Bijlmerramp door de ogen van de brandweer
27 jaar lang hebben ze bij de vrijwillige brandweer gezeten: Pim Boin en Thijs de Groot uit Driemond. Hun kazerne ligt op nog geen vijf kilometer van de rampplek in de Bijlmer. Op zondag 4 oktober 1992 om 18.39 uur - enkele minuten nadat het vliegtuig is neergestort - gaat ook bij Pim en Thijs het alarm af.
Vrijwillig bij de brandweer
Het overgrote gedeelte van de brandweerkorpsen in Nederland bestaat uit vrijwilligers, net als Thijs en Pim. “Wij kregen dezelfde opleiding als de beroeps, alleen waren die dagelijks aan het werk en wij een paar keer in de maand”, vertelt Pim.
De beroepsbrandweer heeft dus meer ervaring, maar ze worden geconfronteerd met hetzelfde: “Kleine branden, grote branden, hulpverlening bij ongelukken, een koe uit de sloot halen. Dat hoort er ook bij”, aldus Pim. Begin jaren negentig rukt de brandweer in Driemond zo’n twintig tot dertig keer per jaar uit.
Kazerne
In grote tegenstelling tot de beroepsbrandweer zitten de vrijwilligers niet op de kazerne te wachten tot het alarm gaat. Thijs: “De beroepsbrandweer die gaat ’s morgens om 8.00 uur naar de kazerne toe en die zit daar 24 uur. De vrijwillige brandweer moet gewoon 24 uur oproepbaar zijn.”
Terwijl ze dienst hebben, zitten de vrijwilligers meestal ‘gewoon’ op hun werk. Thijs is in 1992 aannemer en Pim werkt bij de gemeente Amstelveen. Van de werkgever vraagt het een flink offer: zodra het alarm gaat, moet de vrijwillige brandweerman alles kunnen laten vallen en razendsnel naar de kazerne toe. Op 4 oktober 1992 zijn Pim en Thijs allebei thuis als hun pieper afgaat.
Veiligheid
Omstreeks middernacht gaan Pim en Thijs uitgeput naar huis. Dan begint pas in te dalen wat in de Bijlmer is gebeurd. Pim gaat de dag daarna gewoon naar zijn werk bij de gemeente Amstelveen: “Eigenlijk wil je terug. Je bent op je werk en je denkt ik moet terug, want het is niet af.”
Op zijn werk volgt hij het nieuws over de Bijlmer via de radio: “Je hoort aantallen slachtoffers noemen. Dat kun je je niet voorstellen. Zelf ben je die flat binnen geweest en daar trof je niemand aan.”
Zowel Pim als Thijs gaat in diezelfde week weer terug naar de rampplek. Daar helpen ze bij het opruimen van al het puin en de zoektocht naar overblijfselen van slachtoffers. Pim: “Dat was ook werk voor de brandweer. En een stukje verwerking.”
BOT
De brandweermannen in Driemond zijn in eerste instantie op zichzelf aangewezen bij het verwerkingsproces. Een week na de ramp vertelt Pim zijn verhaal in een paginagroot artikel van Trouw: "Ik moest erover praten, ik moest het kwijt.”
Thijs legt uit dat dit nu heel anders gaat: "Tegenwoordig heb je een BOT-team en mensen die hier speciaal voor bij rampen zijn." Het Bedrijfs Opvang Team (BOT) richt zich op traumaverwerking door en voor collega’s.
“Maar het BOT-team was er toen nog niet”, verzucht Thijs, “we verwachtten toen wel van de brandweer in Amsterdam dat ze ons zouden opvangen. Maar dat is niet gebeurd.”
Na de ramp ziet de postcommandant van Driemond aan zijn mannen dat dit niet de manier is en hij kaart dit aan bij de leiding van de brandweer in de regio Amsterdam. De brandweermannen uit Driemond krijgen alsnog een gesprek. “Maar dat was een dikke maand later”, vertelt Thijs.
Gevaarlijke stoffen
Een ander probleem dat later pas indaalt bij de brandweer, is het gezondheidsrisico dat de manschappen hebben gelopen tijdens de Bijlmerramp. Thijs herinnert zich nog dat ze op een gegeven moment met lege luchtflessen door de brandende flats liepen: “Wij hadden te weinig materiaal, want we liepen zonder adembescherming. Die fles was allang leeg. En dat kon niet gevuld worden.” De brandweer is niet berekend op een ramp van deze omvang.
Ook met de kleding die de mannen dragen in 1992 blijkt achteraf veel mis. “In die tijd hadden we nog onze duffelse jassen. Gevaarlijke stoffen bleven gewoon in die oude jassen zitten, die werden niet vaak gewassen en dan ademde je de rotzooi gewoon in”, vertelt Thijs. Pim vult aan: “En we hadden toen geen aparte kleedruimte. De jassen hingen gewoon naast de brandweerauto.” Blaaskanker is een beroepsziekte onder brandweermannen.
Pim en Thijs zijn allebei gezond gebleven, maar de Bijlmerramp heeft wel in andere vormen een blijvende indruk achtergelaten. Pim: “Het zit nog steeds in je hoofd. Zodra er een ramp op televisie te zien is, komt het meteen weer naar boven. Dat raak je niet meer kwijt.”
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: