Een nieuwe dreiging
Koloniale apartheid
In vooroorlogs Nederland bepaalt de verzuiling voor een belangrijk deel je plek in de maatschappij. In de kolonie Nederlands-Indië is dat eerder afkomst en materiële welvaart. Hoe witter hoe beter, hoe rijker hoe meer aanzien.
De meeste Indische Nederlanders horen tot de middenklasse. Zij voelen zich vaak weer verheven boven de massa van de bevolking, de ‘inheemsen’, al was het maar omdat die geen Nederlandse staatsburgers zijn. De Indonesiërs zijn slechts onderdanen van het Koninkrijk.
Indische Nederlanders zitten zelf echter ook in het koloniale keurslijf. Zij worden gediscrimineerd door de ‘totoks’, de blanke mensen die in Nederland zijn geboren. De discriminatie is vaak subtiel, zoals het weigeren van een lidmaatschap van een sociëteit.
Dat is de ervaring van de grootvader van Nanny Vogler. Maar de vader van Greta Pietersz wordt in haar beleving wel in alle clubs aanvaard. Hij heeft dan ook een hoge functie bij de Javasche Bank, zeg maar de staatsbank van Nederlands-Indië. De familie Pietersz is bovendien een Indische familie met wortels die teruggaan naar de tijd van de VOC en Jan Pieterszoon Coen.
Troostmeisjes en animeermeisjes
Tijdens de Grote Oost-Aziatische Oorlog zet het Japanse leger in elk gebied dat verovert wordt bordelen op voor de soldaten. Lokale meisjes worden daar gedwongen te werken. Voor hen hebben de Japanners de term ‘troostmeisjes’ bedacht.
Ook in Indonesië worden in 1942, direct na de bezetting, bordelen ingericht. Families proberen hun dochters uit het zicht te houden, de reputatie van de Japanse soldaten is berucht. Harde cijfers ontbreken, voor heel Azië lopen de schattingen uiteen van 50.000 tot 200.000 troostmeisjes.
Vooroorlogse luxe hotels worden het werkterrein van ‘animeermeisjes’. Zij zijn er voor de hogere Japanse militairen en krijgen voor hun diensten betaald, in geld of natura. Vaak zijn het Indische vrouwen, want zij zijn het meest in trek bij de Japanners.
Over vrijwillige contacten met de bezetter in Indië is nauwelijks iets bekend, maar veel van onze tieners kennen voorbeelden uit hun omgeving van vrouwen die betrekkingen onderhouden met Japanse officieren. Het is de enige manier om nog in hun eigen onderhoud en dat van de kinderen te kunnen voorzien.
Nanny herinnert zich uit het ziekenhuis waar zij werkte ook de diverse keren dat er dames langskomen voor een abortus. Er wordt natuurlijk kwaad over gesproken, maar er zijn na de oorlog geen scènes zoals in Nederland, waar de zogenaamde moffenhoeren publiekelijk worden kaalgeschoren.
De verwezenlijking van een Indonesisch ideaal
Japan bezet Indonesië met als motto ‘Azië voor de Aziaten’. Ze gebruiken de archipel al snel als wingewest, maar de Indonesiërs, met name jongeren, zien wel heil in het motto. Het Japanse bestuur lijkt een oud ideaal mogelijk te gaan maken: onafhankelijkheid. Op termijn, dat wel, maar het is de vervulling van een wens die al tientallen jaren leeft bij de elite van Indonesische intellectuelen.
Het is een wens die nauwelijks gehoor vond bij de koloniale autoriteiten. De vooroorlogse samenleving is weinig flexibel: dat ‘inheemsen’ zelf een staat konden leiden was onvoorstelbaar. Maar op 17 augustus 1945 roept de voorman van de nationalistische beweging, Soekarno, toch echt de Republiek Indonesië uit.
Op de stoep van zijn huis, hij heeft de verklaring op een klein papiertje gezet. Dat is bewaard gebleven en de Japanse invloed is daar nog van af te lezen: het is geen 17-08-‘45, maar 17-08-‘25, de Japanse jaartelling.
‘Bersiap’: de chaos na de Japanse capitulatie
Als Japan capituleert op 15 augustus 1945, staan er alleen in het uiterste oosten van de Indonesische archipel geallieerde troepen. De Japanse bezetter krijgt van het geallieerde opperbevel opdracht de bestaande orde te handhaven. Maar sommige Japanse officieren sympathiseren met de Indonesische nationalistische beweging en geven hun wapens aan Indonesische jongeren. De leiders van de nationalisten kunnen het revolutionaire vuur niet in bedwang houden.
Het handjevol Engelse troepen dat eind september op Java arriveert lukt dat evenmin. Rond oktober 1945 begint op Java een periode van anarchie en chaos. Bersiap wordt het later genoemd, naar de kreet van de pemoedas, de Indonesische jongeren.
Indische Nederlanders zijn een makkelijke prooi voor de fanatieke pemoedas. En voor criminele bendes, want die slaan ook hun slag nu elk gezag afwezig is. Bijna al onze tieners ervaren de Bersiap periode als angstiger dan de Japanse bezetting.
Een deel vlucht halsoverkop naar gebied dat onder controle van de geallieerden staat en moet het kleine beetje bezit dat ze nog hebben achterlaten. Anderen zien het moorden voor hun eigen ogen gebeuren. Christine en Henk hebben daar later in Nederland last van en gaan in therapie.
Persoonlijke verhalen hoofdpersonen
Nu het nog net kan, laat Andere Tijden de Indische tieners van toen aan het woord over de Japanse bezetting. Kijk en luister naar hun persoonlijke verhalen via deze interactieve kaart:
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: