“Hoe kan een land zo dom reageren?”, roept André Haakmat nog altijd verbijsterd uit. “Met die man kun je Bouterse naar je hand zetten. Ik heb nooit begrepen, toen niet en nu niet, waarom de kolonel Valk weg moest.”
In zijn krappe advocatenkantoor praat Haakmat over de Nederlandse kolonel Hans Valk, leider van de Nederlandse Militaire Missie in Paramaribo ten tijde van de staatsgreep van Desi Bouterse. Al snel na de sergeantencoup van 25 februari gaan er geruchten over de betrokkenheid van Valk, maar deze zijn van officiële zijde altijd ontkend.
Suriname, 1980. Sinds de onafhankelijkheid is het land verworden tot een inefficiënte bende. De drie en een half miljard gulden bruidsschat die het land meekreeg van Nederland is verdwenen en niemand weet waarheen. Veel mensen hebben een ‘zeven-even’: een baan als ambtenaar, waar ze ‘s ochtends vroeg ‘even’ naartoe gaan, om vervolgens te verdwijnen en hun geld elders verdienen. Door alle verspillingen was het land in vijf jaar tijd afgezakt naar het niveau van Haïti, zegt Haakmat. “Misschien iets meer. Maar het politieke klimaat was totaal verziekt. Het parlement deed alles behalve de regering controleren. En de regering deed alles behalve regeren. De bevolking was echt reddeloos, redeloos en radeloos”, aldus Haakmat. Voor iedereen is het duidelijk dat er wat moet gaan gebeuren.
Onze man in Paramaribo
Die ontevredenheid komt tot uiting in het Surinaamse leger. Na de onafhankelijkheid heeft Suriname namelijk een eigen leger gekregen, de Surinaamse Krijgsmacht (SKM). Maar ook binnen dat leger loopt het niet lekker. De onderofficieren liggen overhoop met de legerleiding omdat die hen niet toestaat zich te verenigen in een vakbond. Op 25 februari 1980 komen de onderofficieren daartegen in opstand en grijpen de macht in het land: de sergeantencoup. Het lijkt een beetje op een staatsgreep-per-ongeluk: ze komen in opstand tegen de legertop en blijken daarna het hele land in handen te hebben.
In het eerste interview voor de Nederlandse televisie met de coupplegers verklaart Desi Bouterse: “De wortel van de zaak bij ons was, dus binnen de SKM, dat de leiding totaal niet deugde. De leiding van het land deugde ook niet. Op een bepaald geschikt moment komt het dan zover dat je zegt: ‘Okay jongens, als wij de leiding van de SKM naar huis sturen, dan is het toch ook eerlijk om de andere leiding ook maar heen te laten gaan?”. Ook 29 jaar later zegt Bouterse over de motieven van de coupplegers: “Het ging ons niét om macht. Het ging ons om de situatie die was ontstaan in het land. Een land met zoveel rijke hulpbronnen, totaal verloederd, totaal uitzichtloos”, aldus de oud-legerleider bij de herdenking van de coup afgelopen maand.
De rol van Valk
Het Surinaamse leger wordt sinds de onafhankelijkheid bijgestaan in haar opbouw door een Nederlandse Militaire Missie. Het hoofd van die missie is de Nederlandse kolonel Hans Valk en over zijn rol in de coup bestaat al 29 jaar onduidelijkheid. Valk en zijn medewerkers zijn al sinds 1975 in Suriname gestationeerd en ze zijn zo vergroeid met het land dat de situatie in Suriname hen aan het hart gaat. Haakmat is heel duidelijk, volgens hem zit Valk achter de coup. Hij heeft Bouterse geronseld voor de staatsgreep omdat hij van mening was dat Bouterse de enige was die daartoe in staat was. Die zat er volgens Haakmat helemaal niet op te wachten bij een coup betrokken te worden. “Hij is benaderd door (Surinaamse) officieren, dat heeft hij afgewezen; door onderofficieren, heeft hij ook afgewezen. Daarna heeft Valk Bouterse overgehaald mee te doen door te zeggen dat alleen hij het kon.”
En er is meer dat in de richting van Valk wijst. Een jaar na de staatsgreep doet Majoor Koen Koenders voor de Landmacht Inlichtingendienst in het diepste geheim onderzoek naar het opheffen van de Nederlandse Militaire Missie. Als ‘bijvangst’ van zijn onderzoek stuit hij op het handelen van Valk rond de staatsgreep en daarom is ook hij ervan overtuigd dat de coupplegers er zonder hulp van de Militaire Missie nooit in waren geslaagd de macht te grijpen. “Ik denk dat het dan nooit gebeurd was”, zegt Koenders, “Omdat ze zonder die hulp de capaciteiten niet hebben.” Het rapport van Koenders verdwijnt als staatsgevaarlijk in een lade. De minister van Defensie krijgt het nooit te zien, door toedoen van de Suriname-coördinator op het ministerie. Die ambtenaar is Joris Demmink, nu Secretaris Generaal bij Justitie. Hij beslist dat er niets met de inlichtingen van Koenders moet worden gedaan, omdat hij het rapport taxeert als “een opsomming van roddels en verhalen die hij in 1980 en 1981 al heeft gehoord.”
Koenders denkt dat zijn rapport te schadelijk was om naar buiten te brengen omdat er eigenlijk in stond dat Nederland betrokken was bij de staatsgreep. “Dat kan een land toch niet bekennen. Een land kan (toch) niet toegeven dat het betrokken is bij de omverwerping van een regering in het buitenland?”, zegt hij. Het zijn vrijwel dezelfde woorden die toenmalig ambassadeur Max. Vegelin van Claerbergen gebruikt. “Het zou ondragelijk zijn voor de Nederlandse gedachtegang dat een uiterst democratisch soft land in een ander land even een democratie omver gaat werpen. Dat kon natuurlijk niet!”, verzucht de oud-ambassadeur in zijn huis in Frankrijk.
Toch is de kous daarmee niet af. Want als de Tweede Kamer twee jaar later – in 1983- lucht krijgt van het wegmoffelen van het rapport van Koenders, stelt zij een commissie aan om juist de rol van Valk en zijn Missie te onderzoeken en tevens te achterhalen wat er met de informatie van Koenders is gebeurd. Met het rapport van die commissie in de hand is een groot deel van wat er rond de coup is gebeurd, te reconstrueren. Zo beschrijft het rapport veel van de contacten tussen de Missieleden en de ontevreden onderofficieren, zoals die keer dat Valk bij de kazerne is geweest, twee weken voor de coup. De ambassadeur herinnert het zich nog. “Hij zei het daar op een uiterst grove manier, GVD dit, GVD dat. Nu moet het maar eens uit zijn. Jullie worden als slaven behandeld. Er moet iets gebeuren”, aldus Vegelin van Claerbergen.
De ambassadeur verbiedt het Valk -die ook militair attaché is op de ambassade en daarom de ondergeschikte van Vegelin- daarna nog met de onderofficieren te praten. Hij hoort vervolgens dat die bij Valk thuis over de vloer komen. Hij vindt dat Valk had moeten zeggen: “Luister eens heren, ik heb hier niets mee te maken, ga maar weg”, maar weet ook wel dat dit niet in het karakter van de kolonel ligt. “Mon Dieu, je kon de man niet aan de ketting leggen hè?” glimlacht Vegelin.
Valk blijft raadgever
Vegelin is -toevallig- op het moment van de coup in het buitenland en is pas twee dagen daarna terug. Zelf zegt hij daarover:“Ik had dingen te doen in het buitenland”. Koenders redeneert iets anders. Vegelin ging de dag vóór de coup via Frans Guyana op reis. “Dus in mijn optiek was hij op de hoogte, of vermoedde hij iets, maar dat is altijd ontkend”, aldus de inlichtingenman. En, zo gaat hij verder, “Als Vegelin het weet, dan weet Nederland het formeel. Nederland zou dan voorkennis hebben van een op handen zijnde coup. En dan zou je een bevriende natie moeten informeren. Dat is niet gebeurd.”
Op het moment van de coup is André Haakmat nog onderwijsinspecteur in Amsterdam. Dan vraagt de door Bouterse aangestelde burgerpremier Henk Chin a Sen hem naar Suriname te komen. Haakmat gaat en wordt al snel Superminister: minister van Leger en Politie, minister van Justitie en minister van Buitenlandse Zaken. In Suriname blijkt hij naast Valk te wonen en zijn buurman is goed ingevoerd in de lokale situatie. Die brengt hem snel op de hoogte van de politieke verhoudingen in Suriname. Van hem hoort hij voor het eerst van Bouterse, dé man waar het om gaat.
Ook na de staatsgreep blijft Valk de coupplegers met raad en daad bijstaan. Zo zou het zijn suggestie zijn geweest een burgerregering aan te stellen. Haakmat komt Valk verschillende malen tegen als hij ‘s ochtends overleg heeft met Bouterse: “Ik heb hem menigmaal gezien. Op een gegeven moment was het zo dat ik ‘s morgens ook naar de kazerne ging, niet om half zes, maar ietsje later. Het was eigenlijk zo: ik kwam en Valk ging.”
Dynamiet
De instructies uit Den Haag zijn intussen onverbiddelijk: het is Valk ook na de coup verboden contact te hebben met de nieuwe machthebbers. Daar houdt hij zich niet aan, weet ook ambassadeur Vegelin. “Valk werd beschouwd als iemand die meer wist dan alle onderofficieren bij elkaar. En men had natuurlijk dringend raad nodig. Wat moeten we in godsnaam doen? Wie moet het land gaan leiden? Ik denk dat Valk daar niet zuinig is geweest met goede raad.” Vóór de coup was Vegelin Valk al zo zat, dat hij erop aandrong de kolonel snel over te plaatsen. Den Haag ging daar toen niet op in. Na de coup is Vegelin van mening veranderd: “Ik wou dat Valk nog een aantal maanden bleef, omdat Valk de eerste was die met Bouterse kon praten. Dus ik heb gezegd: ‘Laat hij dan maar proberen om die opening die hij had via Bouterse te gebruiken om er wat goeds van te maken.”
Valk rapporteert aan Den Haag, via de Nederlandse ambassade. Hij is immers ook militair attaché. En op die ambassade zwakt ambassadeur Vegelin die rapportages af. Doelbewust. “Was dat doorgestuurd als volledige weergave dan was het zo explosief geweest in Den Haag dat het geleid had tot een onmiddellijke terugroeping van Valk.” En dat was alleen maar meer voeding geweest voor het gerucht dat Valk de instigator was van de machtsgreep. Voor de relaties tussen Suriname en Nederland zou het onhoudbaar zijn geweest. “Een Nederlandse militair, kolonel, hoofd van de Militaire Missie die daar even op zijn eigen houtje een militaire revolutie gaat organiseren. Dat kon natuurlijk niet hè? Ik heb dat besproken met de medewerkers, ik heb gezegd: dat kunnen we gewoon niet zo doorsturen, dat is pure dynamiet!”, roept de oud-ambassadeur uit.
De decembermoorden
Maar Valk wordt hoe dan ook teruggehaald. Zijn overplaatsing naar het hoofdkantoor van de NAVO in Brussel is al voor de coup besloten en wordt doorgezet, medio 1981. Ter afscheid organiseert de Surinaamse militaire Raad voor hem een diner. En tot verbazing van Vegelin staat Bouterse daar op en spreekt tot Valk: “Kolonel, nu ga ik iets onthullen wat alleen u en ik weten. Zonder u was deze staatsgreep nooit gepleegd”. Voor de aanwezige Haakmat is het nu helemaal duidelijk dat Valk zijn hand heeft gehad in de coup. Ambassadeur Vegelin reageert bijna drie decennia later gelaten. “Natuurlijk was het onhebbelijk, dat was het hele optreden van Valk natuurlijk hè? Daar kon je je wel voortdurend kwaad over maken, maar dat hielp allemaal niets!”, lacht hij.
Valk zelf eist in eerste instantie de eer op voor zijn rol in de staatsgreep, maar als hij in Brussel zit, zwakt hij zijn rol al af. “Ik heb me er vaak op laten voorstaan, maar ik heb het niet gedaan”, zegt hij bijvoorbeeld in een interview met Vrij Nederland in 1983. Ook nu nog bagatelliseert hij zijn rol en wil hij niet voor de camera reageren. Hij wil de zaak na al die tijd laten rusten.
Over het terughalen van Valk is Haakmat nog altijd verbijsterd. Hoe een land zó dom kan zijn. “Nederland had daardoor de sterkste loper uit het politieke krachtenveld weggehaald. En toen was de invloed van Nederland natuurlijk nihil”, meent hij. De Surinamers wilden Valk weer wèl houden, zegt ook Vegelin. “Voor goede raad, maar ook om de militairen in toom te houden”. Dat gebeurt niet en twee jaar na de coup, op 8 december 1982 brengen de coupplegers 15 tegenstanders van het regime om: de decembermoorden waarvoor Bouterse en zijn getrouwen nu terechtstaan in Paramaribo. En juist op die decembermoorden gaat Haakmat door: “8 december is een direct gevolg van het weghalen van Valk daar. En omgekeerd: als Valk daar was gebleven, waren de decembermoorden nooit gebeurd. Precies zo liggen de zaken.”
Tekst: Rob Bruins Slot
Research: Dirk Kagenaar, Rob Bruins Slot
Samenstelling: Dirk Kagenaar
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: