Spyker
De bekendste Spyker tot nu toe was de C4 uit 1923. Voordat de zonen van een Hilversumse meestersmid zich toelegden op het bouwen van auto’s, vervaardigden ze koetsen voor rijke Amsterdammers en inwoners van het Gooi.
Ook de gouden koets voor Koningin Wilhelmina is van hun hand. Dan worden de gebroeders gegrepen door de zelfrijdende koets. Tussen 1898 en 1926 bouwde de Spykerfabriek ongeveer 1500 exemplaren van de naar hun genoemde automobiel. In eerste instantie verbeterden de gebroeders Spyker een Benz, maar toen zij hun eigen weg in sloegen waren de resultaten indrukwekkend te noemen. De broers wisten een vierwielaangedreven auto te maken, aangedreven door een 8,7 liter zescilindermotor. In 1907 eindigde een Spyker als tweede in de monsterrally Peking-Parijs. Datzelfde jaar trok Jacobus Spijker zich terug uit de fabriek, nadat zijn broer Hendrik Jan verdronken was. Jacobus overleed vervolgens in 1932 na een hartaanval. Na tijdens de Eerste Wereldoorlog vliegtuigen en -motoren te hebben gebouwd, hervatte het bedrijf in 1919 de constructie van auto’s. Door de hoge prijzen en de groeiende buitenlandse concurrentie, onder andere door de massaproductie van Henry Ford, was het merk Spyker echter geen lang leven beschoren. In 1926 ging het bedrijf failliet.
In 1990 bouwde Maarten de Bruijn zijn eigen sportwagen. Nadat hij ondernemer Victor Muller in 1997 ontmoette, ontstond het initiatief de auto op kleine schaal in productie te nemen onder de naam Spyker en zo het merk nieuw leven in te blazen. In 2000 werd de Spyker C8 Spyder gepresenteerd, dit jaar beleeft de coupéversie van dit model, de Laviolette de wereldprimeur op de Autorai in Amsterdam.
Gatso
‘Als je er bovenop staat, dan zie je het niet. Je moet wat afstand nemen, dan zie je dat lijnenspel, die tieten en die kont. Dan is ze zo mooi!’
We praten met eigenaar Peter Bruggeman terwijl hij rijdt in zijn ‘Platje’, de lage, oranje sportwagen van het lang vervlogen merk Gatso. ‘Platje’ ontleent zijn naam aan zijn geringe hoogte en is gebouwd door de vermaarde autocoureur Maus Gatsonides, naar een ontwerp van Jan Apetz.
Van het merk Gatso werden tussen 1945 en 1950 slechts elf exemplaren gebouwd. De Gatso die in 1948 op de Rai werd gepresenteerd, was er een van het type 4000 Aero Coupe. De auto had een groot verschuifbaar coupédak van plexiglas. Naast de Aero Coupe werden een 4-persoons Coupe, een Roadster en een De Luxe Cabriolet gebouwd. In de folder uit januari 1949 is ook een Touring getekend, maar het is onwaarschijnlijk dat dit model ooit is gebouwd. In de loop der jaren zijn bijna alle Gatso’s verloren gegaan. Er bestaan aanwijzingen dat er in Zuid-Afrika nog een Gatso 4000 Roadster zou zijn. In Nederland is er nog slechts één over, een Gatso 1500, genaamd ‘Platje’. ‘Platje’ is een sportwagen gebouwd op het onderstel van een Fiat 1500. Ook de motor, 1500 cc, maar wel met zes cilinders, stamt uit deze Fiat.
Bruggeman:
‘Doordat de autoproductie tijdens de oorlog had stilgelegen, waren er na de oorlog alleen nog auto’s van voor de oorlog. Daarom namen ze een Fiat 1500, braken alles eraf en bouwden er een nieuwe, volledig uit aluminium geklopte carrosserie op. Daarmee was de Gatso 1500 geboren’.
De Gatso 1500 werd gebouwd als racewagen, waarmee in 1949 het snelheidsuurrecord op Zandvoort werd gevestigd. Na het faillissement van de autofabriek van Gatsonides werd de auto door iemand gekocht die hem voor races uitleende aan Graaf van Zuylen van Nijeveld. Uiteindelijk belandde de auto op een autosloop in Wormer, waar Joop Bruggeman hem in 1974 kocht.
Sloop en restauratie
Bruggeman:
‘Mijn oom, oom Joop, kreeg ‘Platje’ in bezit toen hij een sloperij belde voor een Maseratie. Hij vroeg toen wat er verder nog voor auto’s stonden. De sloper vertelde dat er nog een Alfa stond en een Gatso. Hij heeft hem toen gelijk opgehaald’.
Joop Bruggeman verzamelde auto’s. Voor zijn werk als marketing-manager export bij DAF was hij in de gelegenheid overal ter wereld auto’s vandaan te halen.
Bruggeman:
‘Geen nieuwe, maar oude; dat vond hij mooi. Hij restaureerde ze ook niet. In films zie je oude auto’s altijd als nieuw rijden. Dat kan niet. Schoonheid kan ook zijn dat het rubber kapot is, of de koplamp eraf is. Een kapotte buitenspiegel. Oom Joop stalde die auto’s in zijn boerderij. De meest exclusieve auto’s stonden daar. Opgestapeld. En hij zat er de hele dag tussen’.
Omdat Joop Bruggeman alles wilde weten en verzamelen, wanneer hij een bepaalde auto in bezit had, benaderde hij zowel Jan Apetz als Maus Gatsonides voor advies. Er kwam een uitvoerige correspondentie tussen Gatsonides en Bruggeman op gang. Het idee ontstond ‘Platje’ te restaureren en vervolgens de Mille Miglia voor historische automobielen in Italie te rijden. Dat is uiteindelijk nooit van de grond gekomen. ‘Platje’ werd wel gerestaureerd, hoewel dit veel langer kostte dan in eerste instantie de bedoeling was, maar de Mille Miglia is nooit door Bruggeman en Gatsonides gereden. De huidige eigenaar vermoedt dat er onenigheid is ontstaan tussen de twee, doordat Gatsonides om de haverklap opbelde en verzocht met de Gatso aanwezig te zijn op een of andere gelegenheid. Daarnaast wilde Joop Bruggeman de auto niet aan Gatsonides verkopen en toen de laatste een replica wilde maken op basis van een van de enige nog overgebleven Fiats 1500, kocht Bruggeman dit exemplaar net voor zijn neus weg. De correspondentie ondersteunt het vermoeden van wrevel. Op een gegeven moment schrijft Gatsonides aan Bruggeman: ‘Jouw typering van onze relatie “een kleine muis versus een grote kater” verdriet mij een beetje. Heb je mij werkelijk leren kennen als zo’n grote despoot?’
Hoe dan ook, de Gatso 1500, ‘Platje’, werd volledig gerestaureerd en is rijdbaar. Ook Peter Bruggeman wil hem niet verkopen.
‘De verzameling van oom Joop is als partij verkocht en vervolgens over de gehele wereld terecht gekomen. Dit is een van de weinige auto’s die in de familie is gebleven en ik vind dat ik het niet kan maken hem te verkopen. Het is daarmee een soort eerbetoon aan Joop Bruggeman. Oom Joop had eigenlijk de droomwoonkamer van elke man. Zo een met auto’s erin. Als hij wakker werd, kon hij gelijk aan het sleutelen’.
Autosportsman en uitvinder
Maurits Gatsonides (1911-1998) was al voor de oorlog begonnen met het fabriceren van een auto, op een basis van een Mercury. Tijdens de oorlog, toen de brandstof schaars was, vond Gatsonides de gasgenerator uit. De auto kon rijden op een gastank die eerst achterop de auto en later als aanhanger achter de auto was geplaatst. Ondertussen was Gatsonides ook een succesvolle carrière als autocoureur gestart. Tijdens zijn actieve raceperiode zou hij meer dan 2 miljoen kilometers afleggen en vele prijzen winnen. Zo won hij in 1953 de rally van Monte Carlo. Ook tijdens het rijden van rally’s kon hij het uitvinden niet laten. Zo ontwikkelde hij een instrument, waarop tijdens de race gemiddelde snelheid viel af te lezen, zodat de rijder wist hoeveel tijd hij moest goedmaken of kon verliezen, om precies op de gestelde tijd binnen te komen. Na zijn actieve racecarrière vond Gatsonides de Gatsometer uit. Hij ergerde zich aan de politieagenten die vanachter een boom onzuivere metingen deden om vervolgens een bon uit te schrijven. De folder, uitgegeven door het bedrijf bij haar 30-jarig bestaan verwoordde de reden voor het ontstaan van de Gatsometers zo:
‘Lang geleden trachtten politieagenten het euvel van het te hard rijden met handbediende stopwatches te bestrijden. Maar drukten die agenten de knop wel korrekt in? Waren al die metingen wel betrouwbaar? Neen, dat waren ze in veel gevallen niet. De eerste Gatsometers, een kombinatie van over de weg liggende slangetjes met een zelfgemaakte mechanische stopwatch, maakten aan die onzekerheid een eind’.
De Gatsometer, vervaardigd door het bedrijf Gatsometer bv, mat de snelheid nauwkeurig door de tijd te meten die een auto erover deed als hij de tien meter tussen de rubber slangen aflegde. Later werd dit systeem met radar uitgerust en doorontwikkeld tot de nu beruchte ‘flitspalen’. Daarnaast werd een mobiel systeem ontwikkeld dat geschikt was voor inbouw in onopvallende surveillanceauto’s van het Korps Landelijke Politiediensten. Naast de snelheidsmeter is ook de Roodlicht-camera van de hand van Gatsonides. Het bedrijf Gatsometer BV levert nog altijd over de hele wereld camera’s.
Tekst: Rob Bruins Slot
Literatuur
-William Leonard, "Rallies and races. Gatsonides’ adventures", Amsterdam, 1995.
-Toon Kortooms,"Leven als de bliksem", Haarlem, 1995.
Jan Lammerse, "Autodesign in Nederland", Zwolle, 1993.
-Piet Philippa en Rob Wiedenhoff,"Gatso. Race zonder finish", Weert, 1989.
-Autovisie januari 1991 en juli 1991
-Automobiel Klassiek juli/augustus 1994
Bronnen
BEELDEN:
-NCRV, Twien, 2 december 1966
-Polygoon Nederlands Nieuws 1948
-‘Triumph in the Alpes’, Standard Motor Company 1954 en 1956.
-Nederlands Centrum voor Automobielhistorische Documentatie (NCAD), Arnhem
-Gatsometer BV
-Smalfilm museum
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: