De Curaçao-connectie
Zwartendijk legt het verzoek voor aan zijn feitelijke baas, ambassadeur L.P.J. de Decker in het Letse Riga. Zijn bevinding: er is geen visum voor Curaçao nodig, maar wel moet er toestemming zijn van de gouverneur van Curaçao. Met die boodschap komt Zwartendijk bij het echtpaar Lewin terug. Zij vragen vervolgens of het mogelijk is om een visum te krijgen waarbij die laatste tostemming weggelaten wordt. In het paspoort zou dan alleen vermeld worden dat een visum voor Curaçao “niet nodig is”. In zo’n geval is er een eindbestemming en hebben douanes de plicht de visumhouder door te laten. Zwartendijk krijgt van De Decker toestemming zijn gang te gaan: het begin van de uitgifte van feitelijke nepvisa waarmee velen gered zullen worden. Visa, die overigens tegelijk geldig waren voor de andere Nederlandse gebiedsdelen in de West, waaronder Suriname.
Begin september 1939 vallen de nazi’s Polen binnen en bezetten het westen van dat land. Later diezelfde maand bezet de Sovjet-Unie het oosten van Polen. Later zal blijken dat Duitsland en de Sovjet Unie die verdeling van Polen op 23 augustus 1939 in het zogenaamde Het Molotov-Ribbentroppact overeen zijn gekomen. Veel Poolse Joden slagen op de vlucht, veelal naar de Baltische staten die dan nog onafhankelijk zijn. De meesten kiezen voor Litouwen. Het grenst aan Polen en herbergt van oudsher al een grote Joodse minderheid.
Maar op 15 juni 1940 bezet de Sovjet-Unie de Baltische landen, waaronder Litouwen. Vlak daarvoor is de Nederlandse consul van Litouwen vanwege vermeende nazi-sympathieen van zijn Duitse vrouw van zijn functie ontheven. De ambassadeur voor de Baltische staten, de in het Letse Riga gestationeerde De Decker, wordt gevraagd een nieuwe consul in Litouwen te zoeken. Hij vraagt Jan Zwartendijk. Deze Zwartendijk was de meest ervaren Nederlander in Litouwen. In de hoofdstad Kaunas is hij al sinds eind 1938 werkzaam als directeur van de Litouwse Philips-vestiging. Zwartendijk stemde toe en wordt waarnemend consul. Zo wordt het Philips-kantoor in Kaunas vanaf 14 juni 1940 tevens een Nederlandse consulaat. Een dag later vallen de Sovjets Litouwen binnen.
Jan Zwartendijk is in 1976 overleden. Zijn zoon Rob Zwartendijk vertelt 76 jaar later in Blaricum: “Hij schreef in het Frans in hun paspoort: “het Nederlandse consulaat van Kaunas verklaart dat er voor Curaçao geen visum nodig is.” De datum zette hij erbij plus een groot stempel. Zo zag het er erg officieel uit. De toestemming van de gouverneur van Curaçao die nodig was, heeft hij expres weggelaten”.
Direct na de Russiche inval meldt Nathan Gutwirth zich bij consul Zwartendijk. Ook hij is een Poolse Jood met een Nederlands paspoort. En ook hij wil naar Curaçao of een ander Nederlands gebiedsdeel in de West. Het is niet ver van Amerika waar hij familie heeft en waar hij uiteindelijk naartoe wil. Ook in zijn paspoort schrijft Zwartendijk dat er geen visum voor Curaçao of Suriname nodig is. Het verhaal van het Nederlandse visum van Jan Zwartendijk gaat vervolgens als een lopend vuurtje rond in de gevluchte Joods-Poolse gemeenschap in Litouwen. Nathan Gutwirth zelf brengt Joden die ook weg wilden maar geen Nederlands paspoort hebben, persoonlijk naar Zwartendijks consulaat. Binnen korte tijd staan er honderden mensen op de stoep. “Het is een beetje uit de hand gelopen” zou Nathan Gutwirth er later over zeggen.
Zoon Rob Zwartendijk, in 1939 geboren in Kaunas, vertelt nu: “Mijn vader zei: Als ik met zo’n visum mensen kan helpen en redden, dan doe ik dat. Tussen 24 juli en 3 augustus 1940 heeft mijn vader 2345 visa uitgeschreven. Het was dringen voor het smalle trappetje van zijn kantoor. Van ’s morgens vroeg tot ‘s avonds laat was hij bezig. Bijna non-stop, want de Russen zouden op 3 augustus, de dag dat Litouwen officieel zou worden ingelijfd, het consulaat sluiten”.
Chiune Sugihara: de Japan-connectie
Maar wat moeten al die Joodse vluchtelingen met een visum met eindbestemming Curaçao of Suriname? Feitelijk loopt de enige mogelijke route via Rusland. Maar Rusland eist voor dergelijke transit-visa niet alleen een visum met een eindbestemming, maar wil ook een doorreisvisum van een vervolgland op de route, bijvoorbeeld van Japan. Daarmee is Rusland zeker dat de vluchtelingen Rusland ook weer zullen verlaten – of ze nu wel of niet Curaçao of Suriname als eindbestemming zullen bereiken.
Nathan Gutwirth klopt vervolgens in Kaunas aan bij de Japanse consul Sugihara. Ook hij ziet het dilemma en besluit, net als Zwartendijk, om de Joodse vluchtelingen te helpen. En zo begint de Japanse consul, zonder medeweten van zijn superieuren in Tokio, eveneens met het uitschrijven van Japanse doorreisvisa voor Joden die van Litouwen via Rusland en Japan naar Curaçao willen.
Opvallend is dat de twee consuls, Sugihara en Zwartendijk, elkaar nooit hebben ontmoet, hoewel hun kantoren op tweehonderd meter van elkaar zaten. Wel hadden ze telefonisch contact. Ongepland werkten ze samen en redden zo duizenden mensen het leven. “Werk toch niet zo snel, ik kan het niet bijhouden” zou Sugihara op 1 augustus aan de telefoon tegen Zwartendijk hebben gezegd. Want Zwartendijk had intussen al bijna 2000 visa uitgeschreven. Maar Sugihara, die met een penseel in Japans schoonschrift werkte waar Zwartendijk inmiddels een provisorisch stempeltje tot zijn beschikking had, had er nog maar ca. 700 af. Toch zouden uiteindelijk alle 2345 visa ook van een Japans doorreisvisum voorzien worden.
Dankzij het Nederlandse Curaçao-visum en het Japanse doorreisvisum kunnen de in Litouwen vastzittende Joden vertrekken. Om in Japan te komen, moeten de vluchtelingen wel eerst met de trein door Rusland. Over die reis en het vervolg daarvan volgende week in deel 2.
Hoe en waarom de Russen toestemming gaven aan deze groep Joden om te vertrekken, blijft deels onduidelijk. Het lijkt erop dat er op het hoogste niveau over is beslist, in de top van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Verschillende bronnen noemen Lavrenti Beria, de gevreesde baas van de NKVD, de Russische geheime dienst. Zoon Rob Zwartendijk heeft contact gehad met een Litouwse student die beweerde dat er bewijzen voor zouden zijn. Maar de student blijkt onvindbaar. Toch wordt steevast Beria genoemd als de man die deze groep heeft laten doorreizen per trein dwars door Rusland. Ook Ruslandkenner Robert van Voren, al vijftien jaar werkzaam in Litouwen, denkt dat Beria de toestemming gaf. “Waarom hij specifiek deze groep Joden toestemming gaf om door te reizen, weten we niet. Maar Beria was een heel bijzondere man. Weliswaar was hij een schoft, maar hij was uiterst pragmatisch”.
Robert van Voren doceert als professor Soviet- en post-Sovietstudies aan de Vytautus Magnus Universiteit in Kaunas. En dat doet hij sinds de nieuwbouw vaak in de Zwartendijk-zaal van die universiteit. “Ik vind het heel bijzonder om als Nederlander nu les te geven in een zaal die genoemd is naar een andere Nederlander, hier in diezelfde stad. Raar, maar zo speelt de geschiedenis”.
In Kaunas leeft de naam Zwartendijk dus voort. Maar in Nederland is zijn naam vrijwel onbekend. Loe de Jong schrijft in zijn gezaghebbende standaardwerk ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ geen letter over Zwartendijk. Er blijkt bij het NIOD geen rapport over Zwartendijk en zijn daden te bestaan. In de studiezaal bekijk ik een dun mapje met wat knipsels. En dan kom ik een brief tegen, van dit instituut, dat toen nog Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie heette. Als antwoord op een brief van de zoons van Zwartendijk schrijft het RIOD op 26 februari 1996 aan hen: “Inzake het optreden van Jan Zwartendijk is door het RIOD geen onderzoek verricht”. En dat is raar, want al sinds 1963 is ook in Nederland bekend wat Zwartendijk precies in Litouwen gedaan heeft. (zie krantenartikel Leeuwarder Courant, hieronder)
Volgende week: deel 2 (slot) van dit bijzondere verhaal
Vragen?
Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?
Neem dan contact op met de redactie: