Reconstructie van een catastrofe
Zondag 27 april. De eerste radioactiviteit wordt buiten Rusland gemeten. In Tsjernobyl loopt een lange dag van strijd tegen de brandende kernreactor ten einde en nog niemand buiten Rusland is gewaarschuwd. Totaal onverwacht slaan echter in het noorden van Europa opeens de radioactiviteitmeters op verschillende plaatsen uit. In Zweden en Finland wordt verhoogde radioactiviteit gemeten.
Toenmalig staatssecretaris van Volksgezondheid J. van der Reijden kan daar nu nog over mijmeren: “Ik stel me zo voor dat er dan op zo’n waarnemingsstation een Fin zit die aardig wat drank bij zich heeft omdat hij zo eenzaam is en die dan ineens denkt, hè, wat komt daar nou op mijn scherm voorbij. En die dan eerst een tijdje wacht omdat hij niet gelooft wat hij ziet en dan begint te bellen met Helsinki om te zeggen, ik heb nou toch iets vreemds op mijn scherm.” Of de realiteit werkelijk zo romantisch is, vertelt de geschiedenis niet.
In Zweden wordt direct gedacht aan een lek in een eigen kerncentrale of aan een lek in één van de kernonderzeeërs. Binnenskamers wordt alarm geslagen en een groot onderzoek gestart. Men kan echter niets vinden. De rest van Europa wordt door Zweden niet via de internationale waarschuwingssystemen op de hoogte gebracht. De pers krijgt echter lucht van het onraad en brengt de eerste onduidelijke berichten naar buiten. Ook het ANP vermeldt in zijn bulletin toegenomen waardes, maar vertelt er niet bij waar de toename vandaan komt. Men weet het niet, zoals niemand het op dat moment weet.
Pas aan het eind van die middag maakt het ANP gewag van het Zweedse vermoeden van een ongeluk in een Russische kerncentrale. Wat men dan nog niet weet, is dat radioactieve wolken uit Tsjernobyl zich via de lucht verspreiden over duizenden kilometers en dus over grote delen van Europa.
Verder blijft het die dag stil. Zich van geen kwaad bewust, verricht het Rijksinstituut voor Milieuhygiëne (RIVM) de dagelijkse, routinematige metingen, maar treft niets onrustbarends aan.
Maandag 28 april. Schaarse berichten uit Tsjernobyl bereiken de Nederlandse media. Voorzichtig wordt gesproken van vrijgekomen radioactiviteit, maar van officiële Russische zijde komt vooralsnog geen informatie. Hoofdinspecteur milieuhygiëne Marius Enthoven: “Rusland was nog maar net bezig met de perestrojka en glasnost. Veel openheid was er nog niet en de Russen waren ook niet aangesloten bij het Internationaal Atoomagentschap, dus hadden zich niet verplicht tot openbaarheid.” West-Europa en ook Nederland blijven derhalve dagen lang onwetend van de ramp, die zoals later zal blijken, de grootste kernramp uit de geschiedenis is.
Dinsdag 29 april: geen rampenplan
‘s Morgens vroeg meldt de KLM zich bij het RIVM. Ze willen weten of passagiers en bemanning van vliegtuigen die op Rusland vliegen gevaar lopen en wat ze eraan moeten doen. Het RIVM kan ze niet helpen en verwijst ze door naar het KNMI. Het KNMI, wakker geschud door de verontrusting bij de KLM, bestudeert de grafieken en concludeert dat ook Nederland te maken kan krijgen met luchtstromingen uit de richting van Tsjernobyl.
Die ochtend vindt op het ministerie van Milieubeheer de jaarlijkse ‘lintjesregen’ plaats. Winsemius deelt onderscheidingen uit, maar in de wandelgangen spreekt men over niets anders dan Tsjernobyl. Tussen de middag heeft Winsemius een werklunch met topambtenaren. Er staat van alles op de agenda maar Tsjernobyl nog niet. Winsemius: “Midden in de vergadering heb ik gezegd: “Jongens, het spijt me, maar ik hoor niet meer wat jullie zeggen. Ik heb het gevoel dat er iets groters aan de hand is.” Er was alleen nog maar vaag nieuws dat er in Kiev wat aan de hand was. En dat het iets groots moest zijn, want anders meet je geen radioactiviteit in Zweden. Inzichten over radioactiviteit op zo’n grote afstand hadden we niet. We hadden in Nederland alleen een rampenplan voor een straal van 5 tot 15 kilometer rond de kerncentrales van Borssele en Dodewaard.”
Enthoven bevestigt dit: “We hadden d’r helemaal nooit rekening mee gehouden dat een dergelijke kernramp op zo’n 2000 kilometer afstand een besmetting zou kunnen veroorzaken voor Nederland. Dat dat zou kunnen, daar hadden we nooit bij stilgestaan.”
Echt alarm wordt er voorlopig nog niet geslagen. Het idee blijft bestaan dat de brandende kernreactor ver weg is en dat de meetresultaten van de Zweden niet per se gelden voor Nederland. Maar de onrust in het land neemt toe. GG & GD-artsen vragen om jodiumtabletten. Winsemius belt minister-president Lubbers -op dat moment ook voorzitter van de Europese Ministerraad- en raadt hem aan de Russen hulp aan te bieden.
Diezelfde avond is er topoverleg in het Torentje. Ook staatssecretaris van Volksgezondheid van der Reijden is opgetrommeld. Het overleg leidt tot twee besluiten: allereerst wordt een coördinatiegroep geformeerd; ‘crisisteam’ mag het niet heten, want dat is te bedreigend. En het debat in de Tweede Kamer over de bouw van nieuwe kerncentrales, dat voor maandag op de agenda staat, wordt uitgesteld. Winsemius: “ Zo vlak voor de verkiezingen (van 21 mei) was dit een te gevoelig onderwerp. Dat moesten we kwijt.”
De bewindslieden stellen die avond drie prioriteiten op. Het is van belang om:
1. De stralingsdoses voor de bevolking laag te houden
2. Onrust en paniek onder de bevolking te voorkomen
3. De invoer van besmette personen en goederen uit het getroffen gebied strikt te controleren.
Later op de avond meldt de nieuwslezer van de Russische staatstelevisie voor het eerst dat er zich een ramp voltrekt in Tsjernobyl. Met man en macht wordt geprobeerd de brand in de centrale te blussen en bijna 150.000 mensen moeten uit een groot gebied rond de centrale evacueren. Op het ministerie nemen de activiteiten toe. Het KNMI doet intern de voorspelling dat in het weekend de radioactieve wolken Nederland zullen bereiken. Het RIVM intensiveert zijn metingen, maar worstelt met het aantal meetpunten. Men kan slechts over tien meetpunten beschikken en deze zijn ook niet evenredig over het land verspreid. Gegevens over wat zich in de hogere luchtlagen afspeelt, heeft men al helemaal niet. Het RIVM beschikt niet over een vliegtuig dat die metingen kan doen. Het ministerie schakelt daarom razendsnel een particulier bedrijf in dat wel dergelijke apparatuur in zijn bezit heeft.
Tegen middernacht, terwijl de traditionele Koninginnedagvrijmarkten al in volle gang zijn, schrijft de voorlichter van Milieubeheer het eerste persbericht. Het is een geruststellend bericht, waarin staat dat het RIVM meer dan normaal metingen verricht, maar dat nog geen radioactiviteit is geconstateerd.
Woensdag 30 april: carte blanche.
Terwijl Nederland feest viert, krijgen ambtenaren van diverse ministeries te horen dat ze hun vrije dagen wel kunnen vergeten. Ze worden opgeroepen om naar het coördinatiecentrum te komen. In Leidschendam wordt het net leeggeruimde ministerie van volksgezondheid ingericht als crisiscentrum. Ambtenaar Enthoven wordt aangesteld als de grote coördinator. Hij krijgt carte blanche van Winsemius die hem op het hart drukt: “Ik dek al je besluiten. Je kunt niet wachten op ons, want wij zullen veel in het land zijn vanwege de komende verkiezingen.”
Al gauw blijkt dat het verkrijgen van nadere informatie over de vrijgekomen radioactiviteit en de verplaatsing van de besmette wolken zeer moeizaam verloopt. De internationale communicatie werkt niet. Het RIVM en het KNMI hebben met het ministerie afgesproken geen informatie naar buiten te brengen, teneinde paniek te voorkomen. Het onafhankelijke Kernfysisch Versneller Instituut in Groningen ziet echter een andere taak voor zichzelf weggelegd. Met geïmproviseerde middelen doen zij eigen metingen en brengen de gegevens direct naar buiten. R. de Meijer: “Ik had geleerd dat je de overheid nooit moet vertrouwen en ben van mening dat iedereen recht heeft op alle beschikbare informatie. Met die opstelling waren ze niet blij in Den Haag.”
Het KNMI scherpt zijn analyses aan en meldt, wederom niet in het openbaar, dat er niet alleen radioactieve wolken te verwachten zijn op zaterdag en zondag, maar dat daaruit mogelijk ook radioactieve meerslag zal vallen.
Het Russische journaal laat die dag de eerste foto zien van een totaal verwoeste kernreactor.
Om vijf uur komt de coördinatiegroep voor het eerst bijeen. Enthoven heeft in de tussentijd rampenscenario’s gezocht, maar niet gevonden. Hij stelt ze daarom zelf maar op:
Scenario 1: De wolk waait over: geen maatregelen maar wel voorzorgsmaatregelen.
Scenario 2: De bevolking wordt indirect bedreigd met besmetting: koeien moeten op stal om besmetting via melk te voorkomen. Groenten moeten wellicht uit de handel gehaald worden.
Scenario 3: De bevolking wordt direct bedreigd door blootstelling aan radioactieve neerslag: jodiumtabletten uitdelen en mensen binnenhouden.
Uit de notulen van de vergadering blijkt ergernis bij Winsemius over het feit dat de pers beter geïnformeerd is dan de departementen. Maar zorgen zijn er vooral over de laatste cijfers uit Zweden: de metingen wijzen daar waardes aan van 100 tot 1000 maal zoveel radioactiviteit als normaal. Het KNMI wordt nogmaals gevraagd hoe nauwkeurig hun berichten zijn. Honderd procent zekerheid over mogelijke neerslag kunnen ze niet geven. Bij de behandeling van het derde scenario stuit men op een onverwachte tegenvaller. Er blijken niet genoeg jodiumtabletten te zijn. Uit de notulen: “In Nederland aanwezig: 100.000 tabletten voor ca. 200.000 baby’s.
De cruciale vraag is of overheid tabletten moet laten maken. De overleggroep vindt van wel.” Enthoven: “De aantallen aanwezige tabletten waren gebaseerd op de gedachte van een kleine lokale besmetting rond een kerncentrale.” Van der Reijden: “Koortsachtig overleg door heel Europa en de hele wereld, of we toch niet voldoende van die tabletten te pakken konden krijgen. Nou dat lukte niet zo vreselijk.”
De tabletten worden besteld, maar nooit uitgedeeld. Na een discussie komt men tot de conclusie dat de distributie erg ingewikkeld is, dat het paniek zaait en dat het weinig zinvol is. Omdat jodiumtabletten besmetting via de schildklier slechts kunnen voorkomen, als ze precies op het juiste moment worden ingenomen.
Donderdag 1 mei
De brand in de kernreactor is nog steeds niet geblust. Dat zal pas op 6 mei lukken. De radioactieve wolken blijven vrijkomen en zwerven rond door Europa. Van het noorden bewegen ze zich nu richting het zuiden en weer terug. In de nacht trekt er een wolk over het Ruhrgebied, maar tot grote verbazing van Winsemius melden de Duitsers niets. Een delegatie van de coördinatiegroep komt om half tien in de ochtend bijeen en constateert dat metingen in Nederland geen actie rechtvaardigen. Wel wordt steeds duidelijker dat we niet aan een regenbui ontkomen. Zondagavond 4 mei wordt de bui verwacht. Dan zal hoogstwaarschijnlijk het tweede scenario in werking moeten treden.
Aan het begin van de avond komen de betrokken ministers weer bijeen. Ondanks de niet aflatende stroom vragen aan apothekers, blijven ze erbij dat er geen jodiumtabletten zullen worden verstrekt. Iedereen vertrekt in de verwachting dat het voorlopig droog blijft en er geen reden is voor verstrekkende maatregelen.
Vrijdag 2 mei: de meters slaan uit.
‘s Ochtends vroeg controleert de Meijer van het Vernellersinstituut in Groningen zijn apparatuur. Hij constateert radioactiviteit. Het RIVM meet hetzelfde. Vooral in Brabant, bovendien twee dagen eerder dan het KNMI voorspelde. Het RIVM meldt de metingen keurig aan Den Haag, maar Groningen wacht niet af en belt het ANP: kort daarna is Nederland in rep en roer.
Tijdens het kabinetsberaad, rond de klok van half elf, wordt Winsemius gealarmeerd. Hij spoedt zich naar zijn ambtenaren voor nader overleg. Lubbers treedt in het openbaar met de boodschap dat niemand zich zorgen hoeft te maken. Winsemius: “Toen werd het pas een serieuze dreiging. Dat wij niet direct naar buiten kwamen met de gegevens, heeft te maken met onze verantwoordelijkheid. Ik moet zorgen dat ik bij een waarschuwing ook de oplossing kan geven.”
De coördinatiegroep is inmiddels bijeen en stelt volgens de notulen vast: “Verhoogde metingen geregistreerd. Wind uit Oosten. Het RIVM analysemodel kan niet worden gebruikt bij gebrek aan gegevens. Toch moet er een prognose worden gesteld.” Niet lang daarna komen nieuwe gegevens. Uit de notulen: “Een meting van 34 becquerel per kubieke meter te Bilthoven. Normaal wordt 1 becquerel gemeten. Dit houdt in dat in een keer door de scenario’s 1 en 2 wordt doorgelopen naar scenario 3.”
De verwarring is compleet. Al eerder was gebleken dat onder de deskundigen geen eensluidende mening bestaat over welke radioactiviteitswaarden gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid. De coördinatiegroep kan dus niet refereren aan een vastgestelde norm. Deze moest ten tijde van de ramp nog vastgesteld worden.
Enthoven: “Er was geen kennis van bepaalde zaken. Ons uitgangspunt was dat we konden garanderen dat er alleen radioactief-vrij voedsel op de markt , ter bescherming van de bevolking, maar ook uit economisch belang.” Winsemius: “Je weet, radioactiviteit is heel raar. Je blijkt er nauwelijks iets van te weten. Nu bleek ineens dat radioactiviteit als het ware tegen hogere luchtlagen ketst en zo door Europa stuitte. En dat stond niet in de boekjes hoor. Van radioactieve wolken hadden we geen benul. En de deskundigen die er waren zaten nu overal verspreid in crisiscentra, zonder hun netwerken en zonder hun boeken en dan worden ze zenuwachtig. Griezelig hoor.”
Van der Reijden: “We hadden geen idee welke meetresultaten nou heel precies beslissend waren voor de ene of de andere maatregel. Er was een basiskennis, maar niet zodanig dat je je daar echt op kon baseren. Ik wist niet wat een becquerel was. Dat kregen we toen aangereikt, maar we hadden geen idee hoeveel becquerellen iets wel of juist niet mocht zijn. En dan krijg je die discussies in de Ministerraad over becquerellen, terwijl niemand weet waar het over gaat.”
Rond de klok van 1 uur wordt besloten niet scenario 3 maar scenario 2 in te laten gaan. Uit de notulen: “Panieksituatie moet ten alle tijde worden voorkomen. Daarom eerst bij voorgestelde algemene maatregelen terdege overwegen wat gevolgen zijn.” Enthoven: “We hadden niet meer dan een ruwe indicatiegrens, die we overigens zelf hadden gesteld, dus die moet je ook niet haarscherp nemen. We hebben een uur lang boven de grens gezeten en we zagen het niet oplopen.”
Om vier uur die middag geeft Winsemius een persconferentie. Winsemius: “Dat was een feest. Ik kom uit de kabinetsvergadering, rijdt met de auto naar de perszaal en hoor ik opeens dat er nieuwe eenheden zijn ingesteld. Ik wist niet meer wat er met de namen en de cijfers bedoeld werd. Ik ging die persconferentie in zonder enig benul van waar ik het precies over had. Gelukkig vroegen de journalisten niet door. Zulke dingen gebeurden steeds, je was steeds aan het experimenteren.”
De toon op de persconferentie is nog steeds sussend. Winsemius vertelt over de radioactiviteit die gemeten is, maar benadrukt dat er geen reden is tot grote zorg. Voorzichtig oppert hij dat er mogelijk een advies komt om de sla goed te wassen, of het vee van het land te halen. Die dag worden er echter nog geen maatregelen getroffen.
Zaterdag 3 mei: koeien op stal.
De deskundigen van het coördinatieteam komen om 12:00 uur bijeen. Metingen vanuit heel Nederland melden dat er verhoogde tot zeer ernstige verhoogde concentraties jodium in het gras worden aangetroffen. Ook in melk worden hogere concentraties gemeten. Voorspeld wordt dat door de te verwachten regenval de meetresultaten de komende dagen nog hoger zullen worden. Moeten de koeien op stal?
Duitsland heeft inmiddels al maatregelen afgekondigd bij metingen van meer dan 500 becquerel per liter melk. Over de hoogte van de norm in Nederland wordt op dat moment nog overlegd. Maar het is duidelijk dat de politiek niet langer kan blijven aarzelen. Uit de notulen: “Min. Pres. en bewindslieden dienen ja of nee uit te spreken.” Winsemius:” Ik zat bij een verkiezingsbijeenkomst van de VVD in Krasnapolsky en daar werd ik weggetoeterd. Om zes uur zou het gaan regenen en van koeien die besmet gras eten krijg je besmette kaas en besmette melk, werd me gezegd. Ik zeg: “Da’s niet best. Dus de koeien moeten van het land.” Ik ben direct naar Leidschendam gereden.”
De minister van Landbouw, G. Braks, is en blijft zoek. De beslissing wordt dan ook zonder zijn instemming genomen. De norm in Nederland wordt na uitgebreid overleg dezelfde als die in Duitsland. Op grond van de gemeten radioactiviteit in het gras en de berekeningen die gemaakt worden over wat een koe daarvan eet (en wat dat betekent voor de besmetting van de koe en dus van de melk) wordt besloten dat de melkkoeien op stal moeten. Enthoven: “Op papier is dat een eenvoudige maatregel, maar hoe zorg je dat vee dat net naar buiten was, weer binnen komt, en hebben de boeren nog genoeg wintervoer, en leven ze de maatregel wel na en zo niet, kunnen we die afdwingen? En het was een ernstig signaal, het was de eerste restrictieve maatregel en de mensen zouden merken, hé, wacht even, het is nu serieus, er is echt iets aan de hand. Dat gevolg moet je meerekenen.”
Nu, vijftien jaar later, bestaat er nog geen eensluidende mening over de achtergrond van het graasverbod.
H. Tankink, de toenmalig directeur-generaal van het ministerie van Landbouw: “De eerste invalshoek was volksgezondheid, dat had al die dagen voortdurend de prioriteit.” Winsemius: “Het was primair uit economische overwegingen. Het gaat om veel geld. Eventueel radioactieve melk verkoop je niet meer.”
Het graasverbod moet nog voor het donker bekend gemaakt worden aan de boeren. Maar hoe?
Enthoven: “Dat werd nog een hele discussie. We hebben het nog gehad over zendtijdvordering, maar dat stuitte op hevig verzet bij de omroepen.” Winsemius verzint een list. Hij is er nog steeds trots op: “We zaten elkaar aan te kijken. Het was al half vier. De radiobode erbij en daar zien we dat het programma Tineke uitzendt. Ik zeg: wordt dat veel bekeken? Om tien voor vier belden we de redactie en om vier uur zat ik in de uitzending.” Tankink: “Na afloop was er nogal wat over te doen dat hij zo’n ingrijpende maatregel in een dergelijk programma aankondigde, in een programma dat puur als entertainment bedoeld is.”
De boeren hielden zich over het algemeen keurig aan de maatregel en hielden hun koeien binnen. Volgens afspraak zou de politie streng optreden tegen overtreders. Aan het feit dat de politie machtsmiddelen achter de hand had, was wel het een en ander vooraf gegaan. Daarvoor was een speciale verordening nodig, die bovendien goedgekeurd moest worden door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit is immers het ministerie dat normaal leiding geeft aan de bestrijding van rampen. Deze keer had Binnenlandse Zaken echter vrijwel buitenspel gestaan.
Volgens enkele betrokkenen vooral omdat tussenkomst van BiZa meer zou schaden dan baten. Winsemius en van der Reijden hielden BiZa zorgvuldig buiten de deur. Topambtenaar Docters van Leeuwen was echter niet tegen te houden en af en toe bij een vergadering aanwezig. Hij vond de maatregel om de koeien op stal te zetten onzin en wilde daarom niet meewerken aan de politieverordening. Tankink: “Via een telefoontje aan de minister-president, die op dat moment in Japan was, is dat allemaal wel gelukt.”
Zondag 4 mei: bomvolle stranden.
Zondag komt het coördinatieteam weer bij elkaar. Als eerste wordt de weerprognose doorgenomen. De koeien staan op stal, maar hoe zit het eigenlijk met het gevaar voor de mensen?
Tankink: “Ik vond die zondag het allerspannendste moment van de hele periode. Het KNMI voorspelt dat het die dag heel veel en heel hard zal gaan regenen. Op dat ogenblik was het heel mooi weer en heel veel mensen waren op de stranden en in de bossen. Onze adviseurs zeiden: als we dat zo laten en die mensen blijven daar, dan hebben we op langere termijn het risico van hele grote gezondheidsrisico’s. Kanker ja. En daar werden ook sommetjes over gemaakt. Er ontstond discussie over de vraag of het niet mogelijk zou zijn om al die mensen rustig te vragen naar huis en naar binnen te gaan. De discussie die volgde was heel spannend. Je zit toch met de emotie dat we ons onbekende mensen mogelijk ernstige gezondheidsschade zouden hebben zien oplopen. Maar je wist ook zeker dat als je met een politiehelikopter boven het strand gaat hangen en omroept: mensen, wilt u vooral naar huis gaan, dat dat tot gigantische chaos leidt. Die chaos zou zo groot zijn, dat dat eigenlijk tot minstens zoveel ellende zou leiden als een mogelijk toekomstig probleem.”
De badgasten op de stranden blijven onwetend van dit soort ingewikkelde discussies in het coördinatiecentrum en zien nooit een helikopter. Besloten wordt om het risico van een enorme verkeerschaos te voorkomen en het risico van gezondheidsproblemen in de toekomst voor lief te nemen.
Tankink: “Het was steeds weer dansen op heel dun ijs’. Van der Reijden: “Daar praat je dan uren over. Het is niet zo dat je na 2 minuten zegt: oh, laat maar lekker liggen, joh. ... Het liep goed af.”
In dezelfde vergadering wordt bekend gemaakt dat de radioactieve straling de grond heeft bereikt. Een aantal zomergroenten worden geoogst en van Enthoven stelt voor het advies uit te brengen de groenten extra goed te wassen. Winsemius volgt zijn advies en maakt het wereldkundig.
Maandag 5 mei. Het coördinatieteam krijgt een verrassende mededeling van de wetenschappers. Na proeven is men er achter gekomen dat de radioactieve stof jodium niet verdwijnt van de sla en de spinazie, zelfs niet na goed wassen. Een nieuw probleem dient zich aan. Hoeveel radioactieve spinazie kan een mens eten zonder schadelijk effect? Niemand weet het. Er moeten weer nieuwe normen vastgesteld worden. Dat kost tijd en discussie. Het ministerie van landbouw stelt voor om het graasverbod op te heffen, aangezien de situatie voor de boeren kritiek dreigt te worden. Hun voorraden voer raken op. Winsemius weigert, hij zegt dit niet uit te kunnen leggen aan het publiek.
Dinsdag 6 mei: spinazie uit de handel.
Duitsland heeft inmiddels de grenzen gesloten voor Nederlandse groenten. De verontreiniging van met name spinazie is relatief hoog. Zowel jodium als cesium worden aangetroffen. Inblikken is vanwege het cesiumgehalte geen oplossing. Cesium werkt niet direct kankerverwekkend, maar wel op de langere termijn. De vergadering aarzelt over het nemen van maatregelen. Uiteindelijk wordt besloten de radioactieve spinazie uit de handel te nemen en te vernietigen.
Tankink:” Niemand wist dat spinazie zo raar reageert op radioactieve neerslag. In die periode eten mensen veel spinazie. En iedereen weet dat van een heleboel spinazieblaadjes na koken maar een klein hapje overblijft, dus de concentratie is hoog. Er is nog enige opschudding geweest over de peterselie waar ook radioactiviteit op gemeten was, maar wie eet er nou een kilo peterselie? Hetzelfde geldt voor sla en andere zomergroenten.”
De dagen daarna wordt nog intensief gemeten, maar worden geen redenen meer gevonden om nieuwe maatregelen te nemen. Op 7 mei mogen de koeien weer de wei in en 10 mei kan er weer spinazie gegeten worden.
Organisatiebureau Berenschot brengt kort na de ramp een rapport uit over de crisisbestrijding in Nederland en komt tot de conclusie dat er het een en ander mankeerde. Belangrijkste conclusies uit dit rapport zijn:
- Veel onrust onder het publiek had voorkomen kunnen worden door betere voorlichting. Gegevens moeten eerder en duidelijker vertaald worden voor leken en er moet gezorgd worden voor meer achtergrondinformatie en vergelijkingsmogelijkheden.
- De internationale samenwerking was gebrekkig. Nucleaire alarmregelingen bleken onvoldoende.
- Er was onvoldoende deskundigheid en daardoor onvoldoende inzicht in de werking van geringe doses radioactiviteit.
- Men beschikte over te weinig nauwkeurige apparatuur, waardoor metingen niet altijd betrouwbaar waren en zelfs ‘zorgwekkend’.
- Gemeenten en provincies werden nauwelijks geïnformeerd en wisten daardoor niet waar ze aan toe waren.
- Het vertrouwen van vakdepartementen als VROM en WVC in het ‘rampenbestrijdingsministerie’ van Binnenlandse Zaken was niet tot nauwelijks aanwezig.
Gevolgen op termijn
In Rusland overleden vrijwel direct na de ramp 31 mensen onder het personeel van de centrale en onder de brandweerlieden, als gevolg van brandwonden en zeer hoge stralingsdoses. Over het uiteindelijke aantal dodelijke slachtoffers bestaat onzekerheid. Russische wetenschappers noemen getallen van tussen de zeven- en tienduizend doden onder militairen en burgers die hebben geholpen bij de opruimingswerkzaamheden.
Internationale commissies taxeren het aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van opgelopen kanker op vijf- tot tienduizend over een periode van 70 jaar na het ongeval. Als gevolg van de ramp in Tsjernobyl zijn, voor zover men nu kan nagaan, in Nederland geen dodelijke slachtoffers gevallen. Deskundigen houden het er op dat er een te verwaarlozen besmetting in Nederland is geweest en dus ook een te verwaarlozen extra aantal kankergevallen. Maar ook hier geldt dat niets met zekerheid valt te zeggen. Zoals ook vaak is gezegd over de relatie tussen roken en kanker, wordt ook hier achteraf beweerd dat kanker vele oorzaken kent en dat de werkelijke oorzaak zelden boven tafel komt.
Nog steeds is niet met honderd procent zekerheid te zeggen hoe het toch kon dat een kernreactor zo oververhit raakte dat hij in de brand vloog. De meest genoemde verklaring is dat het personeel bezig was met een experiment waarvan de gevolgen onbekend waren. Ondanks de raadselen rond de oorzaak, draaien de meeste Russische kernreactoren zelfs vandaag nog op volle toeren. Er is nauwelijks iets merkbaar van een mentaliteitsverandering als gevolg van de catastrofe in Tsjernobyl. Men heeft daar nog steeds het volste vertrouwen in de techniek.
In het Westen daarentegen valt een duidelijke scheidslijn te trekken tussen het denken vóór de ramp en het denken erná. Voor de ramp vond een meerderheid van de overheden dat kernenergie de toekomst had. Ondanks protesten van milieugroepen en andere verontrusten werden er voorbereidingen getroffen voor de bouw van meer en meer kerncentrales. Na de ramp deden de kernenergielobbyisten er het zwijgen toe. Het geloof in kerncentrales als de energiebron van de toekomst was in één klap verdwenen. In Nederland werd de voorbereiding voor twee nieuwe centrales - waarvan het debat zou plaatsvinden in de week na de ramp - afgeblazen. Daarentegen vonden de voorstanders van sluiting van de twee al bestaande centrales in Dodewaard en Borssele steeds meer steun.
Wat anti-kernenergie-actievoerders na jaren actievoeren niet lukte, was na de ontploffing in Tsjernobyl een uitgemaakte zaak. Kernenenergie was na deze ramp zwaar in diskrediet geraakt. Tankink: “Op de dag dat wij hoorden dat die ramp in Tsjernobyl plaatsvond, heb ik tegen mijn baas gezegd: die kerncentrales komen er niet meer. Zelf ben ik nooit tegenstander van kernenergie geworden. Er zitten risico’s aan maar het leven is niet zonder risico’s.” Winsemius: “Ik was altijd genuanceerd vóór kernenergie, maar ik ben toen omgezwaaid. Als je de techniek niet aankunt, moet je die techniek niet willen hebben. En het bleek dat wij als maatschappij die techniek niet aankonden.”
De ramp in Tsjernobyl heeft een onuitwisbare indruk achtergelaten en nog steeds is een zeer grote meerderheid van de bevolking tegen kernenergie. Misschien kun je wel stellen dat pas wanneer de mensen die de ramp meegemaakt hebben er niet meer zijn, de collectieve herinnering zodanig vervaagt dat de voorstanders van kernenergie weer een kans maken.
Tekst: Hendrina Praamsma
Regie: Yaèl Koren
Research: Yaèl Koren en Hendrina Praamsma
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: