Bijzondere Rechtspleging
In Frankrijk zijn na de capitulatie van de Duitsers vermoedelijk 30.000 collaborateurs op straat, uit revanche, gedood. Ook Nederland is niet van plan zachtzinnig om te springen met z'n eigen landverraders. Dat blijkt op 10 mei 1941 als de toenmalige koningin Wilhelmina in een radioredevoering vanuit Londen heldere taal spreekt. Zij zegt dan: "In bevrijd Nederland zal voor landverraders geen plaats meer zijn’.
Al in 1943 wordt er op hoog niveau voor gepleit alle NSB-ers, niet beoordeeld op individuele dagen maar als groep, te deporteren naar Borneo, Suriname of Nieuw Guinea om hen daar dwangarbeid te laten verrichten. Tegen het einde van de oorlog verandert het inzicht. Minister Burger zegt 29 januari 1944: "Voor NSB-ers zal op de dag van de bevrijding geen plaats zijn’. Hij volgt daarmee Wilhelmina slechts ten dele door haar formulering alleen over te nenen voor de dag van de bevrijding. Verder bepleit hij detinering van NSB-ers in afwachting van hun berechting. In feite houdt hij een pleidooi tegen Bijltjesdag, tegen het eigen rechter spelen, zoals dat in Frankrijk gebeurde. Daarom werd de Bijzondere Rechtspleging ingesteld: bijna 200.000 Nederlanders, die ervan verdacht werden de bezetter van dienst te zijn geweest moesten naar kampen en gevangenissen.
De speciaal voor landverraders opgerichte tribunalen en bijzondere gerechtshoven moesten oordelen over de dagvaardingen en de straffen die daarbij werden geëist. Uiteindelijk werden er bijna 140.000 vrijgelaten na hun voorarrest, en werden er 66.000 veroordeeld. Een van hen is Jelle Brouwers, die in Friesland een kaderfunctie binnen de nationaal-socialistische beweging had bekleed. Brouwers is in 1978 overleden. Zijn weduwe, Gre Brouwers, heeft de periode na de oorlog, toen haar man was geïnterneerd, nog altijd niet verwerkt: ze heeft het idee dat het voor haar nooit Bevrijdingsdag is geweest.
Geen politiek
Onderwijzersvrouw
Gre Brouwers heeft er altijd moeilijk over kunnen praten. En als het haar eenmaal lukt, dan schiet ze herhaaldelijk vol. De emoties van destijds komen terug, heviger misschien wel dan ooit. En om de paar minuten herhaalt ze de kern van haar onbegrip over wat er is gebeurd: “Ik heb me nooit met politiek ingelaten, ik wist ook helemaal niks van de politiek af. Dat was het terrein van mijn man.”
Gre Brouwers staat model voor duizenden andere vrouwen, die de gevolgen kregen te dragen van de politieke opvattingen van hun echtgenoten. Het is een grote maar vergeten groep, wier verhaal zelden is gehoord: de vrouwen, die zich in de tijd dat politiek voor bijna honderd procent een mannenzaak was afzijdig hielden, maar die na de oorlog de volle laag kregen. Soms werden ze gearresteerd, soms ook bestraft, altijd maatschappelijk geïsoleerd en op een achterstand gezet. Velen zijn eroverheen gekomen en hebben die tijd van zich afgeschud. Maar Gre Brouwers ligt er nu, 85 jaar oud, nog altijd wakker van. Ze heeft nooit kunnen begrijpen waarom de vroegere politieke keuze van haar man jaren later nog altijd een bepalende invloed op haar leven moest houden.
Jelle Brouwers, geboren in 1906, kwam uit een rood nest. Thuis waren ze politiek geinteresseerd, met veel discussie aan tafel, en met een sterke neiging op te komen voor de zwaksten in de samenleving. Jelle Brouwers kon redelijk goed leren, en belandde op de kweekschool. Hij werd onderwijzer en kon in 1938 een stapje hogerop: in het Friese plaatsje Oosterhaule, bij Joure, kon hij hoofd der school worden. Het was weliswaar een piepkleine school, maar Jelles loopbaan vertoonde in ieder geval een stijgende lijn, en dat konden in de jaren dertig maar weinig mensen zeggen.
Als in 1940 de oorlog uitbreekt hebben Jelle en Gre, die tien jaar jonger is, een kind, de komende jaren zullen er nog drie bij komen. Aanvankelijk verandert er weinig in het leven van het jonge paar. Alles gaat gewoon door, de school, het huishouden en het Friese dorpsleven. Gre Brouwers, altijd een sportief type geweest, geeft les aan een gymnastiekclubje. En ze is ook actief in de vereniging ‘’t Nut’, in de handwerkafdeling. Daar maken ze werkstukken die dan ten bate van de school worden verkocht.
Jelle begint in Oosterhaule min of meer tot de notabelen te behoren, van wie er sommigen vurig de nationalistische beginselen aanhangen. Jelle raakt bevriend met twee van hen, een huisarts en een sportleraar, en meldt zich onder hun invloed in 1942 aan bij de NSB.
Lid van de NSB
Naar Leeuwarden
Hoewel Jelle Brouwers zich van al te opvallende uitingen onthoudt (geen NSB-vlag, geen aanplakbiljetten) is zijn lidmaatschap toch een steen des aanstoots voor een deel van de bevolking. Zijn vrouw begrijpt daar vandaag nog altijd weinig van: ze vindt dat er geen kwaad in schuilt dat haar man de schoolkinderen liet collecteren voor de Winterhulp,de naar Duits model opgezette liefdadigheidstak van de NSB, die in nood verkerende mensen steun verleende. Iedereen kon - formeel gesproken - een beroep doen op hulp uit de Winterhulp-kassen, uitgezonderd gedetineerden en a-socialen. Halverwege de oorlog werden ook joodse Nederlanders uitgesloten van hulp.
De Winterhulp werd door vele Nederlanders gemeden en zelfs gehaat. De collectanten haalden nauwelijks een cent op, maar Brouwers zet zich er enthousiast voor in. Bovendien meldt hij zich aan voor de Volksdienst, de andere sociale tak van de NSB, die onder andere kleren en meubels inzamelt voor de minder bedeelden. Zijn betrokkenheid en organisatievermogen vallen zo op dat de NSB-burgemeester van een naburige gemeente hem een baan aanbiedt in Noord-Laren. Hij kan daar leider worden van het Vormingshuis “De Hondsrug”, ‘een cursusoord van de Nederlandse Volksdienst. Het gezin Brouwers vertrekt in 1942 uit Oosterhaule. De salarissen in het onderwijs zijn laag, hij gaat er financieel op vooruit en hij wil nog wel hogerop.
De spanningen in het dorp, waar de arbeiders van de nabijgelegen fabriek van Douwe Egberts geregeld langsfietsen en dan "Op de hoek van de straat woont een NSB-er" zingen, spelen ongetwijfeld een rol, maar centraal staat zijn ambitie. Hij organiseert vormingscursussen, en geeft daar soms ook lessen over “Het ideale gezin.”
Nog geen jaar later vertrekt hij naar Leeuwarden en wordt eerst hoofd voorlichting van het Provinciaal Bureau van de Volksdienst en kort daarna adjunct-directeur. Hij ondertekent een verklaring waarin staat “dat hij noch zijn echtgenoote geheel of gedeeltelijk van joodsche bloede is.” Hij meldt zich aan voor de NSB-burgemeesterscursus. Die doorbraak in zijn carrière blijft echter uit, want de cursus is vol: er zijn er meer die via het burgemeesterschap aanzien en macht willen verwerven.
Van Brouwers moet worden gezegd dat hij zich voornamelijk richt op de sociale takken van de nationaal-socialistische beweging. Hij is weliswaar begunstigend lid van de SS, leest Volk en Vaderland en draagt het ovalen SS-runen-insigne, maar hij is geen man van uniformen en andere manifestaties. Dat brengt zijn vrouw ook tot de herhaalde uitroep: "Jelle wilde altijd het beste voor de mensen, hij wilde mensen helpen." Ze is destijds wel door haar man geraadpleegd over het lid worden van de Beweging en over de andere stappen in zijn loopbaan. Maar Gre Brouwers antwoordt wat vrijwel alle vrouwen in die tijd antwoordden. Hij moest het zelf weten, hij bemoeide zich met politiek, zij niet. Of zoals haar dochter Anneke het formuleert: “Het enige wat ze wilde was een zorgzame man, lieve kinderen en schone gordijnen.” Ze zegt zich ook niet te kunnen herinneren dat haar man haar als lid van de beweging heeft opgegeven, maar het is wel waar: haar naam komt voor in de administratie van de NVO, de vrouwenbond van de NSB.
Natuurlijk profiteren de echtgenotes mee van de voordelen van de maatschappelijke promoties, ook Gre Brouwers. Het gezin komt in een mooie ruime woning in een buitenwijk van Leeuwarden te wonen en ze hebben meer armslag. Maar Gre haast zich eraan toe te voegen dat de armoe van de oorlog niet aan hen voorbijgaat. Extra bonnen of extra levensmiddelen krijgen ze volgens haar niet: die zijn hoogstens voor SS-ers en families van frontsoldaten. Wel is het een voordeel dat ze geen last meer hebben van anti-NSB gevoelens om hen heen. In de stad is het leven anoniemer. Jelle gaat 's ochtends gewoon naar kantoor, zoals vele anderen.
Leeuwarden bevrijd
Herrie in de stad
Gre Brouwers krijgt er in deze jaren twee kinderen bij. Ze heeft wel wat anders aan haar hoofd dan de vraag of de werkkring van haar man later misschien voor problemen zal gaan zorgen. Haar vriendenkring beperkt zich tot bekenden uit de "beweging". Ook het kindermeisje is een dochter van een bevriende NSB-er. In de oorlog lijkt de NSB wel een extra zuil geworden in het verzuilde Nederland. In die groep zijn er veel die op 5 september 1944 in paniek raken en naar het oosten vluchten. Maar Dolle Dinsdag heeft geen effect op de familie Brouwers. Jelle ziet geen enkele aanleiding tot vertrek, hij is ervan overtuigd dat hem niets te verwijten is. Hij verdient zijn brood met sociaal werk en vreest geen enkele represaille. Zijn vrouw twijfelt geen moment aan het oordeel van haar man.
Ook niet als in april 1945 de geallieerden in het noorden van Nederland oprukken. Op zaterdag 14 april komt Brouwers' baas aan de deur, directeur Hoekstra van de Winterhulp, provincie Friesland. "Brouwers, meekomen jongen, we gaan er vandoor, de Afsluitdijk over," moet hij volgens Gre gezegd hebben. Jelle peinst er niet over. Waarom zou hij moeten vluchten, wat heeft hij verkeerd gedaan?
De directeur heeft toch een scherper inzicht in de verhoudingen dan de adjunct, zo blijkt al spoedig. Als op zondag de Canadezen Leeuwarden komen bevrijden, verzamelen zich de mannen van de NBS, de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, om zich op te maken voor hun taak: de orde handhaven in bevrijd gebied. Het zijn mensen uit de ondergrondse, maar ook ex-militairen en anderen die zich nu willen manifesteren. Tot hun taak behoort het de "foute" elementen uit de oorlog van huis te halen.
Gre Brouwers hoort die ochtend veel herrie in de stad. Als ze boven uit het raam kijkt ziet ze in de verte een joelende menigte, die ergens huisraad op straat gooit en zo de bevrijding viert. Het schiet dan door haar hoofd dat daar wel eens een partijgenoot zou kunnen wonen. Kort daarna heeft ze zekerheid: er wordt gebeld, de menige komt, voorafgegaan door BS-ers, haar man halen. Twee BS-ers bellen aan, de revolver in de aanslag. Brouwers begrijpt er niets van, maar hij gaat gewillig en rustig mee.
Gre raakt in paniek als ze ziet dat haar kinderen worden gevangen ("als konijntjes werden ze door die mannen gepakt"). Ze heeft nog een baby in de wieg van negen maanden en mag die boven gaan halen. Ze wordt, in haar herinnering, bijna van de trap af geduwd. De baby krijgt nog borstvoeding, maar dat is geen reden om de moeder niet mee te nemen. De kinderen worden overgelaten aan de zorgen van het kindermeisje, Hammie de Jong, dochter van een partijlid uit Joure.
Die herinnert zich die zondagmiddag als weinig minder dan een nachtmerrie. Ze gaat bij de buren om advies vragen hoe ze het huilende kindje stil moet krijgen. De buurvrouw fabriceert een papje. Daarna besluit Hammie maar de hele middag met de kinderen in het grote bed te gaan liggen. "Wat moest ik anders?" Ze maakt verder aanstalten om de volgende dag te voet naar Joure te gaan, met de kinderwagen, om daar verdere hulp te zoeken.
Jelle en Gre worden inmiddels voortgedreven richting binnenstad. Er zijn amateur-filmbeelden en ook foto's van die uren in Leeuwarden teruggevonden. Ze zijn trouwens enige weken later ook in het westen van het land op die manier gemaakt: slierten mensen omringen de opgebrachte collaborateurs. Bij het politiebureau, waar ze heen worden gebracht, staan de mensen rijen dik. "Pekel ze maar in," herinnert Gre zich dat de mensen schreeuwden, "sla ze maar dit en sla ze maar dat." Een Canadese filmploeg heeft beelden gemaakt van de ingang van het bureau. Daar worden de NSB-ers ("landverraders") bespot en naar binnen geduwd - de begrijpelijke reactie van mensen die zich vijf jaar lang geknecht en bedreigd hebben gevoeld. Mild en gematigd vergeleken bij de tonelen die zich in, bijvoorbeeld, Frankrijk hebben afgespeeld. Maar nog altijd traumatisch voor iemand als Gre Brouwers. Ze weet nog dat het lukte om bij haar man te blijven in het overvolle politiebureau.
In de kampen
Briefjes
In de loop van de dag worden de opgepakte NSB-ers op karren geladen en afgevoerd naar gevangenissen. Jelle en Gre proberen dat moment zo lang mogelijk uit te stellen. Op het laatst smeekt Gre een van de bewakende agenten haar naar huis te laten gaan, naar haar kinderen. Die laat haar naar boven gaan waar ze verhoord wordt door een commissie die uit wel twintig man bestaat. Tot haar immense opluchting mag ze weg. Ze wordt voor haar eigen veiligheid via de achterdeur op straat gezet, en doolt daarna verdwaasd door de stad, op zoek naar haar huis.
Als ze daar aankomt zijn haar bovenkleren nat van de moedermelk, dat weet kindermeisje Hammie zich nog precies te herinneren. Gre voedt haar baby, gaat op bed liggen en besluit zo snel mogelijk haar man op te zoeken. Met de drie kinderen staat ze de volgende ochtend aan de poort van de gevangenis. "Ik kom mijn man opzoeken." De bewaker reageert verbaasd. "Ik zou er maar niet op rekenen dat u die nog ooit te zien krijgt."
Het is het startsein voor een moeilijke periode. Jelle Brouwers mag zich dan wel van geen kwaad bewust zijn, daar denkt de rest van Nederland toch anders over. Hij heeft de bezetter geholpen, heeft daardoor zijn eigen land geschaad en zal daarvoor gestraft worden. En het gezin moet zichzelf maar zien te redden. Gre Brouwers gaat een zware tijd tegemoet. Ze verliest haar woning. Ook haar inboedel wordt haar afgenomen. Pas veel later krijgt ze via het Beheersinstituut een bedrag van 700 gulden om nieuwe spullen te kopen. Ze probeert eerst een tijd met een lotgenote samen een kamer te huren en om de beurt te werken en op elkaars kinderen te passen. Maar lang duurt dat niet: de moeder van Gre ontfermt zich over haar en haar kinderen en vindt dat ze bij haar, in het Oost-Groningse Ter Apel, moet komen inwonen. Gre aarzelt: ze wil in de buurt van haar man blijven en heeft bovendien, als verdachte van collaboratie, de plicht zich dagelijks te komen melden. Maar haar moeder overreedt haar, ze vestigt zich in Ter Apel. Leven op kosten van haar ouders, daar heeft Gre het moeilijk mee. Ze helpt wel in de zaak, maar ze is toch vooral met haar kinderen bezig en met de vraag hoe Jelle het maakt.
De communicatie tussen de echtelieden verloopt moeizaam. Jelle wordt van het ene naar het andere kamp gebracht, de enorme toevloed van zaken voor de Bijzondere Rechtspleging maakt dat het allemaal erg langzaam gaat. Hij zit een tijd in een school in Leeuwarden, in een kamp in Harlingen, gaat vandaar naar Ericadorp bij het vliegveld Leeuwarden en naar Sondel, in Gaasterland. Steeds probeert Gre hem op te zoeken, maar vervoersproblemen en strenge bewaking maken dat niet eenvoudig. Wel is er sprake van correspondentie. Op allerlei soorten papiertjes gekrabbelde mededelingen, vaak in de was meegesmokkeld, schrijven ze elkaar. Alles hebben ze bewaard, en de totale briefwisseling maakt een tamelijk troosteloze indruk.
Wat in de brieven overheerst is het onbegrip. Allebei snappen ze totaal niets van wat er in Nederland aan de hand is en waarom zij moeten boeten. Jelle vraagt in alle briefjes om van alles. Lucifers, sigaretten, vloeitjes, eten, boter, sokken, kaas, zakdoeken. Gre klaagt over de manier waarop ze behandeld wordt, over het kwijtraken van de meubels, over het gedrag van de andere mensen. Ze schrijft brieven aan instanties, aan Prins Bernhard. Ze klaagt over Jelles familie, over de kinderen die niet met andere kinderen mogen spelen. "Lieve pappie, het leven is een hel gelijk," schrijft ze op 23 oktober 1945.
Een keer is Gre met twee kinderen naar Sondel gereisd. Daar zit Jelle het langst. Het is een soort bunkerpark, waar de Duitsers in de oorlog een luisterpost hadden gevestigd, die radioverkeer moest opvangen. De bunkers zijn zo degelijk dat ze na de oorlog nooit gesloopt zijn, het is decennia een vakantiepark geweest waar school- en voetbalkampen werden gehouden, in de tijd dat die nog met een vochtige bunker toe konden. Als Gre in 2001 terugkeert naar Sondel is ze geschokt door de omstandigheden waarin haar man destijds moet hebben geleefd. Hij moest daar stenen bikken, weet ze uit zijn brieven van destijds. Het eten was er niet eens zo slecht. In een brief van 13 januari 1946 staat: "'s Morgens en 's avonds vier sneden wittebrood met theesurrogaat. 's Zondagsavonds jam op het brood. Elke middag rats, vrijwel vetloos. Hiervan kun je echter zoveel krijgen als je wilt. De kost is dus erg eentonig, doch hongerlijden hoeven we niet. Voor een paar nachten droomde ik dat jij met de auto voor de poort stond om mij op te halen. Je had Rietje en Anneke bij je. Ja, dromen zijn bedrog, hè."
In cassatie
De schaduw van het verleden
Na Sondel volgen nog twee andere kampen, Sellingerbeetse en Westerbork, waar tijdens de oorlog de Nederlandse joden wachtten op hun vertrek naar de vernietigingskampen. Jelle Brouwers moet daar het restant van zijn straf uitzitten: drie jaar wegens steun aan de vijand. Hij gaat in cassatie waar hij zichzelf verdedigt, in plaats van de advocaat die er volgens hem met de pet naar gooit. Hij komt op 12 december 1946 opnieuw voor, en krijgt er een jaar af. Twee jaar internering, in april 1947 zal hij worden vrijgelaten.
Hij verliest zijn kiesrecht en mag geen onderwijzer meer zijn. Hij doet er alles aan om zijn gezin weer te onderhouden. Jelle Brouwers, de hoofdonderwijzer die adjunct-directeur Winterhulp Friesland werd, gaat eind jaren veertig met verfkwasten langs de deur. Hij krijgt ook nog een baan in Brabant, bij een joodse werkgever. Hij verzwijgt zijn NSB-verleden bij zijn aantreden, maar dat komt zijn baas toch te weten, via-via. Hij moet zich verantwoorden, en bekent dat hij gelogen heeft uit nood. Zijn baas houdt hem in dienst.
Langzamerhand herstelt het gezin zich weer, maar de schaduw van het verleden gaat nooit meer weg. De kinderen groeien op in angst voor negatieve reacties. Bevrijdingsdag is en blijft de zwaarste dag van het jaar. Gre en Jelle blijven doortrokken van verontwaardiging, van onbegrip en van wrok. Hun gelukkigste jaren hebben ze na Jelles pensionering, als ze zich voor lange tijd in Spanje vestigen.
Inmiddels is Jelle 23 jaar dood. In het bejaardenhuis waar Gre woont weet niemand van haar verleden. Er zijn nogal wat onderwerpen waar ze niet over meepraat. Ze heeft inmiddels besloten dat aan het zwijgen maar eens een eind moet komen. Ook al komt haar dat op vervelende reacties en minachtende blikken te staan. Ze is, 85 jaar oud, aan bevrijding toe.
Redactie: Hendrina Praamsma
Tekst: Ad van Liempt
VOOR HULP KUNT U TERECHT BIJ:
STICHTING WERKGROEP HERKENNING
Telefonische Hulplijn:
Tel: +31 (0)6 330 57 003
http://www.werkgroepherkenning.nl/
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: