Met de verkiezingen van 9 juni voor de boeg draaien de opiniepeilers weer overuren. En wordt de kiezer weer overspoeld met talloze peilingen. Wie wordt de grootste? De VVD, de Pvda of toch het CDA?
De Tweede Kamerverkiezingen van 21 mei 1986 waren al net zo spannend. Met nog een week te gaan stonden de coalitiepartijen CDA en VVD op verlies in de peilingen. En wezen de grote marktonderzoeksbureaus van toen, NIPO, InterView en NSS, allen de PvdA aan als de grote winnaar van de komende verkiezingen.
Maar het liep allemaal anders. Het CDA werd de grote winnaar met 54 zetels en de coalitie van CDA VVD behield haar meerderheid. Lubbers 2 kon verder, totdat het kabinet alsnog in 1989 ten val kwam (zie Andere Tijden 25 februari 2010)
Wat er mis ging met het CDA?
Op 23 mei verschijnt in het weekblad De Tijd een artikel met als kop: ‘Wat er mis ging met het CDA’. Het artikel vervolgt met: “Ruud Lubbers moest het CDA redden, maar ook met de meest populaire lijsttrekker sinds de uitvinding van Maurice de Hond bleef het CDA steken onder het niveau dat de KVP, CHU en AR samen haalden. Electoraal is het CDA mislukt (…)”
De redactie van De Tijd had blijkbaar zoveel vertrouwen in de opiniepeilers die in de week voorafgaand aan de verkiezingen een verlies van het CDA voorspelden, dat ze de opmaak al klaar hadden voor 21 mei, de dag van de verkiezingen. Het eerste kabinet Lubbers had net de rit afgemaakt: het roemruchte bezuinigingskabinet van CDA en VVD.
Beide partijen wilden graag met elkaar door en maakten hun regeringsbeleid tot inzet van de verkiezingen: “Laat Lubbers zijn karwei afmaken”, was de leus van het CDA. Maar er was ook veel weerstand tegen het ‘no-nonsense’ kabinet Lubbers. Zoveel weerstand dat de grootste oppositiepartij, de PvdA met lijsttrekker Joop Den Uyl, volgens de peilers op een historisch grote winst stond: de partij zou zo’n 54 zetels halen. Misschien een zeteltje meer of minder maar de PvdA zou hoe dan ook de grootste partij worden.
PvdA campagneleider Peter Kramer zag de toekomst zonnig in: “Op een gegeven moment stond in de peiling van De Hond de PvdA zelfs hoger dan CDA en VVD samen!”
Straw poll
Politieke peilingen vinden hun oorsprong, waar anders, in de Verenigde Staten. In 1824 houdt de Harrisburg Pensylvanian een peiling voor de presidentsverkiezingen van dat jaar. De krant doet onderzoek onder kiezers in de staat Delaware waarbij ze “without discrimination of findings” haar resultaten publiceerde. De gehanteerde methode, de ‘straw poll’, is gebaseerd op onderzoek onder een grote groep waarbij geen rekening wordt gehouden met evenredige vertegenwoordiging van de ondervraagden. De kans op een goede voorspelling zit hem dan vooral in de grootte van de ondervraagde groep. Straw polls worden tot in de jaren dertig van de 20e eeuw gehouden. Totdat er een meer wetenschappelijker methode zijn intrede doet.
In 1935 verschijnt er nieuwe column in de Amerikaanse kranten. “America speaks” zou de mening van de burger weergeven rond allerlei zaken die de actualiteit van die tijd bepaalden. Met vragen als: Is het onfatsoenlijk in korte broek over straat gaan (1939)? Antwoord: Ja, zegt 63%. Of: mag een getrouwde vrouw werken als haar man haar financieel kan ondersteunen (1938)? Antwoord: Nee, zegt 78%. De man achter deze polls was George Gallup, statisticus en oprichter van de American Institute of Public opinion. Hij houdt een steekproef onder een kleine groep van representatieve kiezers (de zogenaamde aselecte steekproef). Het is die methode die de doorslag geeft bij de peilingen voor de verkiezingen van 1936.
You are wrong again
The Literary Digest peilt sinds 1916 de voorkeur van de Amerikaanse kiezers bij de presidentsverkiezingen. De krant houdt hiervoor een onderzoek onder miljoenen kiezers. In 1936 komt The Digest met de voorspelling dat de gouverneur van Kansas, Alf Landon, de nieuwe president wordt. Maar tegen de stroom in meldt Gallup echter dat F. D. Roosevelt de nieuwe president wordt. En hij krijgt gelijk. Daarmee heeft hij definitief zijn naam gevestigd als opiniegoeroe.
Ger Schild, oud directeur van het NIPO, heeft de grootmeester zelf nog ontmoet. “Het NIPO was onderdeel van Gallup en zodoende hadden we contact. Er waren regelmatig congressen in de Verenigde Staten.” Ondanks zijn goede naam maakte ook Gallup zijn one time misser. Dat was in 1948 bij de presidentsverkiezingen tussen Truman en Dewey. Dit keer voorspelde Gallup een overwinning voor de laatste. De foto waarop winnaar Truman te zien is met in zijn handen de krant ‘Dewey defeats Truman’.
Ger Schild: “Gallup kwam eens met de anekdote dat hij te hard had gereden en werd aangehouden door de politie. Die vroeg hem om zijn rijbewijs. De agent merkte toen op: ‘Ah, meneer Gallup. You are wrong again, sir!’”
Science fiction
In Nederland worden er na 1945 regelmatig peilingen gehouden. In 1940 werd de Nederlandse Stichting voor de Statistiek opgericht, en in ’45 kwam daar het Nederlands instituut voor de Publieke Opinie en marktonderzoek bij. Voor de verkiezingen van 1946 voorspelde het NIPO dat de KVP stemmen zou winnen van de PvdA. Dat klopte niet, de PvdA verloor wel maar de stemmen gingen toen verrassend genoeg naar de CPN. Vanaf de jaren vijftig publiceren Elsevier en het Parool regelmatig de resultaten van politieke peilingen.
Oud NIPO directeur Ger Schild: “De eerste onderzoeken waren huis aan huis enquetes. Die werden op maandag en dinsdag gehouden omdat de vragen over de afgelopen week gingen. ‘Het maandagavond interview’ noemden we dat dan. De vragen gingen voornamelijk over consumentengedrag. Politieke peilingen deden we er dan gewoon bij. Met als standaardvraag: als er vandaag verkiezingen zouden worden gehouden, op welke partij zou u dan stemmen?”
De huis aan huis enquetes worden langzaam overgenomen door telefonische onderzoeken. Begin jaren tachtig doet de computer zijn intrede. Maurice de Hond: ‘Voor de verkiezingen van 1981 konden we gebruik maken van een nieuw systeem: computergestuurd telefonisch enqueteren. Ik was in 1980 naar de VS gegaan en kwam in Dallas bij een bedrijf. Die hadden een grote computer waarmee de enqueteur automatisch vragen kon stellen, de antwoorden werden meegenomen in de volgende vragen en de supervisor al kon kijken naar tabellen die werden gegenereerd. Dat was voor mij absolute science fiction. Ik kwam nog uit het stenen tijdperk. Wij typten eerst de vragenlijsten. Die gingen per post naar de enqueteurs en die gingen de vragen doen. Dan kwamen de lijsten terug om te worden geanalyseerd en uitgewerkt in ponskaarten die dan weer de computer in gingen.’
Nederland kent dan inmiddels veel meer bureaus. De bekendste naast NIPO en De Hond zijn NSS, Intomart en de zzp-er Lagendijk van het gelijknamige bureau. Ger Schild: “Er vond regelmatig overleg plaats tussen de diverse onderzoeksbureaus. Als in de resultaten te grote verschillen ontstonden vonden we het belangrijk om de zaak meer op elkaar af te stemmen. Anders zou men minder vertrouwen krijgen in peilingen. Tegelijkertijd vonden we natuurlijk wel dat onze cijfers de meest betrouwbare waren.”
Schokkende cijfers
Politieke partijen zijn al sinds de jaren vijftig vaste afnemers van politieke peilingen. Joop den Uyl zag het politieke belang van dit soort onderzoek in en gaf actief opdracht aan het NIPO om zelf te peilen. De eveneens uit PvdA afkomstige Marcel van Dam was degene die de exit polls in Nederland introduceerde. Bij verkiezingen in 1966 liet hij studenten bij verschillende stembureaus onderzoek doen naar wat mensen zojuist hadden gestemd. Op basis daarvan kon hij een goede prognose geven van de uitslag. Een andere PvdA prominent was Jan Nagel, lid van het partijbestuur. Hij was tevens eindredacteur van het Vara radioprogramma In de Rooie Haan.
Nagel: “Politieke partijen waren geabonneerd op onderzoeksresultaten van het NIPO maar daar werd erg geheimzinnig over gedaan. Mijn journalistieke gevoel voorspelde mij dat er voor De Rooie Haan een publiciteitsgevoelig onderwerp in zat.” Nagel komt in contact met een jonge socioloog, Maurice de Hond. Nagel: “De Hond paste een door hem ontwikkelde correctiemethode toe. Hij vroeg: wat heeft u de vorige keer gestemd. Dit maakte het mogelijk om rekening ter houden met over- of ondervertegenwoordiging van bepaalde partijen in de enquete. De opiniecijfers in ons programma werden dan ook vanaf het begin bekend gemaakt met de toevoeging: methode De Hond.”
Op 9 oktober 1976 worden de eerste peilingen van de Rooie Haan de ether in geslingerd. Daarbij werden ronkende teksten niet geschuwd. Nagel: “De presentatoren spraken over ‘aardverschuivingen in de Nederlandse politiek’ , en ‘de cijfers die we gaan brengen zullen misschien inslaan als een bom.(…) Ze zijn schokkend, ze zijn betrouwbaar.’ En dat allemaal omdat bekend werd gemaakt dat links tien zetels verloor en de VVD een enorme klapper maakte van 22 naar 39 zetels.
Als reactie op de uitslag van de Rooie Haan toonde vakbondsleider Arie Groenelvelt zich op voorhand een slecht verliezer. “We worden gewoon onpasselijk van de VVD die ons zit op te wrijven na de uitslag van het onderzoek. De VVD is een verzamelpunt van alles wat rechts is, conservatief, egoïstisch, klef en zeker niet liberaal. De VVD kan voor ons barsten.”
Nagels journalistieke gevoel had hem niet zeker niet in de steek gelaten. De maandagkranten openden met het enquêtenieuws. De Rooie Haan had zijn publicitair succes en De Hond vestigde zijn reputatie met zijn methode. En hiermee werd ook de wisselwerking tussen media en peilingen voorgoed bevestigd. De andere bureaus zien dat samenwerking met radio en tv publiciteit en naamsbekendheid oplevert. Voor het geld hoeven ze het niet te doen. Zo werkt NIPO samen met de Avro en NSS publiceert haar resultaten bij de TROS.
Zwevende kiezers
De verkiezingen van 1986 gaan tussen het CDA van zittend premier Lubbers en de Pvda van Den Uyl. De peilingen geven al snel aan dat het een spannende race wordt, temeer daar de PvdA in opmars lijkt. PvdA campagneleider Peter Kramer maakt gebruik van kiezersonderzoek en peilingen.
“Het is de eerste keer dat we het professioneel aanpakten. We maakten gebruik van tracking van kiezers, we deden onderzoek na een uitzending van het 8 uur journaal. Om er achter te komen hoe een bepaalde groep reageerde op onderwerpen. Dan werd er de hele nacht doorgewerkt en ’s ochtends ging de campagneploeg daar mee aan de slag. Waar moesten we op letten? Moeten we toespraken aanpassen?”
Wat het in die tijd lastig maakt zijn de zwevende kiezers. Vanaf eind jaren zeventig lijken kiezers minder vast te houden aan politieke partijen. In 1986 is die groep al gegroeid tot zo’n 25%. Dat betekent dat veel mensen pas in het stemhokje hun keuze zullen bepalen. Ook het CDA houdt zich bezig met kiezersonderzoek en peilingen. Campagneleider Ries Smits: ‘Als campagneteam kun je peilingen heel goed gebruiken. Ze geven een richting aan en je kunt als campagneteam proberen die richting te veranderen. Je gaat op zoek naar de groep twijfelaars. Het CDA heeft veel geïnvesteerd in onderzoek en analyse van peilingen. We hadden een clubje van zes man die zich daarmee bezig hielden. Hoe scoren wij? Wat is onze doelgroep? Welke tv programma’s kijken ze? Zo kregen we een goed beeld van welke mensen positief tegen over ons stonden.”
Het belang van de media is dan al onderkend. Zeker in 1986 wanneer er vooral veel televisieprogramma’s aandacht besteden aan de verkiezingen. Ries Smits:” We wisten welke CDA prominenten het goed deden bij bepaalde groepen. Ruding bv. deed het goed bij de VVD aanhang. Die probeerden we dan bij de TROS te slijten. Hoewel er meer CDA-ers bleken te kijken naar de TROS dan VVD-ers. En in Friesland deed Deetman het heel goed met zijn stijfkoppige houding. Maar in de Randstad moest je niet met hem aankomen."
Karwei afmaken
‘Laat Lubbers zijn karwei afmaken.’ Met die slogan ging Lubbers de campagne in. De premier probeert zijn bonus te verzilveren door vooral in de laatste week actief campagne te voeren. Hij lijkt vooral in de media niet te vermijden. Desondanks geven de peilingen een ander beeld. De Hond: “De laatste peiling van ons was op 17 mei. Die maakte ik bekend in de uitzending. Tot vrijdag had ik gemeten en daaruit bleek dat Den Uyl zo’n vier tot zes zetels voor stond.”
Ook het NIPO kwam met dezelfde cijfers, gebaseerd op onderzoeken gehouden op 12 en 13 mei. Ruim een week voor de verkiezingen. Daaruit bleek dat het CDA op 49 zetels zou uitkomen en de PvdA op 52. Ook bureau NSS kwam met dezelfde resultaten waarin PvdA op winst stond en, belangrijker nog, de coalitie van CDA en VVD geen meerderheid zou behalen. CDA campagneleider Ries Smits: “In de weken voorafgaand aan de verkiezingen merkten we dat de mensen positief tegenover het CDA en vooral Lubbers stonden. Dat proefde je gewoon. Het voelde goed. Het was in ieder geval een ander beeld dan de opiniepeilers ons voorschotelden. Maar voor ons werd duidelijk dat pas in de laatste dagen van de campagne de kiezer een besluit zou nemen op wie te stemmen.”
Maurice Hond: “Heel belangrijk was het televisiedebat op zondagavond tussen Lubbers, Den Uyl en Nijpels. Lubbers stond tussen hen in en bleef van een afstand als de grote staatsman toekijken hoe die andere twee met elkaar stonden te bekvechten. De peilingen gingen wel door maar we hadden te weinig tijd om die mee te nemen. Maar er was wel een verschuiving gaande.”
Oud –NIPO directeur Ger Schild: “Het debat was om 23.00 uur afgelopen en na afloop hebben wij ons homecomputer panel vragen gesteld. Daar kwam uit dat de meerderheid vond dat Lubbers het debat had gewonnen. Dus wij stuurden daar nog een persbericht over uit. Het probleem was echter dat de media zich blind hadden gestaard op onze laatste peiling van 16 mei: daarin stond de PvdA boven het CDA. Je probeert met argumenten de mensen te overtuigen maar het helpt niet.”
De Hond: “Op woensdagochtend werd ik nog geinterviewd op de radio en meldde dat het toch een nek aan nek race zou worden. Het Parool had dat direct die middag op de voorpagina gemeld. “
Het CDA wint overweldigend de verkiezingen, met uiteindelijk 54 zetels. De PvdA wint ook en komt op 52 zetels. Maar CDA en VVD behouden hun meerderheid. De opiniepeilers zijn de grote verliezers. PvdA campagneleider Kramer: “Bij het CDA vielen ze van hun stoel. Bij ons ook, maar dan van verdriet.” Zijn CDA collega Smits:” Wij gingen met een heel simpel motto de verkiezingen doen: ‘Laat Lubbers zijn karwei afmaken.’ Er was na afloop van de verkiezingsuitslag dan ook wel sprake van enig leedvermaak. De opiniepeilers zaten er naast en onze campagnestrategie had goed gewerkt!”
Peilingen: dagkoersen of wetenschap?
Hebben peilingen invloed en zo ja op wie eigenlijk? Of is het vooral een speeltje voor media en politiek om elkaar zoveel mogelijk bezig te houden? De Hond: “Ik heb door de jaren heen met alle partijen wel eens ruzie gehad, Zo was DS’70 boos omdat ik ze in een peiling op 0 zetels had staan en ze ook daadwerkelijk 0 kregen.
Er is altijd discussie geweest over het verbieden van peilingen.Technisch alleen al kan het niet want dan ga je gewoon vanuit het buitenland bellen. Daarnaast krijgen de mensen informatie over de stand van zaken op dat moment en kunnen op basis daarvan hun keuze bepalen.Waarom zou je op die manier het democratisch proces verstoren? In Belgie is eens een verbod geweest, ik meen einde jaren ’80. Er werd toen een politicus geinterviewd die wel inzage had gehad in de peilingen die wel doorgingen, maar niet mochten worden gepubliceerd. Op de vraag waarom hij wel antwoordde hij: wij begrijpen de cijfers. Dat zegt natuurlijk alles. Peilingen hebben veel effect in Den Haag. Daar wordt campagnebeleid op gevoerd.”
De Leidse politicoloog Joop van Holsteyn: “Er bestaat goed en slecht onderzoek. Maar het nut van opinieonderzoek is er wel degelijk. Burgers worden geïnformeerd en kunnen zelf een keuze bepalen op basis van de informatie. Goed onderzoek is gebaseerd op wetenschappelijk gefundeerde technieken. Die zijn tijdrovend en daarom zijn de diverse onderzoeken wetenschappelijk gezien niet even betrouwbaar. Vroeger werd er face to face onderzoek gedaan, later telefonisch. Dat eerste kostte teveel tijd, tweede was makkelijker en was ook goede steekproef mits minimaal 1500 mensen werden benaderd. Dan nog heb je te maken met uitval/marges, maar die worden meegenomen. Internet is onbetrouwbaar omdat een steekproef niet aselect is. Eigenlijk zijn we weer bij de situatie van 70 jaar geleden.”
Ger Schild: “Kijk, peilen is meten. Niet voorspellen. Je kunt alleen ontwikkelingen signaleren. De media maken daar al gauw prognoses van. Je kunt op grond van ontwikkelingen hoogstens verwachtingen uitspreken. Het is net als met het weer voorspellen.”
Regie: Reinier van den Hout
Research: Hasan Evrengün
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: