Nederland en Zuid-Afrika
Zestien jaar geleden, op 9 juli 1985, vluchtte de in Zuid-Afrika gearresteerde Klaas de Jonge de Nederlandse Ambassade te Pretoria binnen. Een diplomatieke rel was het gevolg. Andere Tijden reconstrueerde het incident en interviewde de hoofdrolspelers.
‘Ik zal nooit vergeten’, vertelt ‘Pik’ Botha, ‘dat, toen ik net als jongeman bij het departement van Buitenlandse Zaken begonnen was, Prins Bernhard Zuid-Afrika bezocht. Hij bestuurde zelf het vliegtuig waarmee hij van Nederland hierheen vloog. Dat heeft een geweldige indruk op ons gemaakt. En hij hééft toch een ontvangst gehad in Zuid-Afrika. Ik denk dat dat kenschetsend was voor die tijd, de jaren ’50. Toen waren de banden nog stevig’.
Roelof ‘Pik’ Botha zit aan een enorme tafel in zijn kantoor in een buitenwijk van Johannesburg. De voormalige Minister van Buitenlandse Zaken praat over de relaties tussen Zuid-Afrika en Nederland. Hij kent Nederland uit de jaren dat hij in Den Haag werkte. ‘Gaandeweg verslechterden de verhoudingen vanwege het Apartheidsbeleid van de Zuid-Afrikaanse regering’. Volgens Botha was het ‘stamverwantschap’, de verbondenheid van taal en cultuur, tussen de Nederlanders en de Afrikaner Boeren de reden dat de Nederlanders en hun regeringen niet met die wrede apartheidsregering wilden worden geassocieerd.
‘1986, ’87 en ’88 waren voor dit land de meest donkere jaren. Wij moesten uit die wurggreep komen, een manier vinden om van die Apartheid af te geraken. Het begon door te dringen dat Mandela vrijgelaten moest worden. Er heerste hoogspanning hier en u moet de behandeling van een zaak als die van Klaas De Jonge tegen die achtergrond zien. Bedenk overigens wel’, zo merkt Botha fijntjes op, ‘dat de Apartheid niet een uitvinding van de Nasionale Party is. Die stamt uit de dagen van Jan van Riebeeck’. Hij herinnert zich dat hij in 1953 naar Zweden werd gestuurd, zijn eerste post in diplomatieke dienst. ‘In Zweden was de pers op dat moment veel venijniger dan in Nederland. Daar werd ik als jongeman van 23, 24 jaar oud werkelijk geconfronteerd met de ethische, morele grondslagen van Apartheid’. Ook al zou de helft van de berichten in de Zweedse kranten destijds op onwaarheden hebben berust, dan nog verscheen er genoeg om Botha te laten beseffen dat het beleid op termijn gedoemd was te mislukken. Maar waarom is hij zolang dienaar van diezelfde overheid gebleven, als hij al in de jaren ’50 overtuigd was van de mislukking van het systeem? ‘Ja, kijk’, luidt zijn antwoord, ‘het land moet geregeerd worden. En het slechtste dat een land kan gebeuren, is ontslagen te worden van de ene duivel en een ergere duivel in zijn plek te krijgen’. Nu gaan er verhalen dat hij onlangs lid is geworden van het ANC. Zelf wil hij niet verder gaan dan met veel omhaal van woorden te zeggen dat hij het ANC steunt.
In de jaren ’80 is de relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika ronduit beroerd. Sinds ‘Sharpeville’ in 1960, waar de politie het vuur opent op een menigte zwarte betogers, vaart Nederland de koers van de ‘kritische dialoog’. Verbaal wordt er geprotesteerd tegen het regime, wat op Zuid-Afrika overkomt als de boze stiefmoeder die een kind toespreekt. Tegelijkertijd wordt er wel volop in het land geïnvesteerd. Tijdens een persconferentie in juli 1985 verklaart Botha dat de relatie met Nederland niet slechter kàn. Nederland heeft een actieve anti-apartheidsbeweging en de regering oefent druk uit op Zuid-Afrika: ‘“De Apartheid is verkeerd, jullie moeten je onderdrukkingswetten afschaffen; die zijn immoreel. Nederland zal ze nooit goedkeuren”. We werden verdoemd. Maar tegelijkertijd zou ik graag hebben gehoord, dat Nederland tegen zijn burgers had gezegd: “Jullie moeten daar niet naartoe gaan met bommen, die onschuldige mensen doodmaken”. Ik had dat wel verwacht, maar dat heb ik niet gekregen’, zegt Botha teleurgesteld.
Wapensmokkel
Geheime bergplaatsen
Omdat het African National Congres (ANC) van Mandela, die dan nog in zijn cel op Robbeneiland zit, zich tegen de apartheidspolitiek verzet, is deze organisatie in Zuid-Afrika verboden. Daarom bevinden veel van de ANC-leden zich in Maputo, de hoofdstad van buurland Mozambique. In Maputo wonen ook de Nederlandse antropoloog Klaas de Jonge en zijn vrouw Helène Passtoors. Ze kunnen goed opschieten een van de leiders van het ANC, Joe Slovo en zijn vrouw Ruth First. Maar de leden van het ANC zijn ook buiten Zuid-Afrika niet veilig. Wanneer Ruth First met een bombrief om het leven wordt gebracht, besluiten Klaas en Helène actief aan de strijd deel te nemen.
Op 23 juni 1985 rijdt Klaas de Jonge vanuit Johannesburg terug naar Harare in Zimbabwe, waar hij na de scheiding met Helène Passtoors naartoe verhuisd is. Vlak voor de grensovergang met Botswana, bij Zeerust, komen politiewagens voor, achter en naast hem rijden en dwingen hem te stoppen. Zes agenten rennen met getrokken pistool op hem af en arresteren hem. ‘In een geheime bergplaats in de kofferbak smokkelde ik wapens voor het ANC naar Zuid-Afrika. Kleefmijnen, handvuurwapens, Kalashnikovs, pistolen en een hoop dynamiet’, vertelt De Jonge, als we bij zijn auto staan waarin hij die dag werd gearresteerd. De bergplaats is nog intact, wanneer de achterbank wordt weggeklapt. ‘Het lijkt wel alsof ze wraak hebben willen nemen op die auto’, zegt De Jonge, als hij zijn gedeukte Peugeot 504 na zestien jaar terugziet. ‘Ik had nog even hoop dat ik hem mee zou kunnen nemen, maar dat zit er niet in zie ik’.
Hij wordt gearresteerd voor het overtreden van de wapen- en ammunitiewet, en ingesloten op grond van sectie 29 van de Internal Security Act uit 1982. ‘Dat betekende dat je zonder proces kon worden vastgezet, terwijl het onderzoek naar de verdenkingen van de politie, die de arrestatie legitimeerden, doorging. Je kreeg alleen de veiligheidspolitie te zien. Die ondervroeg je, zonder toezicht, en mocht je blijven ondervragen zo lang en zo vaak als ze wilden. Ze mochten je behandelen zoals ze wilden. De enige die je naast de veiligheidspolitie te zien kreeg, was een dokter die voor hen werkte, en dus niet onafhankelijk was’, verklaart rechter Kathleen Satchwell, die hem als jonge advocate verdedigde. ‘Eenmaal gearresteerd was er geen recht op bezoek, niet van je advocaat, niet van familie, je mocht geen brieven schrijven.’ Dit betekende ook dat consulaire hulp niet was toegestaan, wat verklaart waarom de Consul in Johannesburg niet meteen van de arrestatie in kennis werd gesteld.
Die Consul krijgt pas lucht van de zaak, wanneer hij op 1 juli een bericht ontvangt van Nederlandse ambassade in Harare. Omdat De Jonge niet op de afgesproken tijd terugkeerde, deed zijn zoon navraag bij de ambassade. ‘Betrokkene heeft een zoon van 18 jaar in Harare, die zich ernstig ongerust maakt. Zou het zeer op prijs stellen indien u mij van e.e.a. op de hoogte houdt’, zo luidt het verzoek.
De Jonge is intussen van het politiebureau in Zeerust overgebracht naar John Vorster Square in Johannesburg, het beruchte politiebureau waar mensen ‘spontaan’ van de tiende verdieping uit het raam vallen. Hij zegt zijn medewerking toe aan het politieonderzoek tegen hemzelf. De Jonge stemt in de bergplaatsen aan te wijzen, waarin hij de gesmokkelde wapens heeft verstopt. Bij elke bergplaats zullen foto’s gemaakt worden, die bij een eventueel proces als bewijmateriaal kunnen dienen. De Jonge bedenkt het plan zich te laten zien bij de Nederlandse ambassade in Pretoria, zodat ze daar weten dat hij leeft. Meerdere plaatsen wijst hij aan, allemaal leeg, zoals hij heeft gepland. Maar dan, in de buurt van de township Mamelodi, nabij Pretoria, gaat het mis. De opslagplaats die De Jonge aanwijst, is nog niet door het ANC leeggehaald. De Zuid-Afrikaanse politie zal later verklaren dat uit een totaal van 10 bergplaatsen een heel arsenaal aan wapens omhoog is gehaald. De politie stuurt een lijst aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin wordt gerept over pistolen, geweren, munitie, handgranaten, meer dan 100 mijnen, 62 blokken TNT en zelfs lanceerinrichtingen met bijbehorende raketten.
De Nederlandse ambassade
Immuniteit
Bij het gebouw van de Nedbank aangekomen, op de hoek van Kerk- en Andriesstraat midden in Pretoria, zijn de twee veiligheidsagenten en hun kapitein zich er niet van bewust dat de Nederlandse ambassade hier huist. Dit ondanks het schild dat boven de deur hangt. Als De Jonge voor het gebouw op de foto moet, houdt hij zijn hart vast. De agenten zien echter niets. De Jonge leidt hen naar binnen, via de trap naar boven. ‘Toen zei ik: “Kijk, hier wilden we een bomaanslag plegen, omdat dit een bedrijf is dat zich niet aan de boycot houdt”. Ze keken die kant op, ik pakte mijn boeien en rende zo hard mogelijk de andere kant op’. De Jonge valt de wachtruimte van de ambassade binnen en roept iets. Omdat de receptionistes achter veiligheidsglas zitten, horen ze hem niet en kunnen ze slechts toekijken wat er zich voor hun ogen afspeelt.
De twee agenten in burger bespringen De Jonge en slepen hem naar buiten. Toevallig loopt ambassaderaad Hendrik Bentinck van Schoonheten in de gang als een van de receptionistes op hem toe komt rennen: ‘Ze zwaaien met pistolen!’. Bentinck snelt naar buiten en ziet een viertal mannen bij de lift, waarvan één met boeien aan zijn voeten, die roept: ‘Ik ben Klaas de Jonge, ik ben politieke gevangene’. De diplomaat identificeert zich en vraagt de kapitein wie hij is. De man zegt Du Preez te zijn, van de politie. ‘Achteraf heb ik gedacht dat dat niet zo handig was van hem’, zegt Bentinck nu. Want via die legitimatie kan de Nederlandse ambassade om opheldering vragen. De Zuid-Afrikanen kunnen nu niet meer zeggen dat het incident nooit heeft plaatsgevonden. Die middag zitten Bentinck en ambassadeur Hugo Carsten op het Zuid-Afrikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Met zijn vlucht naar de ambassade heeft De Jonge beide landen in een moeilijk parket gebracht. Zuid-Afrika wil De Jonge berechten, Nederland wil hem terug. Ambassadeur Carsten uit zijn bezorgdheid aan Minister Van den Broek in Den Haag: ‘Blijft de door U geuite wens dat De Jonge naar de kanselarij wordt teruggevoerd. Persoonlijk geloof ik niet dat hieraan gevolg zal worden gegeven. Maar stellende dat het wel zou gebeuren, dan rijst de vraag - en wat dan?’
Toch is dat de inzet: Nederland kan niet toestaan dat er landgenoten uit de ambassade worden gehaald. Op het ministerie in Den Haag is de ambassadeur in algemene dienst Henry Wijnaendts belast met de zaak. Hij benadrukt de immuniteit die een kanselarij geniet. ‘Ik denk dat we dat terecht met stille diplomatie hebben behandeld en het in eerste aanleg gespeeld via de Zuid-Afrikaanse ambassadeur hier en hem ervan doordrongen dat dit toch een ernstige zaak was voor ons. Dat wij het niet over onze kant zouden laten gaan dat een Nederlandse burger zomaar uit de Nederlandse ambassade werd weggehaald’. Maar Botha ziet ook een ander aspect: ‘Aan de andere kant is het volkenrechtelijk zo, dat wanneer een vluchtende misdadiger zijn toevlucht neemt in een ambassade, de regering het recht heeft om van de regering van de ambassade te eisen dat de voortvluchtige wordt overhandigd aan zijn rechtsprocedures, behalve als er duidelijk geen misdaad is gepleegd en de betrokkene slechts om politieke redenen wordt vervolgd. Maar daarvan was in het geval van De Jonge geen sprake’.
Wijnaendts maakt de Zuid-Afrikaanse ambassadeur duidelijk dat Zuid-Afrika de situatie dient te herstellen zoals die was voordat de agenten de ambassade betraden. Dat betekent dat ze hem terug zullen moeten brengen. Botha: ‘Maar wat zal het publiek zeggen: “Je hebt hem gehad, hij leidt de politie om de tuin, hij gaat naar de ambassade, je plukt hem eruit, en jij Botha, jij geeft hem terug”. Terwijl hij bommen aandraagt, en kogels en geweren, die onschuldige burgers hier te lande doden. Maar ik heb niet getwijfeld. Dit is het volkenrecht en wij moesten hem teruggeven. Dan kunnen we aan de Nederlandse regering vragen: “Nu is hij terug en is het recht hersteld. Zouden jullie nu willen overwegen om hem weer aan ons uit te leveren, zodat hij een behoorlijk verhoor in een gerechtshof kan krijgen.”’
En dus arriveert op 19 juli 1985 een witte auto bij de Nederlandse ambassade en rijdt snel door het hek naar binnen. Op de binnenplaats stapt Klaas de Jonge uit, in gezelschap van een aantal veiligheidsagenten. Tien dagen na zijn vorige bezoek is hij terug. Net als ambassadeur Carsten verwachtte ook Wijnaendts niet dat de Zuid-Afrikanen De Jonge terug zouden brengen: ‘Hij was er zo kort geweest, een paar seconden, werd gezegd. En we hadden niets op film. Ik kon me best voorstellen dat de Zuid-Afrikaanse autoriteiten zouden hebben geantwoord: “Bewijst u maar eens dat hij in de ambassade is geweest”. Maar dat hebben ze niet gedaan, zeer tot mijn verbazing’.
Maar de Zuid-Afrikanen leggen zich er niet bij neer. Met De Jonge komt het eerste verzoek om uitlevering. Want de ambassade mag niemand onderdak verschaffen met het doel die persoon aan de rechtsgang te onttrekken. ‘Mnr de Jonge word weens verskeie strafregtelike oortredings aangekla en ’n lasbrief tot arrestasie is teen hom uitgereik. Die Departement versoek derhalwe dat die Ambassade mnr de Jonge ingevolge die volkereg en die erkende praktyk van state aan die bevoegde Suid-Afrikaanse owerhede so spoedig moontlik oorhandig sodat die regsproses sy gang kan gaan’, zo luidt het verzoek van 19 juli 1985.
Mocht hierop nou niet worden gereageerd, dan denkt Zuid-Afrika nog een troef in handen te hebben. In de wetenschap dat de ambassade binnenkort zal verhuizen naar een nieuw gebouw en dat tijdens die verhuizing De Jonge over Zuid-Afrikaans grondgebied moet worden vervoerd, weigert de regering de Nederlander een vrijgeleide. De Jonge zit vast, de huur is al opgezegd. Tijd lijkt de beslissende factor. ‘Helaas hebben de Zuid-Afrikaanse autoriteiten een verzoek van de Ambassade toe te staan hem mee te nemen naar het nieuwe gebouw, geweigerd. Samen met een klein aantal stafmedewerkers zal hij in het voorste gedeelte van de bovenste verdieping achterblijven’, schrijft ambassaderaad Bentinck aan de Nedbank, de eigenaar van het gebouw. Deze tekent menigmaal bezwaar aan: ‘Het huurcontract is verlopen, u had er al lang uit moeten zijn’ en behoudt zich het recht voor eventuele schade op de ambassade te verhalen. De ambassade wil wel huur betalen, maar bij het ontbreken van een contract wenst Nedbank het niet te ontvangen. Uiteindelijk, als de zaak in september 1987 is opgelost, stuurt de bank alsnog een rekening van ruim honderdduizend gulden.
Opheffing van de immuniteit
Boerenjongens
Met De Jonge terug in de kanselarij beginnen de eerste gesprekken om uit de impasse te komen. Op 2 september 1985 komt de Europese Troika op bezoek, bestaande uit de Luxemburgse voorzitter Poos, oud-voorzitter Van den Broek en aankomend voorzitter Andreotti. Botha: ‘Dat is een belangrijk bezoek geweest, hoewel de werkelijke betekenis daarvan nooit in de media is genoemd. Wij vergaderden namelijk bij de president thuis en hebben toen voor het eerst op dat politieke niveau gezegd, dat de Apartheid afgeschaft zou worden.’
In de marge van dat bezoek praten Van den Broek en Botha over de affaire ‘De Jonge’. Hoewel ze nogal van opvatting verschillen, zien beiden volgens Botha het probleem van de ander. Om de zaak te de-politiseren besluiten ze juridische experts van beide landen bijeen te brengen in Genève, maar deze slagen er niet in de situatie te veranderen.
De ambassade is intussen op 23 augustus verhuisd en het huurcontract zal op 30 september verlopen. Hierdoor wordt de situatie steeds nijpender. En omdat Nederland inderdaad niet ingaat op het verzoek tot uitlevering dat met De Jonge mee kwam, stuurt Botha op 1 oktober een brief waarin wordt gesteld dat per 8 oktober de immuniteit van het ‘oude’ ambassadegebouw wordt opgeheven. ‘Die enigste rede waarom enkele kantore in die Nedbank-gebou nog nie deur die Ambassade ontruim is nie, is om voortgezette toevlug aan mnr De Jonge te verleen, strydig met die volkereg. In hierdie omstandighede het die Suid-Afrikaanse Regering tot sy spyt, geen andere keuse nie as om die Ambassade mee te deel dat erkenning van die betrokke kantore as diplomatieke kantore met ingang van 8 oktober 1985 teruggetrek sal word.’
Den Haag komt onmiddellijk in actie en stuurt Wijnaendts in gestrekte draf naar Pretoria. In het Guesthouse van de regering heeft hij nog op de avond van aankomst een ontmoeting met Botha. Een memorabele avond, vindt Wijnaendts. Aan een lange tafel zit hij tegenover een lange rij hoge ambtenaren. Er wordt gegeten en er wordt geschonken. ‘En Botha ging tekeer: “Nederland, het land van Hugo de Groot, beschermt terroristen!”. Ik zei: “We hebben het hier niet over terrorisme of niet. We hebben het over de inbreuk op de immuniteit van de Nederlandse ambassade”’. Glunderend: ‘”Ja, meneer de ambassadeur, als het niet anders kan, laten we dan de betrekkingen maar verbreken”. Ik zei: “Dat komt ervan als u hem er op 8 oktober uithaalt.” Daarop riep Botha theatraal: “Laten we dan de betrekkingen maar verbreken!” Maar ik zag de hoofden van die ambtenaren tegenover mij van verbazing haast in hun soepbord vallen. Dus ik dacht: “Man, je bent een act aan het opvoeren”’. Botha herinnert zich niet meer of hij destijds de betrekkingen wilde verbreken. ‘Het is best mogelijk dat ik dat heb gezegd als onderdeel van mijn standpunt, maar er waren op dat moment amper banden. Dus als je ze verbreekt, dan verbreek je eigenlijk niets’. Wijnaendts beseft op dat moment dat Botha zich wellicht heeft vergaloppeerd en stelt voor er nog een nachtje over te slapen. Dat lijkt Botha wel wat, maar hij staat erop dat er eerst boerenjongens wordt gedronken.
Botha zegt over Wijnaendts: ‘Een hoffelijk, interessant gezelschap. Iemand met een brede visie. De chemie tussen ons werkte goed. We hebben tot laat in de nacht borreltjes gedronken. Hij heeft een doorslaggevende rol gespeeld. We hebben over de wereld gepraat en niet alleen over die kerel, De Jonge.’ Volgens Botha zijn er twee soorten mensen. De een is een go-getter die recht op het doel af gaat, ‘de ander zegt: “Kalm, kalm, rustig, laten we een borreltje pakken, laten we eerst een ander onderwerp bespreken”. Wat Wijnaendts mij heeft geleerd, is dat je moet begrijpen waarom twee partijen optreden zoals ze doen. Je hoeft het niet eens te zijn, maar wat gaat er in het hoofd van de ander om? Met Wijnaendts zou ik graag ’s nachts bij het kampvuur zitten en ontspannen, onder de sterren, grappen maken en sterren van de hemel plukken om bij de meisjes op te spelden’.
De volgende dag, wederom in het Guesthouse, krijgt Wijnaendts bij het binnentreden van één van de ambtenaren een knipoog en weet hij dat het goed zit. De beide partijen geven een kort communiqué uit, waarin staat dat juridische experts zich opnieuw over de zaak zullen buigen en dat zolang de besprekingen voortgaan, Zuid-Afrika en Nederland zich van handelingen en uitspraken zullen onthouden, die de besprekingen in gevaar zullen brengen. Opnieuw succes voor Wijnaendts. De Jonge zit vooralsnog veilig.
Uit de archieven blijkt dat het afsluiten van een nieuw huurcontract voor de oude kanselarij opzettelijk door het Zuid-Afrikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken wordt getraineerd. De Nedbank, die naar verloop van tijd niet onwelwillend staat tegenover een nieuw huurcontract, informeert de ambassade dat het Zuid-Afrikaanse departement een uitspraak moet doen over een nieuw huurcontract. Maar minister Pik Botha is zo vaak weg, klaagt directeur Havinga. Ondanks dat Wijnaendts in oktober ’85 heeft weten te voorkomen dat de autoriteiten De Jonge uit de ambassade zouden halen, pogen de Zuid-Afrikanen hiermee toch de optie open te houden de immuniteit van het gebouw in te trekken, waarna hij gewoon uit het gebouw kan worden gehaald.
Wijnaendts staat erop te benadrukken dat alles draaide om de immuniteit van de ambassade en dat de gelegenheid niet is aangegrepen om de Apartheidspolitiek ter discussie te stellen. ‘Het was heel duidelijk dat wij tegen de Apartheid waren, dat de Nederlandse regering daartegen ageerde, maar met wettelijke middelen. De zaak Klaas de Jonge vond plaats in de context van de Apartheid, maar stond daar los van’. Toch, als de verslagen van de vergaderingen van de juridische teams worden bekeken, blijkt dat er, zowel in Genève in september als in Pretoria in november, gepraat is over de Internal Security Act. De Nederlandse delegatie gaat ver in het stellen van voorwaarden. In het geval van een proces staat Nederland dan wel toe dat De Jonge wordt opgehaald voor verhoor, daarna dient hij weer te worden teruggebracht naar de ambassade. Hij mag daarentegen niet worden vervolgd op grond van welke overtreding van de Internal Security Act dan ook. In zijn brief aan de Tweede Kamer van 7 september 1987 merkt minister Van den Broek droogjes op dat de juridische deskundigen tijdens het overleg van november ’85 niet tot overeenstemming konden komen. In een bericht van de ambassade aan het Zuid-Afrikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken van oktober 1986 wordt het Nederlandse standpunt nog eens aangehaald: ‘Een belangrijke overweging voor Nederland is steeds geweest dat de Zuid-Afrikaanse wetten, met name op het punt van interne veiligheid, te zeer afwijken van de normen die in Nederland gangbaar zijn om zich daarbij neer te kunnen leggen’.
'Snuffelaar'
Gevangenenruil
En zo verandert er niets aan de situatie. De Jonge zit in de verlaten ambassade, in het hart van Pretoria. Buiten wordt hij belegerd door gewapende veiligheidstroepen, binnen beschermd door twee ongewapende Nederlandse marechaussees. Hij is niet overtuigd dat de Nederlandse regering ook maar iets aan zijn zaak doet en wordt daardoor steeds recalcitranter. Hij treft voorbereidingen om te ontsnappen, plakt stickers en posters van het ANC op het raam, laat via De Groene Amsterdammer zijn dagboeken in Nederland verschijnen, klaagt bij Van den Broek over de restricties die hem worden opgelegd, provoceert de Zuid-Afrikaanse bewakers door uit het raam te hangen en ze te verleiden tot discussies. Op zondag opent hij het raam en laat ‘Free Nelson Mandela’ op vol volume door de straten van Pretoria schallen.
Volgens zijn toenmalige advocate Satchwell was De Jonge in het Zuid-Afrika van midden jaren ’80 een kaars, een teken van hoop, alleen al door zijn aanwezigheid in die ambassade, in het hart van het apartheidsregime. Botha wil er niets van weten. ‘Hij maakte op mij de indruk van een politieke ‘snuffelaar’. Iemand die bekend wil worden, die hoopt dat hij gevangen wordt, daardoor publiciteit krijgt en naam maakt’.
Wijnaendts vertelt op geheimzinnige toon dat hij in oktober 1985, na de besprekingen in het Guesthouse, is aangesproken door een hoge Zuid-Afrikaanse ambtenaar. ‘Na een glaasje op het terras zegt die man: “Zouden we die Klaas de Jonge niet kunnen uitruilen voor onze majoor Wynand Du Toit”. Maar op dat moment was er natuurlijk absoluut niemand in Nederland voor zo’n deal. We wilden niet meewerken aan de vrijlating van een Zuid-Afrikaanse saboteur die in Angola gevangen was genomen’. Hiermee laat Den Haag de kans schieten Klaas de Jonge snel vrij te krijgen. Want het is pas op 7 september 1987, na een verblijf van meer dan twee jaar in de ambassade, dat De Jonge vrij komt. Pikant is dat hij wordt betrokken bij een complexe ruil van gevangenen; een ruil waarvan ook Wynand Du Toit deel uit maakt. In Ciskei, een staatje dat met uitzondering van Zuid-Afrika door niemand is erkend, zit de jonge Fransman Albertini vast op verdenking van banden met het ANC. In Zuid-Afrika bevinden zich 133 Angolese en Cubaanse soldaten uit de oorlog in Angola. En uit Angola komt majoor Wynand du Toit die daar al sinds 1985 gevangen zit. Botha verklaart het uitstellen van de ruil anders: ‘Ik zou De Jonge teruggeven, alleen omdat de Nederlanders dat vragen. Terwijl hun regering de laatste jaren vooraan heeft gestaan in het bekritiseren van Zuid-Afrika. Dié regering wil De Jonge terug en ik zeg: “met plezier, vort ‘rmee”. Dat kan natuurlijk niet’.
Tekst en research: Rob Bruins Slot
Reportage: Yaèl Koren
Over ‘De affaire Klaas de Jonge’ verscheen van dezelfde auteur deze week een artikel in Vrij Nederland.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: