Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
21 september 2016

Nederlandse consul Zwartendijk redde Joden tijdens WO2

1
Bekijk Video
1 min

De route naar Curaçao

“Het verzet is minder gedocumenteerd dan je zou verwachten”. Dat stelde  Marjan Schwegman, scheidend directeur van het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, half februari in een interview met de Volkskrant. Zij deed deze uitspraak over het verzet in de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Maar dat ook Nederlanders buiten ons land actief verzet pleegden, is nog veel minder bekend. Zo kent vrijwel niemand de naam Jan Zwartendijk. En dat is vreemd. Want hij redde in de zomer van 1940 als Nederlandse consul in Litouwen ruim 2300 Joden het leven. Zwartendijk gaf visa uit voor Curaçao aan Poolse Joden die Litouwen wilden ontvluchten. Met een illegaal verstrekte doorreisvisum voor Japan, verstrekt door Zwartendijk's collega Sugihara, ontsnapten ze aan een vrijwel zekere dood.

"Wij kinderen begrepen toen niet wat er aan de hand was, maar ik weet nog dat er een griezelige sfeer was"

Dochter Edith

De vermoedelijk laatste nog levende ooggetuige van Jan Zwartendijk’s moedige daden is zijn eigen dochter, Edith Jes-Zwartendijk, nu 89 jaar oud. Zij heeft de rijen wachtende Joden voor haar vaders kantoor in Kaunas in 1940 met eigen ogen gezien, op 13–jarige leeftijd: “Het was een woeste tijd, weet ik nog. Wij kinderen begrepen toen niet wat er aan de hand was, maar ik weet nog dat er een griezelige sfeer was. Ik denk omdat ik die rijen bange mensen zag staan voor mijn vaders kantoor. Mijn ouders waren ook vrij gespannen. Bang was ik vooral voor de Russen die langzaamaan alles gingen beheersen en de macht overnamen. Niets was normaal.“

Er was inderdaad angst voor de Russen, want al op 15 juni 1940 werd de Sovjet-bezetting van Estland, Letland en Litouwen een feit. Het duurde nog tot 3 augustus voordat de sinds 1918 onafhankelijke staten formeel bij de Sovjet-Unie werden ingelijfd. Vanaf die datum zou ook het Nederlandse consulaat van Zwartendijk gesloten worden, dus in de tussenliggende dagen werkte Jan Zwartendijk non-stop door aan het uitschrijven van visa voor Curaçao voor Pools-Joodse vluchtelingen.  

Edith Zwartendijk
Edith Zwartendijk

Een van de eerste visa werd aan Nathan Gutwirth uitgereikt (zie deel 3). Gutwirth was een student aan een bekende jesjiva, een Talmoedschool in de Litouwse stad Tels. Hij was degene die onder de Joodse gemeenschap in Litouwen het nieuws van de Curaçao-visa verspreidde, waarna honderden zich meldden. Gutwirth zou Zwartendijk gekend hebben vanwege hun gezamenlijke voetbalpassie. Dankzij Gutwirth was de zakenman Zwartendijk goed op de hoogte van de gevaren voor de Joden in Litouwen.

De website Remember.org citeert de historicus David Kranzler, die schrijft dat Zwartendijk in de vroege jaren dertig enkele jaren in de Duitse stad Hamburg woonde en zo al de opkomst van de nazi’s meemaakte. Dat bevestigt zoon Rob Zwartendijk: “Mijn ouders hebben waarschijnlijk tot en met 1933 in Hamburg gewoond. Mijn vader werkte toen nog in de olieën en vetten. Maar meer weet ik er niet van”. Waarschijnlijk zag Jan Zwartendijk toen al de gevaren voor de Joden onder de nazi’s.  

“Ik moet mensen helpen die in de puree zitten”

Yad Vashem

Tussen 24 juli en 3 augustus 1940 schreef Zwartendijk 2345 uitreisvisa voor Curaçao uit voor Joodse vluchtelingen. Hoewel hij later nooit over deze actie sprak, schreef hij toch al in juli 1940 in een brief aan het hoofdkantoor van zijn broodheer Philips in Eindhoven in bedekte termen over zijn daden: “Ik moet mensen helpen die in de puree zitten”.

Over Zwartendijk’s motivatie zegt dit briefje niet veel. Een religieuze motivatie ligt niet voor de hand. Zijn intussen overleden zoon Jan jr. schreef dat vader niet naar de kerk ging, hoewel diens eigen ouders vrij streng protestant waren geweest. Zijn beide zoons concludeerden dat vader “deed wat hij voelde dat hij moest doen als een fatsoenlijk mens”. De Canadees-Amerikaanse schrijver Jonathan Goldstein haalt de uitspraak aan van Holocaust-expert Mordecai Paldiel, jarenlang werkzaam bij het herdenkingsinsituut Yad Vashem in Israel. Paldiel stelt: “De buitengewone inzet van Zwartendijk en andere niet-Joodse redders is te verklaren door hun karakter. Hij heeft instinctief gereageerd als getuige van de aantasting van het recht op leven. Dat was het geval bij de Joden voor de deur van Jan Zwartendijk”. In oktober 1997 krijgt Zwartendijk postuum van Yad Vashem de eretitel ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’.

Een origineel zogenaamd "Zwartendijk"-visum: links het Nedrlandse gedeelte, rechts het Japanse
Een Curaçao-visum © balticasia.lt

Rol Sovjet-Unie

Wat tot voor kort onduidelijk is gebleven, is de rol van de Sovjet-Unie. Want waarom zou dit totalitaire land toestemming geven aan deze groep Joodse vluchtelingen om dwars door Rusland te reizen om zo te ontkomen? Dit kan een lokale partijfunctionaris nooit geregeld hebben. Er zijn al lang geruchten dat partijtopman en hoofd van de beruchte geheime dienst NKVD (voorloper van de KGB) Lavrenti Beria hierbij betrokken is geweest. Enig inzicht geeft Victor Israelyan, jarenlang topdiplomaat bij het ministerie van Buitenlandse Zaken in de Sovjet-Unie. Hij schreef verschillende boeken met inkijkjes in de buitenlandse politiek van dat land. Israelyan bevestigt de geruchten als hij schrijft dat op het hoogste niveau is besloten dat deze groep uit Litouwen door Rusland mocht reizen. En ook Beria’s betrokkenheid klopt volgens hem. Hij stelt dat ene Vladimir Dekanozov de daadwerkelijke toestemming gaf voor de doorreisvisa door Rusland, op weg naar Vladivostok en uiteindelijk Japan.  

Vladimir Dekanozov was Beria’s rechterhand. Ze kenden elkaar al sinds midden jaren dertig uit de Sovjetstaat Georgië, waar ook Stalin was geboren. In de partijleiding vormden ze de zogenaamde "Georgische groep". Dekanozov en Beria kwamen in Moskou bij de beruchte geheime dienst, de NKVD, te werken. Beria als hoofd, Dekanozov als zijn adjunct. Dekanozov werd in 1940 belast met het inlijven van Litouwen in de Sovjet-Unie en zodoende kreeg hij te maken met de Joodse vluchtelingen uit Polen. Voormalig topdiplomaat Victor Israelyan schrijft dat het ondenkbaar is dat Dekanozov hierover op eigen houtje beslist zou hebben. Minister van Buitenlandse zaken Molotov moet hiervan geweten hebben. En die kon op zijn beurt onmogelijk toestemming voor de visa hebben gegeven zonder de steun voor dit besluit van Stalin.

Waarom Stalin dit goed heeft gevonden, is niet geheel duidelijk. Een reden kan geweest zijn, stelt schrijver Goldstein, dat zo op een makkelijke manier duizenden straatarme en wanhopige Joden weg zouden zijn uit het straatbeeld van het verse, trotse en net geannexeerde Litouwen. Een andere mogelijkheid is dat de Sovjet-leiders hoopten onder deze vluchtelingen mogelijk toekomstige spionnen te werven voor werk in de Verenigde Staten, Canada of Japan, waar ze mogelijk terecht zouden komen.

Hierover schrijft de latere Israëlische minister van Religieuze zaken, zelf vluchteling met een Zwartendijk-visum, Zerach Warhaftig. Hij had over de poging om mensen aan te zetten tot  spionage gehoord van enkele andere vluchtelingen. Het ging om twee studenten uit de Talmoedschool van Tels. Hen werd bij een screening door Sovjet-personeel gevraagd of ze wilden spioneren, maar ze weigerden dat. Toch kregen zij een visum. Een derde mogelijk motief voor het geven van de doorreisvisa zou simpelweg geld kunnen zijn geweest. Want elke vluchteling moest tussen 170 en 240 US dollars betalen aan het Sovjet-reisbureau Intourist voor de treintickets en visa. Dat geld kwam vaak van Amerikaans-Joodse familieleden en van een orthodox-Joodse hulporganisatie in New York, Vaad ha-Hatzala. Uit officiële bronnen valt dit moeilijk af te leiden en de meeste betrokkenen zijn intussen overleden. En de man die de toestemming zou hebben gegeven, Vladimir Dekanozov, viel later uit de gratie bij de Sovjettop en werd in 1953 geëxecuteerd. Zijn naam is daarna volgens aloude Sovjet-traditie min of meer weggepoetst uit de geschiedenis.

Absoluut niet!

De overlevende Joodse vluchtelingen met een Zwartendijk-visum kwamen terecht over de hele wereld, maar niemand bereikte de op het visum vermelde eindbestemming Curaçao. De latere Israelische minister Zerach Warhaftig, zelf een vluchteling met een Zwartendijk-visum, ontmoette in 1966 de gouverneur van Curaçao in de oorlog, Piet Kasteel. Kasteel was intussen de Nederlandse ambassadeur in Israël geworden. Warhaftig legde aan de oud-gouverneur de achtergronden van Zwartendijk’s "nepvisa" uit. Daarna vroeg hij hem: Zou u als gouverneur van Curaçao deze Joodse vluchtelingen hebben toegelaten? Het antwoord van Kasteel was kort: Absoluut niet! Daarmee onderstreepte Kasteel de slimme truc van Zwartendijk. Hij gebruikte officiële doorreis-visa waarbij slechts één onopvallend maar wel noodzakelijk detail ontbrak: de schriftelijke toestemming van de gouverneur van het overzeese gebiedsdeel waarvoor het visum was uitgeschreven.

21 september 2016

Gedenkteken voor Jodenredder Jan Zwartendijk

1
Bekijk Video
2 min
21 september 2016

Jan Zwartendijk

1
Bekijk Video
13 min
Credits
  • Guido Spring

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: