Varkensgek
In 1961 begon Gerrit van Putten aan wat zijn levenstaak zou worden: het bestuderen van het gedrag van landbouwdieren. Zijn collega-biologen verklaarden hem voor gek. Biologen en gedragsonderzoekers hielden zich bezig met de koolmees, of de krokodil. Vooral omdat, zoals zijn collega’s stelden: gedomesticeerde dieren staan “te ver van de natuur, dat zijn bijna geen beesten meer”. Deze beschrijving komt overigens opmerkelijk overeen met de manier waarop men in de intensieve veehouderij tegen dieren aankijkt: “Geen dieren, maar productie-eenheden.”
Hoe beter Van Putten koeien, kippen en varkens leerde kennen, hoe interessanter hij ze vond. Van varkens weet hij echt alles. Hij “verstaat” ze zelfs. Dat bleek tijdens de opnamen die we voor Andere Tijden maakten bij de biologische varkensboer Van Schaijk in het Gelderse Altforst. De dialoog die zich daar in dat weitje ontspon tussen varkenshouder en varkenskenner, leerde de televisieploeg met andere ogen naar deze beesten te kijken: “Varkens zijn minstens zo intelligent als honden.” en “Deze biggen waren binnen twee weken zindelijk.”
Lekker Dier
In 1972 opende het Ministerie van Landbouw de Flevohof, een modelboerderij waar de laatste snufjes op het gebied van de intensieve veehouderij aan het volk getoond zouden worden. Een aantal bezoekers schrok zó van wat daar te zien was, dat ze uit pure verontwaardiging de actiegroep Lekker Dier oprichtten. Eén van de eerste bestuursleden was Wim de Kok. “Ik had me als jongen van zestien al afgevraagd waarom we varkens wél opeten en katten niet,” zegt hij ter verklaring. Wim de Kok groeide op tussen de boeren in een dorp in de Alblasserwaard. Zo'n dorp waar je zondags niet mag fietsen en waar “de stad” ver weg is. Hij werd de eerste dorpsvegetariër en haalde zich daarmee veel onbegrip op de hals. Zijn moeder maakt tot op de dag van vandaag “draadjesvlees” voor hem en vindt het maar bar “ongezellig” als De Kok daar niet van mee eet.
Van staartbijten tot oorknabbelen
In opdracht van het Ministerie van Landbouw kreeg Van Putten opdracht het gedrag van varkens te onderzoeken in de zich ontwikkelende intensieve veehouderij. Drie jaar lang bracht hij dagen en nachten tussen de varkens door. Tussen biggende zeugen. Tussen zogende biggen. Tussen dekberen in de stal. Tussen mestvarkens op transport.
Hij kwam met verontrustende berichten. Zet te veel varkens in een te kleine ruimte, in een betonnen omgeving en de dieren ontwikkelen zich tot kannibalen: ze vreten elkaar aan met alle abcessen, ontstekingen en kreupelheid van dien. Van Putten weerspreekt dat dat uit agressie voort zou komen: “Dan zouden het staartbijten, het oorknabbelen en het pootzuigen door de sterkste en oudste beginnen. En dat is niet zo. Het zijn juist de jonge biggen die ermee beginnen en het is puur uit verveling. Geef varkens de ruimte, zet ze op stro en geef ze een uitloop naar buiten en het kannibalisme stopt.”
Het rapport over staartbijten dat Van Putten in 1972 publiceerde, werd niet warm ontvangen. Het botste met het vooruitgangsgeloof dat heerste in landbouwkringen. Het kwam het ministerie niet uit, het kwam het Productschap niet uit, het kwam de veevoeder-industrie niet uit en het kwam de Rabobank niet uit. Voor kleine boeren was er op bijvoorbeeld de schrale Brabantse grond geen droog brood te verdienen. De intensieve, niet grondgebonden, veehouderij werd door hen als een uitkomst gezien.
Afgeknipte thermometers
Maar Van Putten ging door. Hij hield waar mogelijk voordrachten voor boeren, stond de pers te woord en schreef artikelen in vakbladen. “De staart is een thermometer van het welzijn van varkens,” zegt Van Putten. “De temperatuur liep te hoog op, dus gooide men de thermometer het raam uit en begon met het afknippen van staarten.” Uiteindelijk liet toenmalig minister van landbouw Lardinois, bij monde van secretaris-generaal Van Zetten, aan Van Putten weten dat hij zijn mond diende te houden over de kwalijke gevolgen die hij geconstateerd had in de intensieve veehouderij. Dat was de eerste keer dat de bioloog een spreekverbod kreeg.
Dorpsvegetariër Wim de Kok had inmiddels geestverwanten gevonden in actiegroep Lekker Dier: “Lekker Dier probeerde op alle mogelijke ludieke manieren de aandacht te vestigen op de misstanden in de bio-industrie, maar we opereerden altijd binnen de wet. We lazen alles, bezochten congressen, hadden contact met buitenlandse zusterorganisaties. We waren goed op de hoogte.” Het was de tijd dat een boek nog invloed had. “The animal Machine” van Ruth Harrison maakte diepe indruk op Wim de Kok en de zijnen.
De ommekeer in het denken over de bio-industrie werd volgens De Kok in Nederland teweeg gebracht door de bezetting van Spelderwolt, een pluimvee-onderzoeksinstituut in Beekbergen, in 1979. “We huurden een busje, reden er met een man of tien naar toe. Liepen naar binnen. Deelden de mensen die er aan het werk waren mee dat het instituut bezet was en dat ze binnen vijf minuten vertrokken dienden te zijn. Iedereen vertrok. We timmerden de deuren van binnen uit dicht en zijn er de drie Kerstdagen blijven zitten. Heel simpel allemaal. Het verliep ook allemaal rustig. We zijn weer vertrokken na de toezegging dat het ministerie naar ons zou luisteren.” Van de bezetting resteren nog wat artikelen uit de Apeldoornsche Krant. De landelijke pers werd niet gehaald. Er zijn evenmin televisiebeelden van te vinden. Maar voor het ministerie van Landbouw – dat niets gewend was – kwam de bezettingsactie als een enorme schok.
In deze aflevering van Andere Tijden was jammer genoeg geen ruimte om beelden op te nemen van het onderzoek dat indertijd op Spelderwolt verricht werd door een geestverwant van Van Putten en De Kok, de bioloog Brantas. Helaas, want de zwart-wit reportage is erg vermakelijk. Brantas zit in een glazen kooi, temidden van duizenden kippen, gebogen over een enorme bandrecorder. Hij spreekt in wat hij waarneemt: “Kip wordt gepikt. Kip wordt weer gepikt. Kip wordt gepikt. Die maakt het niet lang meer...” De zin van dit gedragsonderzoek naar kippen wordt in ieder geval uit dit filmpje niet helemaal duidelijk.
Radicalisering
Het spreekverbod dat aan etholoog Gerrit van Putten werd opgelegd, leidde ertoe dat hij “een tijdje over andere dingen sprak”. En dat hij “tersluiks” in de avonduren telefonisch contact had met de actievoerders van Lekker Dier om hen te informeren. Of dat hij mensen van Lekker Dier ontmoette ergens in een stationsrestauratie. De directeur van zijn instituut mocht daar niets van weten, want die was verantwoording verschuldigd aan de minister.
Een aantal leden van Lekker Dier werd moe van het actievoeren en koos voor radicalere wegen. Ze vormden het Dierenbevrijdingsfront, dat bij nacht en ontij dieren uit hun kooien bevrijdde. Het resterende groepje dat Lekker Dier vormde, legde enkele jaren later het hoofd in de schoot. Maar Wim de Kok en enkele anderen hernamen de strijd en richtten Wakker Dier op.
In 1989 kreeg Van Putten opnieuw een spreekverbod opgelegd, nu door minister Braks. De bioloog mocht zijn bezwaren tegen de manier waarop varkens gehuisvest werden in smalle kooien, waarin ze “één stap vooruit en één stap achteruit” doen, niet naar buiten brengen. Dat de varkens daardoor “neurotisch gedrag vertonen, op de stangen van hun kooien bijten tot het schuim hen om de bek staat, zich onophoudelijk langs de stangen schuren in een wanhopige poging om contact te zoeken met soortgenoten, de minister - en met hem de agrarische sector - wil het niet horen”.
Inderdaad, als je de archieffilms over de bio-industrie uit die jaren ziet en je vergelijkt die dieren met de veertig zeugen en één beer die nieuwsgierig knorrend in het gras om Van Putten en de varkenshouder heen scharrelen, dan zie je een wereld van verschil.
Reportage: Carla Tromp
Research: Yfke Nijland en Carla Tromp
Camera: Cees Samson
Geluid: Menno Euwe
Literatuur
-Ruth Harrison, Animal machines. (London 1964)
-Diverse rapporten van Natuur & Milieu
Bronnen
ARCHIEFMATERIAAL
“Het is maar een dier” (AVRO, 1975)
“Hier en Nu” (NCRV, 1975)
“Sprekershoek” (NOS, 1982)
“Een dag op het land in de Flevohof” (Polygoon, 1971)
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: