Niet bang zijn
Truus en Freddie komen uit een communistisch gezin en hebben voor de oorlog al Duitse gevluchte Joden in huis. Ze doen al snel koerierswerk en brengen stakingspamfletten rond. Op een dag in 1941 komt Frans van der Wiel langs van de Raad van Verzet. Freddie vertelt: “Hij zag er leuk uit, maar hij lachte niet. Heel serieus zei hij wát we dan gingen doen. Toen had hij het nog niet over schieten, maar wel over dat we trotyl zouden moeten plaatsen op spoorwegen. Maar ik wist helemaal niet wat trotyl was, of bruggen opblazen. Toen zei ik: ‘God, dat hebben we nog nooit gedaan'.”
Hun eerste opdracht is in Overveen. Achter stapels strobalen zit een opslagplaats van Duitse militairen. Ze krijgen glazen aspirinebuisjes mee met een brandbare stof erin die ze goed rechtop moeten houden in hun zak. Truus en Freddie gaan elk met een jongen, alsof het stelletjes zijn. De buisjes moesten ze tussen de strobalen stoppen. De zussen leiden de soldaten af met een beetje flirten en giechelen, en ondertussen steken de vriendjes de buisjes in de fik. "Frans had gezegd: ‘Niet bang zijn, gewoon doen.’", vertelt Freddie. Ze zijn trots als een pauw. De volgende dag hangen er aanplakbiljetten met een beloning voor de tip die de brandstichters kan aangeven.
Siet zorgt eerst voor onderduikadressen, als onderwijzeres heeft ze een groot netwerk. In 1943 is ze medeorganisator van de overval op een bonkantoor in Langweer. Er worden 5.000 bonkaarten buitgemaakt. Na de overval worden de bonkaarten en wapens bij Siet thuis verstopt. “Ik was gewoon naar mijn werk, maar ze hadden wel een sleutel. Ze konden altijd bij me binnen. Het ging goed.”
Doodgeschoten
Vanaf ’43 zit Siet in de zogenaamde Top, bijeenkomsten van het Groninger verzet. Ze gaat steeds meer organisatorische taken doen. In de Top bespreken ze vervalsingswerk, de verdeling van documenten en wapens, de aanpak van verraders en ook liquidaties. Zo besluit de Top dat politiechefs Keijer en Elsinga uit de weg moeten worden geruimd omdat deze mannen jacht maken op Joden en verzetsmensen. "Ze hebben heel veel kwaad gedaan in Groningen." Na de actie worden ter vergelding zes mannen uit Bedum doodgeschoten. “Je hebt een beslissing genomen, op dát moment was die beslissing goed. En dan kun je niet meer zeggen: was het wel goed, of was het niet goed? Want dat is achteraf praten”, reageert Siet fel.
Truus en Freddie krijgen opdracht een hoge SS-officier mee te lokken naar een plek in het bos om daar geliquideerd te worden. Truus: “Ik moest opgemaakt worden, wat ik nog nooit had gedaan. Dus dat deed Freddie dan”. De meiden vinden het resultaat nogal hoerig. Maar Truus heeft succes, ze weet de officier mee te nemen uit het café-restaurant. “Frans heeft hem in een bos doodgeschoten”, vertelt Truus. “Ik vond het heel verschrikkelijk.”
Het went niet
Zowel Siet als de zusjes Truus en Freddie raken bij steeds meer verzetsacties betrokken. Truus en Freddie hebben inmiddels Hannie Schaft leren kennen, die zich aansluit bij het Verzet. Ze werken vaak samen. Samen met Hannie probeert Truus de verrader en herenkapper Ko Langendijk te liquideren. Truus en Hannie zitten samen op een fiets en schieten een aantal keren. De Grüne Polizei komt en de meisjes vluchten in café Spoorzicht. Daar zitten ze, ordinair opgemaakt en doen net alsof ze dronken zijn. Later horen ze dat Langendijk nog leeft maar voor de rest van de oorlog uitgeschakeld is om als mensenjager te fungeren. “Een liquidatie, daar was ik altijd bloednerveus over. Een liquidatie wordt nooit gewoon. Ik had altijd korte nagels. Ik sliep er slecht van. Godzijdank went het niet”, zegt Truus nu.
Ter dood veroordeeld
Op 13 juni 1944 wordt Siet opgepakt bij de Persoons Bewijzen Centrale waar ze bonkaarten komt brengen. Er is kennelijk verraad gepleegd. Siet wordt naar kamp Vught gebracht, waar een kampbewaakster haar mishandelt. Ze krijgt eenzame opsluiting. Daarna moet ze naar het Oranjehotel in Scheveningen. Vervolgens wordt ze overgebracht naar het beruchte Scholtenhuis in Groningen. Siet heeft een schuilnaam opgegeven maar inmiddels zijn de nazi’s achter haar ware identiteit gekomen. In het Scholtenhuis wordt ze verhoord door de gevreesde SD'er Lehnhoff. Ze probeert de daden af te schuiven op dode verzetslui als Piet Hut. Tijdens de verhoren merkt ze dat de vijand behoorlijk veel weet van de organisatie.
Siet wordt beschuldigd van levering van wapens en handgranaten, het gebruik van haar huis als wapenopslag, lidmaatschap van een Knokploeg en pilotenhulp. Ze wordt ter dood veroordeeld. SS-officier Knorr zegt haar: ‘Een kogel is eigenlijk nog te goed voor u, u moet maar worden opgehangen.’ Toch is ze niet heel erg bang. Ze wordt op het Duitse Waddeneiland Borkum in een werkkamp geplaatst, in afwachting van haar vonnis. En ze heeft geluk: door de chaos rond Dolle Dinsdag wordt het vonnis niet voltrokken.
Het einde van de oorlog
Voor Siet is het einde van de oorlog een teleurstelling. Van officiële kant is er geen begrip voor haar verzetsdaden. "Ik moest me verantwoorden, waarom ik uit Duitsland terug gekomen was! En daar zaten wat wij noemden de mensen die op het laatste moment van grijs goed geworden waren." Siet weigert alle medewerking. Ze vertrekt naar Curaçao en werkt daar als lerares.
Ook Truus en Freddie zijn teleurgesteld. Tegen het einde van de oorlog vallen alle verzetsgroepen onder de Binnenlandse Strijdkrachten met aan het hoofd prins Bernhard. "Dat was natuurlijk voor ons gevoel helemaal een verrechtsing", zegt Truus. Af en toe krijgen ze opdrachten waar ze achteraf aan twijfelen. Zo ontstaat wat de zogenaamde Velser Affaire is. Na de oorlog worden alle plaatsen als vanouds ingenomen. Er is geen vernieuwing. Ook worstelen de zusjes met hun verloren jeugd. "Je kon geen kind zijn. We misten mijn moeder heel erg, even een arm om je heen of over je haar strijken. Dat was er natuurlijk niet bij."
Regie en samenstelling: Yaèl Koren
Research: Yfke Nijland, Hannah Dogger
Tekst: Hannah Dogger
Uitzending: zo 20 mei 2012, 21.15 uur, Nederland 2.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: