Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
20 juli 2004

Bombardement van Nijmegen

nijmegen 2
Bekijk Video
27 min

22 februari 1944 wordt ook wel de zwartste dag uit de Tweede Wereldoorlog in Nederland genoemd. Bij een bombardement op Nijmegen kwamen bijna 800 mensen om en werden grote delen van de oude binnenstad in puin gelegd. Anders dan Rotterdam was dit geen gericht bombardement van de Duitsers, maar een vergissingbombardement, uitgevoerd door de Amerikanen. De grote vraag is jaren geweest hoe heeft dit kunnen gebeuren? Was het echt een ongeluk, of had de Nederlandse regering in ballingschap inderdaad toestemming gegeven, zoals de Duitsers beweerden? Zestig jaar na de ramp zijn de meningen nog steeds verdeeld. Alfons Brinkhuis, schrijver van het boek ‘De Fatale Aanval’ over de bombardementen van die dag, houdt het op een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Stomme pech. Nijmegen was niet de enige stad in Nederland die 22 februari getroffen werd door de Amerikaanse bommenwerpers; ook Arnhem, Deventer en Enschede werden geraakt. Enschede werd ook in 1943 al getroffen door een vergissingsbombardement, net als Rotterdam.

Arthur Livingston
Arthur Livingston

Samenloop van omstandigheden

Achtergronden
De bommen die op Nijmegen vielen waren eigenlijk bedoeld voor de Duitse stad Gotha en maakten deel uit van een groot offensief, ‘Plan Argument’, gericht tegen de Duitse luchtmacht. Bij de voorbereidingen voor D-day was duidelijk geworden dat, wilden de geallieerden kans van slagen hebben, de Duitse luchtmacht aanmerkelijk verzwakt moest worden. Duitse vliegers richtte grote schade aan bij de Engelsen en Amerikanen. Daarom wilden de geallieerden juist de plaatsen waar vliegtuigen gefabriceerd werden bombarderen, en startten een onderzoek waar die precies waren in Duitsland. Op 20 februari 1944 begon operatie ‘Big Week’. Behalve Gotha behoorden onder andere ook Leipzig, waar een enorm industrieel complex met grote productiecapaciteit van de gevreesde Messersmitt 109 stond, en complexen in Oschersleben, Ascherleben, Bernburg, Halberstadt en Stuttgart tot de doelwitten van de operatie. Een van de grootste problemen was het weer. Om de operatie een succes te laten worden, hadden ze een aantal dagen onafgebroken helder weer nodig. Het weer was ook een van de factoren die bijdroeg aan de ramp die zich op 22 februari voltrok.

Hoewel de weersvoorspellingen voor die dag goed waren, ging het eigenlijk al heel snel mis: Het wolkendek lag die dag bijzonder hoog: op 7500 meter. Normaal gesproken wordt de lucht op zo’n 3500-5000 meter helder. Door het hoge wolkendek konden de vliegtuigen niet goed verzamelen en raakten ze elkaar direct na het opstijgen al kwijt. Een flink aantal bommenwerpers brak hierdoor een kwartier na opstijgen de missie af. Toen de bommenwerpers nog boven de Noordzee zaten werden ze al aangevallen door Duitse jagers. Dit was voor het eerst in de luchtstrijd boven Europa, en de Amerikanen waren dan ook compleet verrast.

Bovendien werkten de radioverbindingen niet goed, om een aantal verschillende redenen: er waren sneeuwstormen die de radioverbindingen stoorden en er werd gebruik gemaakt van een Amerikaans storingsapparaat genaamd ‘Mandrell’ om de Duitse radar in de war te brengen. Dit apparaat kon echter ook de onderlinge verbindingen tussen de verschillende USAAF eenheden verstoren. Tenslotte, en dit was waarschijnlijk het grootste probleem, zat de zendsleutel van een van de radiotelegrafisten vast. Hierdoor bleef deze steeds op zenden staan en drukte zo anderen die in buurt vlogen weg, zodat zij niet meer in staat waren om hun orders te bevestigen.

Een ander gevolg hiervan was dat sommige eenheden de ‘recall’ eerder ontvingen dan anderen, en op eigen houtje op zoek gingen naar een ‘target of opportunity’. Dit kon elk militair doel in Duitsland zijn. Om terug te gaan richting Engeland moest een groot aantal vliegtuigen tegelijkertijd, in formatie een bocht van 180 graden maken. Dit zorgde voor enorme chaos in de lucht boven de Nederlands-Duitse grens. Er stond een harde westen wind die de bommenwerpers nog verder van een oorspronkelijke koers dreef en boven het dikke wolkendek boven Duitsland hadden de piloten weinig aanknopingspunten om zich te heroriënteren. Daar kwam nog bij dat over het algemeen de navigators zich aan een strak vluchtschema moesten houden, en ze gewend waren om boven een dik wolkendek te vliegen. Ze waren dus niet goed bekend met het Europese vasteland en kenden ook de markante punten in het landschap niet. Ze hebben hierdoor niet doorgehad dat ze boven Nederland en niet boven Duitsland vlogen toen ze van hun schema moesten afwijken.

In Nijmegen was het luchtalarm gegaan toen de bommenwerpers overkwamen op weg naar Duitsland. Het sein veilig was net gegeven toen de bommenwerpers terugkwamen. Mensen waren net weer naar buiten gegaan toen de bommen begonnen te vallen. Het aantal doden was wellicht een stuk lager geweest als het luchtalarm op tijd weer was afgegaan. Waarom dit niet gebeurd is, is een van de raadsels die het bombardement van Nijmegen omringen en hangt waarschijnlijk samen met een ander raadsel: Wie waren de laagoverkomende vliegtuigen die honderden ooggetuigen hebben gezien? Volgens onderzoekers aan de Universiteit van Ohio zijn dit waarschijnlijk Duitse vliegtuigen geweest die een oefening boven Nijmegen zouden uitvoeren. Hierdoor verwachtten de Duitsers vliegtuigen, en hebben ze niet direct luchtalarm laten afgaan toen er vliegtuigen gesignaleerd werden.

Tenslotte speelde ook nog mee dat de bemanningsleden 25 vluchten moesten uitvoeren voordat ze aanmerking kwamen voor verlof. Als ze hun bommen niet kwijtraakten, telde de vlucht niet mee en hadden ze het aanzienlijke risico van op klaarlichte dag een aanval boven Duitsland uitvoeren, voor niets gelopen. Hierdoor wilden ze de bommen graag kwijt. Bovendien was het landen met bommen nog aan boord behoorlijk gevaarlijk. Het was veiliger om ze ergens te lozen. Een aantal vliegtuigen hebben dit gedaan bij een weiland in Deventer, waarbij toch nog een dode te betreuren viel.

Volgens Arthur Livingston, ‘belly gunner ’van een van de bommenwerpers van de 446th bomber group die Nijmegen bombardeerde, was het niet zo verwonderlijk dat dit soort vergissingen gemaakt werden. De bemanningsleden waren geen professionele vliegers, maar burgers die na een minimum aan training de lucht in gestuurd werden. Vroeg of laat moest het mis gaan. Twee dagen eerder waren ze ook al naar Gotha gevlogen, maar de resultaten waren toen niet goed genoeg. Daarom moesten ze 22 februari opnieuw naar Gotha. De vliegers waren er niet blij mee want Gotha ligt diep in Duitsland en ze zouden vier uur lang boven Duits grondgebied vliegen. ‘Hoe langer we boven Duitsland vlogen, hoe meer tijd ze hadden om ons neer te schieten.’ De lead navigator van de 446th bomber group begon het bombardement op Nijmegen, en de andere bommenwerpers volgden zijn voorbeeld. Vlak na het bombardement realiseerden ze zich dat ze een Nederlandse stad gebombardeerd hadden, maar wisten niet hoe groot de ravage was die ze aangericht hadden. Ze waren blij dat ze veilig terug konden keren naar de basis Bungay in Engeland. Livingston hoorde pas veertig jaar later, toen Brinkhuis met de research voor zijn boek begon en contact met hem opnam, hoeveel slachtoffers er in Nijmegen gevallen waren.

Peter Braam met zijn moeder
Peter Braam met zijn moeder

De dag dat de bommen vielen

Verhalen van ooggetuigen
22 februari staat in het geheugen van de mensen die het hebben meegemaakt, gegrift. Peter Braam, op die dag bijna zes jaar oud, kan het zich nog goed herinneren. Hij zat in het kleuterklasje van de Montessorischool van de zusters van JMJ (Jezus Maria Jozef) in het centrum van Nijmegen. Deze school werd vol door een van de bommen geraakt. Van de ongeveer dertig kinderen die op dat moment aanwezig waren, zijn er vierentwintig omgekomen. Peter Braam was van zijn klasje de enige overlevende. ‘Die dag begint eigenlijk met dat alarm. Toen moesten we naar buiten. De binnenplaats op, en vervolgens de kelder in. Er was een trap aan de buitenkant, en ik kan me nog heel goed herinneren dat ik boven aan de trap stond terwijl de rest al beneden was en we plotseling weer terug moesten. We moesten onze jasjes gaan halen in de gang en verzamelen in het klaslokaal. Ik heb toen het jasje van de kapstok afgehaald. Omdat ik dat jasje zelf niet dicht kon maken, ben ik naar de zuster gegaan en die heeft het toen voor mij gedaan. Ze stond bij de deur van het klaslokaal. Terwijl ze daarmee bezig was, vielen de eerste bommen op Nijmegen. Door de luchtdruk sprongen de ruiten, en ik zie nog die gordijnen tegen het plafond aanvliegen.’ Van wat er daarna is gebeurd herinnerd hij zich niets meer. Hij kwam bij, liggend onder het puin. Hij werd later onder het puin vandaan gehaald en naar huis gebracht.

Zijn moeder vertelt dat hij er een jaar lang niet over heeft willen praten. Doodsbang was hij voor de vliegtuigen die ’s nachts overvlogen, zo bang zelfs, dat zijn ouders besloten om hem onder te brengen bij een familie buiten Nijmegen, waar de vliegtuigen niet elke nacht overvlogen. Mevrouw Braam herinnert zich verschrikkelijke taferelen op straat. De zieken en gewonden werden op open wagens vervoerd. De lijken werden boven op elkaar gestapeld, twee of drie hoog. Sommigen misten ledenmaten of zelfs hun hoofd. De wagens reden door de St. Anna straat waar het gezin Braam in die tijd woonde. Nog steeds denkt ze er liever niet aan terug.

Toos Strong-Huisman werkte in die tijd als secretaresse in een fabriek in Elst. Elke dag ging ze er met de trein vanuit Nijmegen naar toe. Om half een nam ze dan de trein terug om thuis te eten, om vervolgens om half twee de trein weer terug naar haar werk te nemen. Die dag miste ze voor het eerst in anderhalf jaar de trein, en daardoor zat ze niet in de trein van half twee die getroffen werd door de bommen. ‘Achteraf heb ik gedacht: nou ja, het is mijn tijd niet. Maar ik heb wel angst voor treinen, heel lang gehouden.’ Ze was zuster bij het Rode Kruis en werd die dag al opgeroepen om de slachtoffers te helpen. Ze werkte een dag in de veilinghallen waar veel van de doden naar toegebracht werden ter identificatie en ging daarna in het ziekenhuis werken. Wat ze daar meemaakte staat haar nog steeds duidelijk voor ogen; emmers met ledematen, en overal bloed. Er waren maar weinig middelen en ze was geen gediplomeerde verpleegster. ‘Praten dat was eigenlijk het enige werk wat we op dat moment konden doen.’ Het was roeien met de riemen die ze hadden.

Ook haar jongere zus Bouwien is als vrijwilligster in de veilinghallen gaan werken. Een heleboel mensen waren niet meer te herkennen, en moesten aan de hand van persoonlijke bezittingen worden geïdentificeerd. Sieraden, persoonbewijzen en dergelijke werden dan op de kist gelegd. Als familieleden toch de kist wilden in zien, moest ze dit hen afraden. Ze herinnert zich een bijzonder tragisch geval: ‘Er was een man en die zegt van “Zuster, hier is de ring van mijn vrouw en de bril van mijn vrouw, ik zou graag in de kist willen kijken”. Ik zei “Nou meneer, doet u dat nou maar niet en herinnert u zich uw vrouw zoals u haar voor de laatste keer gezien hebt.” En toen keek hij me aan en zei: “Ja maar dat is juist zo vreselijk, we zijn met laaiende ruzie uit elkaar gegaan, ze smeet de deur dicht en ze ging terug naar haar moeder. En ze heeft die trein van half 2 genomen.”’

Ravage in Nijmegen

Massale droefenis
De ravage na het bombardement was onbeschrijfelijk De oude binnenstad lag in puin. Veel van de zo karakteristieke kerktorens van stad waren verdwenen, het station en stationsplein waren weggevaagd en grote delen van het getroffen gebied stonden in brand. De door veel mensen gebruikte primitieve kacheltjes maakten de brand nog erger. De centrale waterleiding was geraakt en om te blussen moest er water uit de Waal gepompt worden. De waterdruk was te laag en de afstand die overbrugd moest worden veel te groot, dus het blussen duurde erg lang. Drie dagen heeft de stad gebrand. Het totale aantal geïdentificeerde doden staat nu op 771, waarvan ook een flink aantal van buiten Nijmegen afkomstig waren. Brinkhuis denkt dat het aantal mogelijk nog een stuk hoger ligt omdat er maar weinig bekend is over mensen die in Nijmegen ondergedoken zaten.

Het organiseren van de begrafenis lag gevoelig. Ten eerste was er de plek en de manier waarop de slachtoffers begraven zouden worden. Er moest een oplossing gevonden worden waar zowel katholieken als protestanten vrede mee zouden hebben. Uiteindelijk is besloten tot een rouwplechtigheid in concertgebouw de Vereeniging, waarna de slachtoffers op de begraafplaats aan de Graafseweg begraven zouden worden. Harmanus Hondius, de NSB loco burgemeester zou als vertegenwoordiger van de gemeente spreken en een dominee en een pastoor zouden de liturgische handelingen verrichten.

Verder was Mussert al op 23 februari in Nijmegen gearriveerd en hij wilde een demonstratieve politieke begrafenis die als anti Amerikaanse propaganda gebruikt kon worden. Volgens Brinkhuis is het voor een belangrijk deel te danken aan Hondius dat dit niet gebeurd is. De eigenlijke burgemeester, Marius van Lokhorst was ziek en had de meeste taken aan Hondius overgedragen. Van Lokhorst was een notoire NSB’er en niet erg populair in Nijmegen. Hij was er tijdens de rouwdienst in de grote zaal van de Vereeniging onverwachts toch nog in geslaagd om een korte speech te houden waarin hij het heeft over een ‘georganiseerde massa sluipmoord’ en dat ‘Tot dan toe hadden vele goede Nederlanders in hen hun beschermers gezien, maar in Nijmegen kan men deze meening niet meer deelen.’ Hondius had er alles aan gedaan om de begrafenis ingetogen te houden, en was dan ook niet te spreken over deze onverwachte inmenging van de burgemeester.

Na de plechtigheid trok de begrafenisstoet naar de Graafseweg. Achter de lijkwagen liepen de stadsbestuurders waaronder Hondius met ambtsketen, maar zonder NSB uniform. Langs de route stonden duizenden mensen, op sommigen plaatsen vijf rijen dik, die de stoet in doodse stilte langs zagen komen. Op de begraafplaats hield Hondius nog een toespraak, waarbij hij zich verre hield van nazi propaganda, op een opmerking aan het einde van zijn toespraak na. Hij vroeg zich af of de kinderen die hij enkele dagen eerder nog zag zwaaien naar overvliegende Amerikaanse vliegtuigen dit nu nog zouden doen. Deze opmerking viel bij velen niet goed. Ook de NSB was niet blij met zijn optreden en Hondius heeft nog een officiële berisping van de NSB gekregen, die hij overigens niet aanvaard heeft.

Propaganda

Van je vrienden moet je het hebben
De Duitsers zagen in het bombardement een uitgelezen kans om de Amerikanen een slechte naam te geven en startten een propaganda campagne.Op openbare plekken werden posters opgehangen met de teksten: ‘Van je vrienden moet je het maar hebben’, en ‘Anglo-Amerikaanse Terreur’. In de kranten stonden koppen als ‘Engelsche hel in Nederland. Massamoord op vrouwen en kinderen. Wat zegt de Koningin nu?’ Het Nationaal Dagblad schreef: ‘Wederom kan de ‘N.V Moord’, dit duivelsche werktuig, ontsproten aan de breinen van ’s werelds grootste misdadigers buigen op een ‘succesrijke oorlogsactie’. De Anglo-Amerikaanse piraten der lucht hebben de opdrachten van hun joods-kapitalistische leiders ditmaal weer met bijzonder goede resultaten uitgevoerd…’

De propaganda had weinig tot geen effect. De Amerikanen werden zes maanden later na de bevrijding van de stad in ieder geval met open armen ontvangen. Ook het departement van Volksvoorlichting en Kunsten zag dit in. Op 26 april schreven zij in de adviezen van ‘den Propaganda Beirat’: ‘De plaat Nijmegen is politiek gezien niet juist, men brengt bij deze plaat direct Rotterdam 1940 ten berde. Het feit in Nijmegen sprak reeds voldoende en was verdere aandikking door reclame-platen niet noodig zelfs niet gewenscht. De werking van het feit zelf verloor hiermede aanmerkelijk aan kracht.’ Misschien was het gewoon al te laat in de oorlog. De mensen in Nijmegen hadden het al te zwaar gehad met de Duitsers: de Duitse beschuldigingen aan het adres van de Amerikanen en de Nederlandse regering waren niet geloofwaardig meer. De reactie van de Nijmegenaren was overwegend: het is oorlog, dit soort dingen gebeuren nu eenmaal. Hoewel de precieze toedracht van het bombardement jarenlang onbekend is gebleven, en sommigen zo hun eigen theorieën hebben over wat er die dag gebeurd is, gaan de meesten er van uit dat het inderdaad een ongeluk was.

Plein 1944

Wederopbouw en verwerking
De dag na het bombardement begonnen de Nijmegenaren met het opruimen van de puinhopen, maar met de wederopbouw is pas na de bevrijding van Nijmegen begonnen. Wel werden de eerste plannen in 1944 gemaakt. Er werd een commissie gevormd, de Stedenbouwkundige dienst, die bestond uit een vertegenwoordiger van de gemeente Nijmegen en drie architecten die verschillende stromingen binnen de architectuur vertegenwoordigden. Tussen 1945 en 1947 werden er drie plannen gemaakt voor een volledige wederopbouw van de stad. Het eerste plan bleef dicht bij de vooroorlogse situatie, maar werd afgekeurd. Het tweede plan was veel moderner van opzet, te modern. Het werd afgekeurd omdat de oude stad er helemaal niet meer in te herkennen viel. Het derde plan, dat in november 1946 werd gepresenteerd, was een compromis tussen de twee eerdere plannen. Er werd meer vastgehouden aan het vooroorlogse stratenplan, maar er kwamen wel nieuwe pleinen met verschillende functies, waaronder Plein 1944, een plein dat een duidelijk recreatieve functie moest krijgen. Ook moesten er bredere winkelstraten komen, die toegankelijk waren voor auto’s. De Dominicanenkerk, die wel getroffen werd in het bombardement maar nog wel te redden was, werd afgebroken om ruimte te maken voor het nieuwe stratenplan. De toren van de Stevenskerk zou wel hersteld worden. In mei 1947 werd het plan goedgekeurd, en in 1948 werden de eerste panden opgeleverd. Op 17 september1956 werd de voltooiing van de wederopbouw gevierd. De restauratie van de Stevenskerk was in 1969 klaar.

De wederopbouw moest tot stand komen in beperkte tijd en met beperkte middelen. Inmiddels is er het een en ander vervangen in Nijmegen. Plein 1944 is nu aan de beurt. Het is velen een doorn in het oog. Hoewel oorspronkelijk bedoeld voor recreatie, is het daar nooit echt succesvol in geweest. Het plein zoals het nu is voldoet niet, of zoals te lezen valt in het plan van aanpak van de gemeente: ‘het is geen plein, maar een open ruimte’, dat de binnenstad scheidt in plaats van verbindt. Deze maand wordt er een referendum gehouden in Nijmegen waarbij de bewoners van Nijmegen mogen kiezen tussen twee ontwerpen voor de herinrichting van Plein 1944. Hiermee krijgt Plein 1944 een nieuwe kans.

Opvallend is dat er veertig jaar lang bijna niets aan herdenkingen van het bombardement gedaan is. Je hoorde er niets over, dit in tegenstelling tot het bombardement van Rotterdam. Het grote verschil met Rotterdam is natuurlijk dat het bombardement een vergissing was, bovendien nog gemaakt door vrienden ook. Dit maakt het verwerkingsproces veel moeilijker. De Amerikanen waren schuldig aan de vernietiging van de binnenstad en honderden doden, maar tegelijkertijd waren ze ook de bevrijder. Honderden mensen hebben jarenlang niet over het bombardement willen praten. Direct na het bombardement werd alle energie in de wederopbouw van de stad gestoken, de Nijmegenaren richtten zich liever op iets constructiefs. Pas 20 jaar geleden werd er voor het eerst iets aan de herdenking van het bombardement gedaan, en 10 jaar later werden op het jaarlijkse vertelfestival van 1994 in Nijmegen ooggetuigen en overlevenden aan het woord gelaten. Ze kregen de kans om hun verhaal te vertellen. De respons was enorm. Regisseuse Angele Jorna kreeg een heleboel telefoontjes van mensen die ook hun verhaal kwijt wilden. Mensen die vijftig jaar lang er nooit over gesproken hadden, wilden nu wel praten. Ook Bart Janssen, die bezig is met een boek met daarin de verhalen van de nabestaanden van de slachtoffers vertelt hetzelfde verhaal. Hij geeft een voorbeeld van een man die met een vrouw uit het westen van het land getrouwd is en het nooit met haar of zijn kinderen over het bombardement gehad heeft. Of misschien is het zoals Netty van Oss-van den Heuvel, ooggetuige, het zei: ‘het ergste kún je zelfs niet vertellen.’ Over het drama van Nijmegen is jarenlang gezwegen, maar het is nooit vergeten.

Archiefmateriaal

Bevrijdingsmuseum Groesbeek
Gemeente archief Nijmegen, archief van Dhr Brinkhuis
Nederlands instituut voor Oorlogsdocumentatie
RVD filmarchief
Ruw materiaal interview Arthur Livingston voor Televizier in 1994
Ruw materiaal interview Vere McCarthy voor Televizier in 1984
The Memphis Belle: A story of a flying fortress- Amerikaanse propaganda documentaire door William Wyler uit 1944.

Credits
  • Regisseur
    Godfried van Run
  • Researcher
    Laura van Hasselt
  • Researcher
    Sarah van Brussel
Geïnterviewden Bronnen
  • Peter Braam met zijn moeder
    Peter Braam en zijn moeder
  • Arthur Livingston
    Arthur Livingston
  • De fatale aanval

    Alfons E. Brinkhuis, De fatale aanval. Het bombardement op Nijmegen, Arnhem, Deventer en Enschede. 22 februari 1944. Opzet of vergissing (Weesp 1984).

  • De pijn die blijft

    Bart Janssen, De pijn die blijft. Ooggetuigenverslagen van het bombardement van Nijmegen 22 februari 1944 (Nijmegen 2005).

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie:

Meer Andere Tijden