'Doe mij maar zo'n Koreaantje!'

De roze wolk
Na de Koreaanse oorlog (1950-1953) zijn duizenden Amerikaanse soldaten achtergebleven als bezettingsmacht onder de VN vlag. De Hartog spreekt in het televisie-interview over de onmenselijke omstandigheden waarin de kinderen van deze Amerikaanse soldaten en hun Koreaanse moeders verkeren. Ze zijn verstoten door de familie en hebben geen enkele toekomst in eigen land.
“Doe mij maar een Koreaantje”
Duizenden Nederlandse gezinnen reageren op de oproep van De Hartog en geven aan een Koreaans kind te willen adopteren. Onvoorbereid, vol enthousiasme, maar ook zeer naïef wordt de eerste generatie buitenlandse adoptiekinderen verwelkomd. De adoptiegolf uit Korea komt in 1988 tot een abrupt einde. Het Aziatische land organiseert de Olympische Spelen en wil liever een wat moderner imago dan 'kinderexporteur'.
Illegale kindertransacties
In het begin van de jaren vijftig is adoptie nog illegaal in Nederland. Het gebeurt wel in de vorm van ‘illegale kindertransacties’ en is vooral een oplossing voor ongewenste zwangerschappen bij ongehuwde meisjes. Het is de tijd vóór het grootschalig gebruik van anticonceptie, vóór de eerste BOM-moeders en vóór de legalisering van abortus.
Het is een straf voor de moeder
Voor de Tweede Wereldoorlog heerst vooral de opvatting dat meisjes het beste zelf hun kinderen kunnen opvoeden: moeder en kind hebben immers een ‘natuurlijke en onvervreemdbare band’. Het is daarom in het belang van het kind om bij de moeder te blijven. Tegelijkertijd wordt het impliciet als een straf voor de moeder gezien, die de verantwoordelijkheid voor haar veelal ongewenste zwangerschap zelf moet dragen.
Na de oorlog verandert deze opvatting. Voor zowel moeder als kind wordt adoptie dan als een betere optie gezien. Het kind komt op die manier terecht bij liefhebbende pleegouders, terwijl de moeder haar schande achter zich kan laten en haar leven weer kan oppakken. In 1956 wordt om die reden de Adoptiewet ingevoerd. Wettelijke adoptie is vanaf dan mogelijk, en pleegouders krijgen de nodige rechten en plichten.
Afstandsmoeders
Vanaf 1956 wordt adoptie niet alleen geaccepteerd, maar ook gestimuleerd. De Groningse Mieke Piersma herinnert zich dat meisjes vaak dringend verzocht werden hun kind af te staan. “Bij zulke jonge ouders als wij zou het kindje geen toekomst hebben en het zou beter zijn als het in een pleeggezin werd grootgebracht. En dat werd eigenlijk verteld op een manier dat ik geen keuze had. Het moest volgens hen gewoon gebeuren.” Ook de Raad voor de Kinderbescherming waarschuwt Mieke: haar vriend zal ongetwijfeld de benen zal nemen zodra het kind er is.
Ondanks de goedbedoelde adviezen besluit Mieke haar kindje te houden. Zij heeft het geluk dat ze een vriend heeft, veel andere meisjes hebben minder keus. Hun bevallingen vinden plaats in een klein afstandskamertje, waarna hun kindje zo snel mogelijk bij ze wordt weggehaald. Alles is erop gericht de moeder mentaal te sparen, maar dat lijkt vrijwel onmogelijk. Voor hen blijkt afstand doen geen bevrijding, maar het begin van een leven vol schuldgevoel, pijn en elke dag denken aan het kind.
Andere Tijden maakte in 2004 een aflevering over deze afstandsmoeders:
Afstandsmoeders

Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: