In de nacht van 30 april op 1 mei 1954 rijden ze met z’n drieën in een auto van Amsterdam naar de Duitse grens. Op elk verkeersbord dat ze tegenkomen, op elke in het oog springende plek en op tientallen Duitse auto’s, plakken ze pamfletten met de tekst ‘Deutsche nicht erwünscht’. De gehele route van de hoofdstad, via Amersfoort en Arnhem naar de Duitse grens plakken schrijfster Mies Bouhuys, dichter Ed. Hoornik en uitgever Fred von Eugen vol.
Mies Bouhuys: ‘Het was prachtig weer, met alle bomen in bloei, en dan reed je door zo’n doodstille ochtend waar je van onze kant af geen auto tegenkwam, maar zo gauw het licht werd, kwamen die stromen Duitse Volkswagens, die Kevers, het land binnen. En wij plakten waar we maar konden, ‘Deutsche nicht erwünscht’, in hetzelfde lettertype als die plakkaten uit de oorlog met ‘Juden nicht erwünscht’.’
Onderweg krijgen ze soms positieve reacties, zoals van die boer die zijn duimen opsteekt en hen met zijn pet blijft nawuiven, maar ook negatieve: ‘Woedende Duitsers, die probeerden hun auto dwars op de weg te gooien en anderen die ons met gebalde vuisten stonden na te zwaaien.’
Diezelfde nacht plakt een groep geestverwanten affiches in Amsterdam. Ze hangen door de hele stad, er is zelfs sprake van een volgeplakte stadsschouwburg. Volgens Bouhuys waren de gemeentewerkers die ochtend een uur vroeger opgeroepen om de honderden plakkaten van alle cafés, theaters en verkeersborden te verwijderen. Ze waren daarmee nog bezig toen het drietal weer in Amsterdam arriveerde.
Tegen een aantal van de actievoerders maakt de politie proces-verbaal op wegens het illegaal plakken. Ze horen er nooit meer iets van; volgens Bouhuys is de zaak geseponeerd op last van premier Drees, die schrok van het aantal verzetsmensen dat erbij betrokken was.
Internationale aandacht
In de Nederlandse pers wordt de actie breed uitgemeten. De Haagsche Courant spreekt van een ‘begrijpelijke, maar afkeurenswaardige demonstratie’. Bij een bezoek aan Nederland in de periode van dodenherdenkingen, zou het de Duitsers sieren, ‘indien zij in nog sterkere mate dan anders de bescheidenheid aan de dag legden, die een tourist in het buitenland altijd past.’ Ook internationaal trekt de actie aandacht. De Standaard (‘Averechtse toeristische propaganda’), Le Monde (‘Wij willen geen Duitsers’) en de Frankfurter Allgemeine maken melding van de anti-Duitse propaganda. De laatste krant bericht dat de invloed op de reisbranche al meteen is te merken: ‘Het aantal aanmeldingen voor excursies door de Nederlandse tulpenvelden is sterk teruggelopen.’
In de eerste helft van de jaren vijftig stijgt het aantal Oosterburen dat een korte vakantie doorbrengt in Nederland snel. Tien jaar na de oorlog beschikken steeds meer Duitsers over geld voor een bezoek aan de bollenvelden en de Noordzee, of voor een dagreisje net over de grens, om goedkope boter en chocolade te kopen.
In 1954 is er met Pasen al topdrukte genoteerd. In het weekeinde van 1 mei, twee weken later, worden mede door de late bloei van de bollen dat jaar alle records gebroken. De Nieuwe Rotterdamse Courant rept over 45.000 Duitsers die alleen al op zondag via Elten naar Nederland waren gereisd. Vóór 12 uur passeerden al 250 autobussen de grensovergang, telde de krant.
Met het toenemende aantal toeristen stijgt echter ook de wederzijdse irritatie. Na de plakactie publiceren kranten in beide landen over wangedrag. Zo is er het verhaal van de voormalige Ortskommandant die bij een huis aanbelt en de bewoner vraagt of hij zijn familie zijn vroegere huis mag laten zien. Er zijn berichten over Duitsers die op straat het Horst-Wessellied zingen. Bouhuys ergerde zich aan Duitsers die uitgebreid stonden te wijzen bij het vroegere hoofdkwartier van de SS in Amsterdam.
De Süddeutsche Zeitung drukt een prent af, vergelijkbaar met een eerder in De Groene verschenen tekening, van twee Duitsers, één met helm en één met hoed, met als onderschrift: ‘Oude Kameraden van de Wehrmacht. Waar gaat u heen op vakantie? Natuurlijk naar Holland, waar het goed en goedkoop eten is en waar van alles te halen is, net als in de oorlog!’
De anti-Duitse propaganda heeft effect: een jaar later raadt het Duitse verbond van reisbureaus haar leden af gedurende de eerste week van mei groepsreizen naar Nederland te organiseren. Ook verspreidt het circulaires, waarin de individueel naar ons land reizende Duitser wordt aangeraden uiterste discretie te betrachten.
Devaluatie van de Nationale Feestdag
Aanleiding voor Mies Bouhuys c.s. om Amsterdam en de doorgaande weg naar Duitsland vol te plakken, is niet alleen anti-Duits sentiment, maar ook de status van Bevrijdingsdag. In 1953 besluit de regering de viering van Bevrijdingsdag en Koninginnedag voortaan te laten samenvallen. Ze honoreert daarmee een advies van de Stichting van de Arbeid, het overlegorgaan van werkgevers en vakbonden.
Het bestuur van de stichting is namelijk van mening, dat waar de dodenherdenking op 4 mei nog wel in een behoefte voorziet, Bevrijdingsdag ‘bij de bevolking slechts weinig leeft’. Daarom is het denkbeeld ontstaan ‘in plaats van aan de Nationale Feestdag, voortaan meer accent te geven aan de viering van de geboortedag van de Koningin, welke dag ongetwijfeld een nationaal karakter draagt en die algemeen in den lande op feestelijke wijze door de bevolking wordt gevierd.’ Bevrijdingsdag zal dan wel een nationale feestdag blijven, maar de festiviteiten die hiermee verband houden, zullen vanaf 1953 plaats moeten vinden op Koninginnedag.
Drees voelt daar wel voor. De werknemer zal dan een halve dag betaald vrij krijgen. ‘Daartegenover zou het vrijaf geven op de Nationale Feestdag (of op plaatselijke bevrijdingsdagen) voortaan ten laste van de zgn. snipper-vacantiedagen komen’, zo schrijft het bestuur op 26 januari 1953 aan Drees. Drees gebruikt deze snipperdagformule in de kamer als er vragen volgen over de Nationale Feestdag: ‘Men heeft de mogelijkheid van het brengen van het offer van een snipperdag, die men ook op andere wijze zou kunnen besteden. Men heeft de mogelijkheid zijn gevoelens hiermede te uiten.’
Eind 1953 adviseert de stichting het jaar erop een hele dag vrij te geven op Koninginnedag. Wie behoefte heeft aan viering van Bevrijdingsdag, dient op 5 mei weer een snipperdag op te nemen. Op verzoek van de minister-president houdt de stichting dit advies, in afwachting van het nog te voeren debat in de Tweede Kamer, nog even stil. Ook al moppert de secretaris van de stichting wel tegen de staatssecretaris van Sociale Zaken, dat het in het belang van de Oranjecomités is het standpunt zo snel mogelijk bekend te maken.
Dit weinig ruimhartige gehakketak over 5 mei leidt in het land tot hevige irritatie. Negen letterkundige uitgeverijen bundelen de krachten in “Nationale Snipperdag”. In deze gezamenlijke uitgave uit april 1954 protesteert een groot aantal schrijvers en dichters tegen de ‘disqualificatie van onze nationale Bevrijdingsdag, de vijfde mei.’
Geen wraak
En zo worden er in de ochtend van de eerste mei - in Duitsland een nationale feestdag - affiches geplakt. Het is de laatste keer dat de groep verzetsschrijvers gezamenlijk in actie komt. Het anticommunisme drijft ook in deze kring kameraden uitelkaar. Mies Bouhuys, in haar boek “Het is maar tien uur sporen naar Berlijn”:
‘Geen redeloze wraakgedachte bezielt de schrijvers rond De Bezige Bij en de journalisten die tot de illegale Parool-groep hebben behoord. Het gaat om het ‘niet vergeten’, een gebaar naar de doden, die we (…) herdenken en een uitgestoken hand naar de duizenden die het hebben overleefd en nog elke dag in het ravijn staren dat in hun wereld geslagen is.’
Mies Bouhuys nu: ‘Het was niet zozeer tegen die Duitsers gericht, maar het was vooral dat wij beperkt werden in het herdenken van al die mensen om ons heen. Daar kwam dat gesjoemel met Bevrijdingsdag bij en dat maakte dat je dacht: “We moeten laten blijken, dat we dit niet nemen.” Laten zien dat wij onze dag willen hebben en niet op de dodenherdenking de bussen Duitsers met bloemen erop voorbij zien rijden, dàt was het motief.’
Reportage: Har Tortike
Research en tekst: Rob Bruins Slot
Bronnen
ARCHIEFMATERIAAL
Bij het onderzoek voor deze reportage is gebruik gemaakt van een groot aantal artikelen uit verschillende kranten, die zijn verschenen in de weken rond Koninginnedag 1954. De Haagsche Courant, de NRC, het Parool en De Groene Amsterdammer zijn er een aantal van. Van de buitenlandse kranten zijn de Frankfurter Allgemeine en de Süddeutsche Zeitung het vermelden waard.
Verder zijn de archieven van de Stichting van de Arbeid en het persoonlijk archief van oud-premier dr. W. Drees geraadpleegd.
Daarnaast bevindt zich bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) een aantal mappen over de verhoudingen tussen Nederland en Duitsland.
Literatuur
-Mies Bouhuys, Het is maar tien uur sporen naar Berlijn. Mies Bouhuys over Ed. Hoornik. Met een keuze uit zijn werk (Amsterdam 1985).
-Het Boek van Nu e.a., Nationale Snipperdag, (Amsterdam 1954).
-Julika Vermolen, 'De vierde en de vijfde mei: Herinnering aan en herdenking van de Tweede Wereldoorlog', in: Oorlogsdocumentatie '40-'45, Zesde jaarboek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (Amsterdam)
-J. van Tijn en Max van Weezel, 'Het taaie verzet van achttien kabinetten tegen een vrije dag op 5 mei', Vrij Nederland 3 mei 1985
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: