterdam. Zij luisteren op de Dam naar toespraken en lopen mee in stille tochten. Ook elders in het land staat men stil bij de gebeurtenissen in Hongarije. Op een bijeenkomst in Enschede roept voorzitter Van Doorn van de KVP: “Na de zondag van verraad, de maandag van verzet.”
Dreigende taal
De politie houdt zich nog immer afzijdig in Amsterdam en daarom gaat CPN-voorman Gerben Wagenaar op maandagmiddag naar Den Haag om Minister van Justitie I. Samkalden te vragen om burgemeester d’Ailly tot de orde te roepen. Hij zegt tegen de minister: “Als Felix in brand vliegt dan kan ik mijn mensen niet beletten dat ze het Telegraafgebouw in brand steken.” Deze dreigende taal maakt indruk en de politie blijkt opeens in staat de gracht schoon te vegen en de betogers bij het gebouw van Felix weg te houden.
Minister van Justitie had zich wel afgevraagd waarom burgemeester d’Ailly geen verzoek voor bijstand van het Corps Rijkspolitie had gedaan. Dat had te maken met het feit dat de kersverse hoofdcommissaris van politie Van der Molen afkomstig was van de marechaussee. Hij had dan ook een beroep gedaan op de aanwezige marechaussees in de stad. Dit tegen de zin van Minister Staf van Oorlog die bang was dat er te weinig manschappen zouden zijn, mochten er problemen binnen het leger ontstaan. Ook verliep de inzet van de marechaussee niet vlekkeloos. Vaak bleek het personeel te jong en onervaren. De conclusie was dat een aantal keren ‘onbesuisd’ was opgetreden ‘in reactie op het nieuws’ en Samkalden hoopte hier voor de toekomst uit geleerd te hebben.
Na drie onrustige dagen in en rond Felix Meritis verblijft Dick Kort nog een aantal maanden, samen met een paar anderen, slapen en waken in Felix Meritis. Ze vormen een soort beveiligingsdienst. Mochten er toch nog oproerkraaiers langskomen dan zouden die onmiddellijk kunnen worden weggejaagd. Wouter Gortzak besluit na deze drie onrustige dagen maar weer colleges te gaan volgen. Met knikkende knieën mengt hij zich onder de medestudenten want hij is er niet van overtuigd dat zijn medestudenten hem met rust zullen laten, maar dat blijkt mee te vallen.
Uit Hongarije komen weinig berichten meer. Wel wordt duidelijk dat premier Nagy is afgetreden en dat de nieuwe premier Janosz Kadar heet. Hij heeft een ‘nationale boeren- en arbeidersregering’ gevormd. Radio Moskou meldt nog diezelfde middag (4 november) dat de contrarevolutie definitief is gebroken. Of de vrijheidslievende Hongaren dat ook zo zagen is de vraag.
Bronnen
BEELDMATERIAAL:
Filmmateriaal en geluidsfragmenten afkomstig uit het Nederlands Audiovisueel Archief.
Foto’s Ed van der Elsken (via Nederlands Foto Archief)
Literatuur
Hans Olink, In strijd met de waarheid. De koude burgeroorlog in Amsterdam 1956 (Amsterdam 2002)
Keesings Historisch Archief 1956
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: