Met de toetreding van de Midden- en Oost-Europese landen verdwijnt op 1 mei 2004 het IJzeren Gordijn definitief. Het is het slotstuk van de euforie die zich na de val van de Sovjet-Unie meester maakt van het Westen. De uitbreiding is even historisch als onvermijdelijk. Na decennia van onderdrukking is het lidmaatschap de voormalige Oostbloklanden beloofd. De Europese lidstaten zien het als een morele verplichting na de tweedeling die ontstaan is in 1945. De kandidaat-landen staan te trappelen. Voor hen is Europa hét opstapje naar vrede en welvaart. Maar na een halve eeuw communisme, is het nog niet zo makkelijk om een Westerse democratie op poten te zetten.
Lievelingetjes
Ondanks de grote inspanning en veel Europees geld, lukt het de kandidaten eigenlijk niet altijd om aan de grote hoeveelheid eisen te voldoen die door Brussel worden gesteld. Tegelijkertijd heeft elk West-Europees land een, vaak historisch bepaald, Oost-Europees lievelingetje. Zeker bij een land als Polen ligt dat gevoelig, vooral voor Duitsland. “Het was volkomen uitgesloten, dat Polen niet bij de eerste toetreders zou horen. Zij zijn niet de Tweede Wereldoorlog begonnen, zij hebben er niet voor gekozen achter het IJzeren Gordijn terecht te komen”, zegt de Duitse Eurocommissaris Günter Verheugen hierover. De lidstaten komen er niet uit. Zo dreigt een veto van Griekenland om Polen als Cyprus wordt uitgesloten.
Big Bang
Het is dan ook geen optie om sommige landen nog de wacht aan te zeggen, zonder andere te schofferen. “Er is een trein op de rails gezet en de machinist is uit de cabine gesprongen”, aldus Tom de Bruijn, diplomaat in Brussel. Onderweg begint het Europese project het vertrouwen van de West-Europese burgers te verliezen. Wordt het niet veel te duur? Wordt de Unie niet te groot? Op 1 mei 2004 treden er tien landen toe. Alleen Bulgarije en Roemenië vallen buiten de boot, bij die landen zijn de criteria nog verre van vervuld.
Proefreferendum over Europa is een succes
Twee Nederlandse steden mogen deelnemen aan het allereerste referendum over Europa. De internationaal bekende stad Delft en het kleine Friese stadje Bolsward, tot verbazing van de lokale burgemeester. De inwoners van de twee steden kunnen tijdens dit speciale proefreferendum voor of tegen een Europese eenheid, met een regering en een grondwet stemmen.
Het buitenland kijkt met nieuwsgierigheid toe hoe dit eerste referendum over Europa verloopt. De burgemeester van Bolsward wil geen modderfiguur slaan voor het oog van de internationale pers en schrijft meteen een brief aan alle politieke en maatschappelijke organisaties in de stad. Ze moeten belangstelling wekken voor de ‘Europese zaak’.
Blikjes room
De samenleving reageert enthousiast. Ze hangen de hele stad vol met Europese vlaggen en spandoeken. Op de huishoudschool serveren leerlingen een Europa-diner en de melkfabriek deelt blikjes room uit met de oproep om te stemmen. Op de dag van het referendum gaat 88 procent van de bevolking in Bolsward naar de stembus. In het Polygoonjournaal vertelt een vrouw over haar keuze: “Ik stem ja, omdat wij als toekomstige huisvrouwen een grotere welvaart en veiligheid voor onze kinderen mogen verwachten”.
Positief proefreferendum
Een overweldigende meerderheid stemt voor een verenigd Europa: 97 procent. Ook in Delft is een ruime meerderheid positief. Deze houding van de inwoners van Bolsward en Delft is te verklaren. Zeven jaar na de Tweede Wereldoorlog liggen de herinneringen aan de gevolgen van een onverenigd Europa nog vers in het geheugen.
De uitslag van het referendum heeft geen gevolgen voor de Europese eenheid, want het is slechts een proefstemming. Het doel van dit referendum is alleen dat Europa meer moet gaan leven onder de burgers. Daarom helpt minister Luns ook persoonlijk mee met het tellen van de stemmen. Ondanks het positieve resultaat van de proefstemming neemt de belangstelling en de steun voor de Europese Unie na 1952 af bij de Nederlandse burgers.
Verkiezingen 1979
In een Postbus-51-spotje legt een vrouwenstem uit waarom het belangrijk is om deel te nemen aan de Europese Verkiezingen van 1979: “Eindelijk krijgen we een stem in de toekomst van Europa. Een kans op meer democratische controle op zaken als werk, milieu, energie, landbouw en visserij.” In een ander spotje voegt een mannenstem daaraan toe: “Daarom zijn deze eerste rechtstreekse verkiezingen zo belangrijk. Want een gekozen parlement is een sterker parlement.” Het is op 7 juni 1979 voor het eerst dat Nederlanders, en de burgers van de 8 andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, kunnen gaan stemmen.
Invloed
Voor die tijd worden leden van het Europees Parlement afgevaardigd vanuit de nationale parlementen, het is een deeltijdbaan. Veel macht heeft het Europees Parlement ook nog niet. Maar met de toename van het aantal taken dat van de nationale overheden wordt overgedragen aan Europa, wordt de democratische controle op die taken van groter belang en zijn de Kamerleden er steeds meer tijd aan kwijt. Daarbij komt dat Brussel voor veel burgers ver weg is. Rechtstreekse verkiezingen moeten hierin verandering brengen. Burgers kunnen zo immers direct invloed uitoefenen. Uit een opiniepeiling blijkt echter dat het animo voor de verkiezingen in Nederland gering is. Voor veel Nederlanders is Europa een gegeven, ze staan er positief tegenover, maar actief deelnemen is een andere vraag.
Kom op voor Europa
De campagne 'Kom op voor Europa' moet hier verandering in brengen. De spotjes zijn informatief van karakter. Ze leggen uit hoe het er aan toe gaat in Europa, maar aandacht voor de verschillende partijen is er nauwelijks, aldus Europarlementariër Schelto Patijn bij de aftrap van de campagne in het journaal. Hij vraagt zich af of het voldoende is. Uiteindelijk komt 58,1% opdagen. Het blijkt de hoogste opkomst ooit. Het percentage is daarna nooit meer verbeterd, met een dieptepunt in 1999.
Opkomst bereikt dieptepunt in 1999
“De opkomst voor de verkiezingen was dramatisch laag.” Zo opent het actualiteitenprogramma Twee Vandaag op 14 juni 1999. De presentatrice verwijst naar de Europese verkiezingen die in de dagen daarvoor plaatsvinden in de lidstaten, voor de vijfde keer sinds de oprichting van de Europese Unie.
In de meeste landen valt het aantal mensen dat naar de stembus gaat erg tegen. Nederland bereikt een dieptepunt: slechts 30 procent van de bevolking stemt. In de gemeente Edam-Volendam is de opkomst met 19 procent het laagste in heel het land.
“Ik heb niet gestemd. Waarvoor? Ze doen toch niks wat je gedaan wil”, zegt een bejaarde Volendamse vrouw verontwaardigd in Twee Vandaag. Een andere Volendammer weet wel waarom zijn dorpsgenoten niet stemmen: “Ze hebben er niks meer mee op, want ze worden toch besodemieterd.” De burgemeester van Edam-Volendam vindt dat Europa iets moet doen: “Europa moet bij de mensen duidelijk maken dat ze ook wat kan betekenen voor de burgers.”
"Ik heb niet gestemd. Waarvoor? Ze doen toch niks wat je gedaan wil."
Euroscepsis
De meest voor de hand liggende reden voor de lage opkomst in 1999 is de toenemende Euroscepsis. De Nederlander Paul van Buitenen brengt kort voor de verkiezingen corruptie en fraude binnen het Europese parlement aan het licht. De Europarlementariërs krijgen hierdoor het imago van zakkenvullers.
Een ander probleem is de late start van de verkiezingscampagne. De protestants-christelijke partijen presenteren als eerste hun verkiezingsprogramma op 11 mei, nog geen maand voor de verkiezingen. De andere partijen volgen pas eind mei. Bovendien overschaduwt een kabinetscrisis de campagne. De Nederlandse burgers gaan niet naar de stembus voor Europa.
Nederlandse burgers stemmen tegen Europa
De belangstelling voor de Europese Unie lijkt in de huidige eeuw weer toe te nemen. De opkomstpercentages bij verkiezingen en referenda kelderen niet verder sinds het dieptepunt van 1999, maar stijgen zelfs een beetje. De burger uit zich wel een stuk negatiever over Europa dan in de beginjaren.
In 2005 hoopt het kabinet-Balkenende II niet alleen op een hoge opkomst bij het referendum over de Europese grondwet, de ministers hopen ook dat de meeste Nederlandse burgers voor deze grondwet stemmen. Toch starten de meeste politici pas laat met de campagne.
Gerrit Zalm: "Ik houd niet zo van folderen."
In het NOS Journaal zien we minister-president Balkenende campagne voeren op de Haagse terrassen: “Je wilt veiligheid, je wilt voorspoed. Dat zijn natuurlijk de zaken die in het belang zijn van iedereen.” Gerrit Zalm, de minister van Financiën, toont minder enthousiasme voor de campagne: “Daar heb ik geen zin in. Ik houd niet zo van folderen.”
Angst voor superstaat
7,7 miljoen Nederlanders gaan op 1 juni 2005 naar de stembus. Dit is bijna driekwart van de stemgerechtigde bevolking. De opkomst is hoog, maar het resultaat pakt erg teleurstellend uit voor Balkenende en de Europese Unie. De meeste Nederlandse burgers vrezen voor een Europese ‘superstaat’ en stemmen tegen de Europese grondwet, tot grote verbazing van het kabinet.
Ondanks dat het referendum slechts raadgevend is, nemen de Nederlandse partijen in het Europese parlement de uitslag over. Ze stemmen tegen de grondwet. Naast Nederland stemt ook Frankrijk tegen de grondwet na een referendum in dat land, waardoor het Europese parlement het voorstel moet verwerpen. Het vertrouwen in een Europese eenheid bij de burgers lijkt in 2005 verder weg dan ooit.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: