Met de verkiezing van voormalig B-acteur Reagan in 1980 dringt de conservatieve vleugel van de Republikeinse Partij door tot het hoogste ambt. Natuurlijk zijn er in de tussentijd Republikeinen aan de macht geweest, maar Reagan wordt gekozen op een uitgesproken conservatieve agenda: het terugdringen van de overheid, belasting naar beneden, en Amerika moet zijn plaats in de wereld terugveroveren.
Zestien jaar eerder, in 1964, steunt Reagan conservatief kanon Barry Goldwater uit Arizona. Goldwater wordt dan nog als te radicaal gezien, niet vertrouwd met zijn hand op de nucleaire knop en verslagen in de verkiezingen. Maar wat dan wordt gezaaid, komt eind jaren zeventig op en breekt in 1980 definitief door.
Een gekaapte partij
Het zijn de Republikeinen die in de negentiende eeuw een einde maken aan de slavernij. En een Republikeinse president zet bijna honderd jaar later de nationale garde in tegen de Democratische gouverneurs in het zuiden om een einde te maken aan de rassenscheiding op scholen. Daarna schuift de partij op naar rechts, wordt overgenomen door de conservatieven, daarna door de ultra-conservatieve Tea Party en vervolgens door de populistische Trump gekaapt.
De taal van 1980
Defensie-uitgaven omhoog, de overheid kleiner, belasting naar beneden; het klinkt als de race van 2016, maar is de taal van 1980. Uit de mond van een ontketende en oncontroleerbare kandidaat die de hele partij het moeras intrekt. Met terugwerkende kracht is het onvoorstelbaar dat de partijleiding het zo ver heeft laten komen.
“We hebben dat geprobeerd”, zegt Clinton in het debat als Trump de economische plannen van Reagan aanhaalt. “We hebben het geprobeerd en het werkte niet. Het bracht ons juist in de ellende van 2007 en 2008”, serveert Hillary de nalatenschap van Reagan af.
Geen vertrouwen in de politiek
Het is een historisch dieptepunt voor de Verenigde Staten: meer dan 80% van de inwoners geeft in 2015 aan dat ze geen of weinig vertrouwen hebben in de nationale regering. De houding van de Amerikanen is in meer dan vijftig jaar niet zo negatief geweest als nu.
In 1958 meten onderzoekers voor het eerst hoeveel mensen vinden dat de regering in Washington doet “what is right”. Het percentage is dan met 73% nog rooskleurig. Maar na de escalatie van de Vietnamoorlog in de jaren zestig begint het vertrouwen in de politiek drastisch te verminderen.
Watergate-affaire
Een bekend dieptepunt is het schandaal rondom de verkiezingen in 1972. Door een mislukte inbraak in het Watergatecomplex – waar het hoofdkantoor van de Democratische Partij gevestigd is – komt aan het licht dat de pogingen om de campagnestrategieën van de Democraten te stelen, zijn georchestreerd tot op het hoogste presidentiële niveau.
Het vertrouwen in de politiek daalt daarna razendsnel. “Nixon is een corrupte man. Hij is zo ongeveer de slechtste politieke figuur in de Verenigde Staten die ik me kan bedenken”, vertelt een Amerikaanse man hoofdschuddend aan een verslaggever van het NOS Journaal in 1974.
In de eerstvolgende verkiezingen in 1976 gaat het om vertrouwen. De niet uit Washington afkomstige outsider Jimmy Carter presenteert zich met succes als een eerlijke en betrouwbare kandidaat en wint de verkiezingen, maar houdt het niet lang vol.
Acteur Ronald Reagan doet wat zijn vier voorgangers niet voor elkaar krijgen: in acht jaar tijd weet hij de nationale politiek zo te sturen dat het vertrouwen groeit met bijna 20%. Het is alleen sinds de jaren zestig zo extreem gedaald dat nog steeds iets meer dan helft van de Amerikanen de overheid niet vertrouwd. Maar dat is toch zeer positief in vergelijking met de huidige cijfers.
De stand van het land in ‘79
“It is a crisis of confidence!”, roept President Jimmy Carter uit. Een vertrouwenscrisis, “die ons recht in het hart en de ziel raakt”, gaat Carter verder. En die dieper gaat dan alleen een oliecrisis. “Want de mensen zijn hun vertrouwen aan het verliezen. Niet alleen in de overheid, maar ook het vertrouwen dat burgers de democratie dienen”, constateert Carter in juli 1979.
Carter heeft zich die zomer van 1979 tien dagen teruggetrokken op het presidentiële buitenverblijf Camp David en daar een keur aan mensen ontvangen. Die hebben hem verteld hoe het land ervoor staat. En Carter is daarvan zo geschrokken dat hij er een complete televisietoespraak aan wijdt.
“Voor het eerst in de geschiedenis van ons land gelooft de meerderheid van ons volk dat de komende vijf jaar slechter wordt dan de afgelopen vijf jaar”. Dat zijn teksten die klinken als de huidige campagne in 2016. “Zoals u weet, is er een groeiende minachting voor de overheid, voor de kerken en de scholen, de media en andere instituties”, somt Carter elementen op die ook nu nog gelden.
“Dit is geen toespraak over geluk en geruststelling; maar het is de waarheid en het is een waarschuwing”, zegt de president na zo’n dertien minuten. Twintig minuten sombert de toespraak dan nog door: het gaat slecht met het land, er is geen vertrouwen en het moet met minder, zuiniger.
“Let's make America great again”
Hoezeer de president de vinger op de zere plek legt, de bevolking wil het liever niet horen. Uitdager Ronald Reagan speelt daar handig op in door te stellen: “Ze zeggen dat onze beste jaren achter ons liggen, maar ik weiger dat te geloven”. Waar Carters boodschap somber is, roept Reagan juist op de schouders eronder te zetten: “Let’s make America great again”. Hé, dat klinkt bekend.
Van de filmset naar de vergaderzalen
Ronald Reagan is niet de enige politicus die zijn carrière begint in Hollywood. Arnold Schwarzenegger, Shirley Temple, Clint Eastwood… Het zijn enkele opvallende namen uit een stroom screen stars en sirens die dezelfde overstap maken.
“Stiekem wil iedereen zijn handtekening hebben”
Filmster-allure gecombineerd met politieke invloed blijkt in de Verenigde Staten een geslaagde en aantrekkelijke combinatie. Tijdens de eerste van de jaarlijkse National Governors Association bijeenkomsten waar Schwarzenegger aanwezig is, zegt gouverneur Donald Carcieri van Rhode Island: “In deze kamer is hij een van de vijftig, maar stiekem wil iedereen zijn handtekening hebben”.
Niet alleen in de Verenigde Staten zijn acteur-politici populair. Zo belanden in India onder andere de acteurs Karthik, Ramya en M. G. Ramachandran in de politiek. Ook de Filippijnen kennen met oud-president Joseph Estrada en voormalig presidentskandidaat Fernando Poe Jr. politici met een verleden in de filmindustrie.
Het is niet verwonderlijk dat acteurs het bij het publiek vaak goed doen als geloofwaardige politici. Een politiek leider moet er goed uitzien, zich goed kunnen presenteren, het publiek aanspreken; eenzelfde soort kwaliteiten die acteurs moeten bezitten. Bovendien hebben acteurs die de politiek ingaan vaak een voorsprong op hun tegenstanders, omdat ze al naamsbekendheid genieten.
“In de politiek gaat het om het echte leven”
Niet elke acteur-politicus brengt het er even goed vanaf. Joseph Estrada belandt na zijn presidentschap in de cel. Wanneer Schwarzeggener gekozen wordt als gouverneur van Californië waarschuwt Estrada hem: “De valkuil is dat je in films niet presteert, het is gewoon acteren. Maar in de politiek gaat het om het echte leven”.
Voor Reagan pakt zijn carrièreswitch echter buitengewoon goed uit. Hij zit als president van de Verenigde Staten twee termijnen uit. Bovendien wordt hij herinnerd om zijn politieke carrière; niet om zijn carrière als B-acteur in films.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: