Drugsepidemie in Nederland
Begin jaren zeventig zien veel mensen drugs nog als een onschuldig middel. Tot Chinezen in Nederland een nieuw stofje introduceren: heroïne. In eerste instantie bestaat het beeld dat het – net als alle andere drugs – weinig schade aan kan richten. Drugsgebruik is een onschuldig, voorbijgaand jeugdfenomeen.
In de zomer van 1972 verandert dat beeld plotseling. Binnen enkele maanden breekt een ware drugsepidemie uit in Amsterdam. De parken liggen ineens vol met heroïneverslaafden. En dat blijkt geen voorbijgaand fenomeen. Heroïne maakt de gebruiker in een mum van tijd hopeloos verslaafd.
Schoonvegen
Met het aantal heroïneverslaafden stijgt het aantal daklozen in Nederland razendsnel. Het gevolg is overlast op straat, in overdekte winkelcentra en op stations. De Nederlandse overheid reageert door in 1976 het drugsbeleid aan te passen. Vanaf dat jaar maken ze officieel onderscheid tussen soft- en harddrugs. De openlijke handel in harddrugs gedogen ze niet langer. Daarnaast gaat er meer aandacht uit naar verslavingszorg.
Zogenaamde ‘schoonveegacties’ die in de jaren tachtig voor het eerst plaatsvinden op de Zeedijk en de Dam kenmerken de kentering in het gedoogbeleid. De gemeente Amsterdam grijpt hardhandig in. Ze laten kraakpanden ontruimen, sluiten dealercafés en speciale politieteams jagen groepjes verslaafden op.
“Deze mensen helpen, dat was gewoon geen populair idee"
Het is geen oplossing voor de overlast, maar de gemeente houdt de drugsoverlast zo enigszins in de hand. Toch vind je in de jaren tachtig overal in Nederland heroïneverslaafden op straat. In Utrecht neemt de overlast toe door onsamenhangende opvangvoorzieningen en terughoudende politici.
Bestuurders zien verslaafde daklozen als lastig en onhanteerbaar. Ze in de zorg krijgen en houden - laat staan huisvesten in een woonwijk - lijkt een onmogelijke opgave. “Deze mensen helpen, dat was gewoon geen populair idee vanwege hun slechte imago, maar het waren er wel steeds meer”, vertelt Jan van Leijenhorst, voormalig wethouder in Utrecht. Bovendien vergroot een nieuwe harddrug, cocaïne, de overlast vanaf de jaren tachtig.
Leven van de straat
In 1994 volgt filmmaker George Mustert verschillende daklozen in Utrecht en Amsterdam. Een van hen vertelt dat hij de laatste tijd moeite heeft om een slaapplek te vinden. Hij kan niet meer terecht op het centraal station: “Amsterdam wil een nette stad worden, zeggen ze, en daar kunnen ze geen daklozen bij gebruiken”. Als hij het toch probeert, maakt de beveiliging hem wakker en jagen ze hem weg. Deze aanpak werd ook wel ‘keep them moving’ genoemd.
Straatnieuws
Sommige initiatieven om het daklozenprobleem aan te pakken, krijgen wel voeten aan de grond. Opvallend succesvol is Straatnieuws: de allereerste daklozenkrant van Nederland. Met een oplage van 500 exemplaren begint de krant in september 1994 in Utrecht. Al snel groeit de oplage naar 20.000 kranten.
In Straatnieuws staan persoonlijke verhalen over het leven als dakloze. Het doel van de krant is om het negatieve imago tegen te werken. De makers van de krant zoeken bewust de confrontatie op door daklozen in te zetten als verkopers. De daklozenkrant is zo succesvol dat hij al snel ook in andere grote steden te koop is.
Naast bewustwording over het daklozenprobleem is het doel van de krant dat daklozen wat bijverdienen, werkervaring opdoen en in een traject terechtkomen om weer een woning te vinden. Niet alleen de verkoopcijfers van de krant zijn goed, Straatnieuws helpt daadwerkelijk mensen uit de goot.
De Tussenbus
In 1994 gaat ook de Tussenbus de straat op in Utrecht. Het is een oude stadsbus die is ingericht met een keukentje. Daklozen kunnen hier overdag terecht voor soep, een deken en een praatje. Maar door veel weerstand en protest van omwonenden is het erg moeilijk om een vaste standplaats te vinden voor de bus.
De Tussenbus heeft ook moeite om de grote stroom daklozen te bedienen. “Die bus werd op dagen zo druk bezocht, dan kwamen er 150 man op af. Wij hadden daar twee vrijwilligers in zitten, die konden het gewoon niet aan, dus dan moesten we sluiten. Er was te weinig voor ze”, vertelt Jules van Dam, directeur van De Tussenvoorziening, de hulporganisatie achter de bus.
Van crimineel naar patiënt
Naarmate de jaren negentig vorderen, groeit steeds meer het besef dat in Nederland iets moet veranderen om de overlast door de grote aantallen verslaafde daklozen te verminderen. De gangbare aanpak is dan nog: eerst afkicken, dan pas hulp. Ondertussen focust de verslavingszorg op afkicken door geheelonthouding, maar veel gebruikers vallen na behandeling terug in hun oude patroon of zijn ‘ongemotiveerd’.
In 1998 start een pilot met heroïneverstrekking in Amsterdam en Rotterdam. Het beeld van de verslaafde is niet langer die van een crimineel, maar van een patiënt die hulp nodig heeft. Deze nieuwe vorm van verslavingszorg krijgt de officiële titel harm reduction: schadebeperking.
Huiskamers en hostels
Initiatieven van betrokken burgers zetten na de eeuwwisseling de toon voor de nieuwe aanpak van verslaafde daklozen. Verloederde, rondzwervende verslaafden krijgen via ‘huiskamerprojecten’ een maaltijd, douche, medische hulp en schone naalden aangeboden. Ook krijgen ze hulp bij het aanvragen van een uitkering of de zoektocht naar een woning.
Op basis van de succesvolle huiskamerprojecten neemt de gemeente Utrecht als eerste de stap om verslaafde daklozen op te vangen in hostels verspreid door de hele stad. Ze gaan daar begeleid wonen en werken. Omwonende burgers protesteren flink, maar de gemeente zet door. Het aantal daklozen neemt in een rap tempo af en de overlast blijkt achteraf flink mee te vallen.
Aantal daklozen neemt weer toe
Het succes van de nieuwe verslavingszorg en opvang heeft niet heel lang geduurd. Sinds 2009 stijgt het aantal mensen zonder dak boven hun hoofd weer. “De meeste hostels zijn allang weer gesloten. Dat is prima, maar als er meer daklozen zijn, zul je ook weer meer hulp moeten gaan bieden”, aldus Jules van Dam, directeur van De Tussenvoorziening.
“We moeten weer alerter zijn. Want ik zie het zelf ook, er zijn weer meer daklozen te zien in de stad. Er lopen weer wachtlijsten op. Als je er niet bovenop blijft zitten dan groeit het je zo weer boven het hoofd en kan je weer opnieuw beginnen”, vertelt Hans Spekman, voormalig wethouder verslavingszorg.
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: