Joop Hueting
De koloniale tijdbom tikt inmiddels alweer zo’n 48 jaar. Op 19 december 1968, precies twintig jaar na het begin van wat eufemistisch “de tweede politionele actie” was genoemd, werd het ontstekingsmechanisme aangezet door Indië-veteraan Joop Hueting. Eerst in de Volkskrant en daarna op tv in “Achter het Nieuws” beschuldigde hij Nederland van het plegen van stelselmatige oorlogsmisdaden tijdens de koloniale oorlog met Indonesië (1945-1949). In diverse afleveringen besteedde Andere Tijden al eerder aandacht aan het Nederlandse oorlogsverleden in Indonesië van 1945 tot en met de soevereiniteitsoverdracht in 1949. Ook Het Spoor Terug van OVT besteedde er al in 1988 aandacht aan. (zie onder aan deze pagina)
Tijdens de dekolonisatie-oorlog met Indonesië werd er wel over gepubliceerd: wreedheden begaan door Nederlandse militairen. Maar in het licht van de wederopbouw en de nog kersverse herinneringen aan de Duitse gruweldaden, leidde de berichtgeving niet tot maatschappelijke verontwaardiging of politieke vraagstelling. “Pak aan in Indië,” was het motto – want “Indië verloren, rampspoed geboren.”
Pas als de jaren 60 hun invloed doen gelden, en vooral de Vietnam-oorlog van de Verenigde Staten steeds heftiger bekritiseerd wordt, is het klimaat rijp om de hand in eigen boezem te steken. De tijdbom die Joop Hueting ontsteekt, levert voor het eerst een heftig maatschappelijk debat op. De poldertraditie getrouw, besluit de regering na een emotioneel kamerdebat tot het instellen van een onderzoekscommissie. Onder leiding van de historicus en jurist Cees Fasseur, destijds werkzaam bij het ministerie van Justitie, verschijnt op 2 juni 1969 de zogenaamde “Excessennota”, een lange (volgens de commissie zelf 'verre van volledige') en droge opsomming van geweldsmisdrijven. Voor het debat in de Tweede Kamer over de nota, een maand later, was weinig belangstelling. Tevergeefs probeerde PvdA-leider Joop den Uyl een parlementaire enquête van de grond te krijgen.
Loe de Jong
Volgend markeringspunt in het oorlogsmisdaden-debat was de verschijning in 1988 van het laatste deel van Loe de Jong’s “Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog,” waarin o.a. de oorlogsmisdaden in Indonesië werden behandeld. Nog voor de publicatie lekte uit dat De Jong een hard oordeel zou vellen. De veteranen, die al woedend waren geweest op Hueting, waren nu opnieuw verontwaardigd. Ze wisten De Jong zover te krijgen zijn oorspronkelijke tekst aan te passen. Maar uiteindelijk, zei De Jong, leidde die discussie af van het belangrijkste punt; 'dat men de primaire verantwoordelijkheid van Nederland daar moet leggen waar zij historisch thuishoort: bij de hoogste politieke leiding'. Het eindoordeel van De Jong over de Nederlandse regering was keihard: 'Van háár ging de opdracht uit om de Republiek Indonesië te bedwingen, dat wil in Nederlands perspectief zeggen een gewapende opstand neer te slaan, en zij wist na enige tijd dat dit bedwingen gepaard ging met excessen en zij heeft, toen zij dat wist, onvoldoende ingegrepen'.
Remy Limpach: “De brandende kampongs van Generaal Spoor”
Sindsdien is het eigenlijk niet meer stil geweest (bijvoorbeeld het in 2002 verschenen 'Last van de oorlog. De Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië en hun verwerking' door Stef Scagliola) in wat nog steeds een excessen-debat wordt genoemd, in plaats van een oorlogsmisdaden-debat. Want dat werd in talloze archiefstukken, detailstudies en te voorschijn gekomen foto’s wel duidelijk. Er wás een koloniale oorlog gevoerd, en in die oorlog waren op grote schaats oorlogsmisdaden begaan.
Het meest recente onderzoek van Remy Limpach, “De brandende kampongs van Generaal Spoor,” onderschrijft feitelijk alleen maar wat we al wisten. De gefragmenteerde kennis, gebaseerd op ambtelijke archieven, dagboeken, brieven en memoires, is nauwgezet geanalyseerd. In OVT zei Limpach bijvoorbeeld: "Ik ben duizenden gevallen van extreem geweld tegengekomen. Alle vormen van geweld die je je kan voorstellen. Martelingen, verkrachtingen, het doodschieten van gevangenen en het platbranden van dorpen."
Ommezwaai
"We moeten in de spiegel van ons eigen verleden durven kijken", zei minister Koenders van Buitenlandse Zaken vrijdag na afloop van de ministerraad waarin het historische besluit is genomen. Hij noemt de jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen Indonesië onafhankelijk wilde worden, "een zwarte bladzijde in de geschiedenis" en "een voor iedereen heel pijnlijke periode".
Drie Nederlandse onderzoeksinstituten willen het onderzoek gaan uitvoeren: het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIHM), het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), en het NIOD, officieel genaamd het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Zij dienden in 2012 ook al een onderzoeksvoorstel in, maar toen zag het kabinet daar de noodzaak nog niet van in.
"Bij de Nederlandse regering is sindsdien het belang nog scherper voor ogen gekomen om jezelf die spiegel voor te houden om naar die pijnlijke periode serieus te kijken", zei minister Koenders. "En daarnaast geeft een aantal maatschappelijke ontwikkelingen, zoals rechtszaken, studies, discussies met veteranen, ook aanleiding om dat dan nu te doen."
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: