Zijn betekenis
Zijn standbeeld staat, meters hoog, midden in het centrum van Paramaribo, aan het Onafhankelijkheidsplein. Hij kijkt uit op het voormalige paleis van de gouverneur van Suriname, een gebouw dat hij als minister-president eindeloos vaak bezocht moet hebben. Achter hem liggen de ministeries waaraan hij leiding heeft gegeven: die van Algemene Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken.
Johan Adolf, maar eigenlijk gewoon Jopie Pengel, heeft ruim twintig jaar, vanaf 1949 tot zijn dood in 1970, een enorme rol gespeeld in de Surinaamse politiek. Als leider van de Nationale Partij Suriname (NPS) en als minister-president in de jaren 1963-1969. Voor veel Surinamers, met name de Creolen, is hij een soort vader des vaderlands. Hij is ook een symbool: een symbool voor een tijd waarin ook wel het nodige mis ging, maar waarin in ieder geval geen plaats was voor drugshandelaren en moordenaars. Voor de oudere zwarte Creolen in de arme volkswijken van Paramaribo is hij van nog grotere betekenis: hij gaf hun eerste politieke leider, hij gaf hen voor het eerst een politieke stem.
Carrière maken
Pengel werd in 1916 geboren als een van de elf kinderen van een gezin van een onderwijzer. De familie Pengel woonde aan de Wanicastraat, op een steenworp afstand van het huidige partijkantoor van zijn NPS. Nu is de Wanicastraat een van de drukkere verkeerswegen in Paramaribo, toen was het een straatje in een achterbuurt aan de rand van de stad. Pengel kwam verder dan zijn buurtgenoten. Hij voerde altijd het hoogste woord en hij was slim.
In die tijd, in de jaren '40, werd de Surinaamse politiek bepaald door een handjevol mensen: alleen een aantal blanken, mulatten en joden hadden stemrecht - en uiteindelijk lag het laatste woord bij de Nederlandse gouverneur en de Nederlandse regering. Hoe lichter gekleurd, hoe groter het aanzien. De rest van bevolking, de als slaven en contractarbeiders naar Suriname gehaalde Creolen, Hindoestanen en Javanen, had tot 1949 geen stemrecht.
Pengel ging studeren aan de rechtschool in Paramaribo, maar maakte zijn studie niet af. Waarom is niet helemaal duidelijk. Volgens sommigen leidde hij een te vrij leven en nam hij zijn studie niet serieus en wilde hij vooral van het leven genieten, volgens anderen werd hij afgewezen voor zijn kandidaatsexamen omdat hij te zwart was.
Maar ook al kon hij dan geen advocaat of rechter worden, het weerhield Pengel niet om zijn buurtgenoten, meestal gratis, juridische adviezen te geven. Hij was, zoals dat in Suriname werd genoemd, een 'advocaat van het erf'. Onder de grote boom op het erf van Pengels geboortehuis stond vroeger een bankje waarop de buurtgenoten zaten te wachten op het advies van Pengel.
Eind jaren '40, hij was toen pas net de dertig gepasseerd, legde Pengel de basis voor zijn populariteit. De Nederlandse boer Van Dijck (een 'boeroe') was eigenaar van een groot stuk grond vlakbij de woning van de Pengels. Op dat land woonden veel arme Creoolse en Hindoestaanse families. Van Dijck wilde meer geld hebben en van de een op de andere dag eiste hij enorme huurverhogingen. De bewoners van het land riepen de hulp van Pengel in, die een grote actie ontketende. Het was vlak voor de eerste algemene verkiezingen in 1949 en de toenmalige elite, die al die stemmen broodnodig had, besloot onder druk van de acties van Pengel c.s. de Van Dijck-familie uit te kopen, zodat de bewoners konden blijven.
Kort daarna werd Pengel actief - in de vakbond de Moederbond, in de NPS en als journalist van het zeer kleine dagblad 'Nieuw Suriname'. Pengel kwam in de Staten - het toenmalige Surinaamse parlement - en werd met steun van zijn eigen zwarte achterban al snel de sterke man van Suriname. De leden van de voormalige lichtgekleurde elite moest een stapje terug doen of zelfs definitief het veld ruimen.
Ook al duurde het tot 1963 voordat Pengel zelf premier werd, in de jaren '50 was hij al, samen met de Hindoestaanse leider Lachmon, de belangrijkste politicus. Zo was hij in 1958 formateur van het kabinet-Emmanuels, maar bleef hij zelf fractievoorzitter van de NPS - een soort Bolkestein avant la lettre. Lachmon en Pengel waren de architecten van de zogenaamde Verbroederingspolitiek, een politiek die er op gericht was Hindoestanen en Creolen vreedzaam met elkaar te laten samenleven. En ook al lag daar in eerste instantie een veel politiek-opportunischer reden aan ten grondslag: samen met de even arme Hindoestanen van Lachmon beschikte Pengel over een goede machtsbasis tegen die al eerder genoemde elite - het gevolg van die verbroederingspolitiek was een decennialange verbondenheid tussen Lachmon (de jongen uit de polder, uit Nickerie) en Pengel, de jongen van het erf. En ook daardoor bleef Suriname in de jaren '50, '60 en waarschijnlijk ook later, allerlei rassenrellen bespaard - rassenrellen die bijvoorbeeld het buurland Guyana jarenlang verscheurd hebben.
Premier
In 1963 werd Pengel uiteindelijk zelf minister-president. Het ging relatief goed met Suriname. Er kwam veel geld binnen, van de bauxiet, maar ook uit Nederland. Pengel was geen conventioneel mens, maar ook geen conventioneel politicus. Ergens in die jaren '60 kreeg hij van zijn collega van de Nederlandse Antillen een bijzonder kado: een leeuw. Een dierentuin kende Suriname toen nog niet. Dus liet Pengel een aantal kooien op zijn erf van zijn eigen woning aan de Surinamestraat bouwen en stopte de leeuwen daarin. Er zaten ook apen en vogels, en zo had werd Pengels erf een eigen dierentuin. Maar voor de omgeving was het niet te harden - de herrie van de dieren waren in de hele buurt te horen en uiteindelijk verdwenen de dieren van het erf - naar de net opgerichte Surinaamse dierentuin.
In 1967 won Pengel opnieuw de verkiezingen en werd hij weer minister-president. Maar macht is verslavend, ook voor Pengel. Zonder Lachmon vormde hij een nieuwe regering waarin hij zelf drie ministeries voor zijn rekening nam: Algemene Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken. Uit die periode stamt ook de legendarische anekdote waarin de minister Pengel van Binnenlandse Zaken het aan de stok krijgt met de minister Pengel van Financiën. Pengel krijgt er in de Staten de lachers ermee op zijn hand.
Maar uiteindelijk gaat het altijd ook geld, dus ook bij Pengel. Pengel deelt grif geld uit. Het is in die tijd dat het Surinaamse ambtenarenapparaat (nu een van de grootste ter wereld) begint te groeien en dat Pengel op zijn buitenlandse reizen een groot gevolg begon mee te nemen.
Kolonisator Nederland is daar lang niet altijd even blij mee. Net op het moment dat Pengel een loonsconflict heeft met de Surinaamse onderwijzers, draait Nederland de geldkraan dicht. In Suriname breken, het is dan 1969, grote stakingen uit en Pengel ruimt het veld. Hij schrijft nieuwe verkiezingen uit. Daarin lijdt hij een forse nederlaag en de NPS blijft buiten het nieuwe kabinet.
Net een jaar later, Pengel is dan nog altijd de leider van de NPS, overlijdt Pengel. Hij is maar 54 jaar oud geworden. Zijn begrafenis is een groot eerbetoon. Wie de beelden van de begrafenis bekijkt ziet dikke rijen mensen in de straten van het centrum van Paramaribo, velen tot tranen geroerd. Het is niet voor te stellen dat een Nederlandse politicus ooit zo'n uitvaart zal krijgen.
Terugkijken
Deugde Pengel? In Suriname is hij een mythe, kritiek op hem is schaars. Maar toch: hij gaf teveel geld uit, hij gaf vriendjes baantjes, er verdween wel eens wat ontwikkelingsgeld in de verkeerde zak - overigens, voor zover bekend, niet in die van Pengel - maar vergeleken met Surinaamse leiders van de afgelopen twee decennia zou hij bijna een fatsoensrakker zijn geweest. Wat Pengel verkeerd heeft gedaan is allemaal peanuts vergeleken met wat daarna gebeurde.
Als Pengel nu nog had geleefd was hij nu 84 jaar geweest. Dat is oud, maar generatiegenoot Lachmon is nog altijd politiek actief. Het is een niet te beantwoorden, maar toch meer dan intrigerende vraag: wat was er gebeurd als Pengel niet was overleden? Hij was zeker de leider van de NPS gebleven. Hij had daardoor automatisch ook een belangrijke machtspositie behouden. Eén van Pengels opvolgers, Henck Arron, zorgde ervoor dat Suriname in 1975 onafhankelijk werd. Arron zelf bezweert dat Pengel het niet anders had gewild, maar anderen, waaronder Pengels biograaf Hans Breeveld, denken daar anders over. Ook al schermde Pengel vaak met de onafhankelijkheid - het lag ook vast in het programma van de NPS - hij zou helemaal niet zo'n haast hebben om die aparte status ook daadwerkelijk te regelen. Hij moest weinig tot niets hebben van de opkomende nationalistische beweging in Suriname - hij dreigde alleen met onafhankelijkheid om Nederland onder druk te zetten.
Maar als Suriname in 1975 niet onafhankelijk was geworden, dan had Suriname in 1980 ook geen militaire coup meegemaakt. Pengel zou dat nooit hebben laten gebeuren, zeggen veel mensen. En Pengel had Bouterse aangekund. En dan zat Suriname dus nu niet met Bouterse, maar dus ook niet met Wijdenbosch, en de decembermoorden, en met drugs...
Het wordt te ingewikkeld, het zijn niet te beantwoorden vragen. Maar ze zijn wel intrigerend.
Tekst: Paul Ruigrok
Reportage: Paul Ruigrok
Bronnen
BEELDEN
De beelden van Pengel zijn voornamelijk Polygoon-beelden (het Surinaams Maandjournaal) en verdere diverse actualiteitenrubrieken (Brandpunt, Achter het Nieuws).
Literatuur
Er is redelijk veel literatuur over de moderne Surinaamse geschiedenis. Het meest interessant is het boek van NRC-journalist Hans Buddingh'- De geschiedenis van Suriname; en John Jansen van Galen - De kapotte plantage.
In november 2000, als Suriname 25 jaar onafhankelijk is, verschijnt de biografie van Pengel, geschreven door Hans Breeveld, zo is de bedoeling.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: